Op 19 augustus 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een vonnis gewezen in de zaak tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eiseres, vertegenwoordigd door LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen, heeft een vordering ingesteld voor de betaling van een hoofdsom en wettelijke rente. De gedaagde partij heeft niet tijdig geantwoord op de dagvaarding, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft de gevorderde hoofdsom en wettelijke rente toegewezen, maar de aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen. De rechter oordeelde dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, maar dat de gevorderde vergoeding niet kon worden toegewezen omdat niet was gebleken dat de gedaagde een betalingstermijn van 14 dagen was gegeven in de aanmaning, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW.
De kantonrechter heeft verder overwogen dat de termijn van 14 dagen begint te lopen vanaf de dag na ontvangst van de aanmaningsbrief door de schuldenaar. De rechter heeft verwezen naar een eerdere uitspraak van het Hof Den Haag om te onderbouwen dat de schuldeiser ervoor kan kiezen om de aanmaningsbrief aangetekend te versturen om discussie over de datum van ontvangst te voorkomen.
De gedaagde partij is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 242,16, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld om aan de eiseres een bedrag van € 62,17 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.