ECLI:NL:RBMNE:2015:6171

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
20 augustus 2015
Zaaknummer
3490091 - UC EXPL 14-16109
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonopschorting en re-integratieverplichtingen in arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2015, staat de loonopschorting van de werknemer [eiser] centraal. [eiser] was in dienst bij Maas International BV als Operator A en had te maken met rugklachten, waardoor hij zich ziek meldde. Maas besloot op 11 november 2013 de loondoorbetaling op te schorten, met de mededeling dat dit zou worden hervat zodra [eiser] zijn werkzaamheden hervatte of als het UWV een afwijkend oordeel zou geven. [eiser] diende een deskundigenoordeel aan bij het UWV, maar dit werd als niet ingediend beschouwd vanwege tegenstrijdige verklaringen over zijn re-integratie. Na een periode van ziekte en gedeeltelijke werkhervatting, bleef Maas de loondoorbetaling voor bepaalde periodes stopzetten, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze loonopschorting.

De kantonrechter oordeelde dat Maas niet correct had gehandeld door de loondoorbetaling op te schorten zonder de werknemer tijdig te informeren over de redenen hiervoor. De rechter benadrukte dat de werkgever zorgvuldig moet zijn in de communicatie over loonopschorting en dat de werknemer recht heeft op loon zolang hij zich aan de re-integratieverplichtingen houdt. Uiteindelijk werd Maas veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, wettelijke rente en proceskosten aan [eiser]. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om duidelijk te zijn in hun communicatie en de wettelijke vereisten rondom loonopschorting en re-integratieverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3490091 UC EXPL 14-16109 PK/1097
Vonnis van 26 augustus 2015
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. S.O. Voogt,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Maas International BV,
gevestigd te Son en Breugel,
verder ook te noemen Maas,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.G. Hoorn.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 september 2014;
  • de conclusie van antwoord van 12 november 2014;
  • het tussenvonnis van 19 november 2014 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 10 juni 2015.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Maas is een onderneming die zich bezighoudt met het plaatsen en onderhouden van koffieautomaten bij bedrijven. [eiser] is op 19 september 2011 bij Maas in dienst getreden in de functie van Operator A. Hij is thans voor onbepaalde tijd in dienst. Zijn werkweek bedraagt 37,5 uur per week. Het salaris bedraagt € 1.631,39 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag.
2.2.
Sinds 21 mei 2013 kampt [eiser] met rugklachten, naar aanleiding waarvan hij zich heeft ziek gemeld. Op 7 november 2013 is hij aangepaste werkzaamheden gaan verrichten.
Op 11 november 2013 heeft hij deze werkzaamheden neergelegd.
2.3.
Bij brief van 11 november 2013 bericht Maas aan [eiser] :
"Betreft: Opschorting loondoorbetaling
(…)
Met betrekking tot uw ziektemelding en de re-integratie afspraken, bericht ik u als volgt.
Op 6 november 2013 bent u bij de bedrijfsarts geweest en de bedrijfsarts heeft in zijn advies uitgesproken dat hij u in staat acht om aangepaste werkzaamheden uit te voeren, waarbij rekening gehouden dient te worden met de mogelijkheden en beperkingen. Hierbij is geen urenbeperking afgegeven.
Met uw Regiomanager [A] is derhalve afgesproken dat u het werk zult verrichten, waarbij wij rekening houden met voldoende rustmomenten gedurende het uitvoeren van de werkzaamheden. Wij zijn van mening dat dit aangepaste schema in lijn ligt met het advies van de bedrijfsarts. Deze werkzaamheden heeft u op donderdag 7 en vrijdag 8 november 2013 verricht, waarbij u op vrijdag aangaf de werkzaamheden niet meer vol te kunnen houden. Op maandag 11 november 2013 heeft wederom een gesprek met u plaatsgevonden, met [A] en [B] (Districtmanager). In dit gesprek heeft u aangegeven de werkzaamheden te zullen staken. Er is u direct uitgelegd dat Maas International zich confirmeert aan het advies van de bedrijfsarts en u dient deze werkzaamheden, met in acht name van de beperkingen uit te voeren.
Maas International zal dan ook conform het verzuimreglement overgaan tot het opschorten van de loondoorbetaling aan u met ingang van heden 11 november 2013. Indien u het niet eens bent met deze stellingname dient u een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV. Ik zal de loondoorbetaling hervatten op het moment dat u uw werkzaamheden hervat, danwel vanaf de datum waarop het deskundigenoordeel van het UWV afwijkt van het oordeel van de bedrijfsarts".
2.4.
[eiser] heeft vervolgens een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Bij brief van 29 november 2013 schrijft het UWV aan [eiser] dat het UWV de aanvraag van een deskundigenoordeel als niet ingediend zal beschouwen, omdat sprake is van tegenstrijdigheid in lezingen over de hervattingmogelijkheden: volgens [eiser] werd geen passend werk beschikbaar gesteld en volgens Maas wel.
2.5.
Op 24 december 2013 heeft [eiser] zijn werkzaamheden voor 4 uur per dag hervat.
2.6.
Bij brief van 6 januari 2014 heeft Maas aan [eiser] geschreven:
"Aangezien u tot 24 december 2013 uw werkzaamheden niet heeft hervat, noch er een afwijkend oordeel van het UWV is gekomen, zal de loonopschorting gehandhaafd blijven tot en met 23 december 2013".
2.7.
Op 13 februari 2014 heeft [eiser] opnieuw de (aangepaste) werkzaamheden gestaakt.
2.8.
Bij brief van 18 februari 2014 schrijft Maas aan [eiser] :
"Betreft: Opschorten loondoorbetaling
(…)
Met betrekking tot uw ziektemelding en de re-integratie afspraken, bericht ik u als volgt.
Uit het arbeidsdeskundig onderzoek, waarvan u eveneens een rapport van heeft ontvangen, alsmede het bezoek aan de bedrijfsarts d.d. 13 februari 2014, is vastgesteld dat u arbeidsgeschikt geacht wordt voor het uitvoeren van aangepaste werkzaamheden, voor 4 uur per dag. Deze werkzaamheden kunnen per februari worden uitgebreid met 30 minuten per dag en met ingang van 17 februari 2014 naar 5 uur per dag.
U heeft met ingang van 24 december 2013 uw werkzaamheden hervat, en de is de loondoorbetaling aan u per die datum hervat.
Hoewel de afspraak was dat u zou gaan opbouwen conform het reeds vastgestelde opbouwschema, en waarvoor ook een formulier bijstelling Probleemanalyse heeft getekend, d.d. 16 januari 2014, heeft u op 13 februari 2014 wederom uw werkzaamheden gestaakt en heeft u op 14 februari 2014 zowel aan de leidinggevende [A] , als aan Precent laten weten dat u het werk niet meer zult hervatten. Beiden hebben u uitgelegd dat zowel de arbeidsdeskundige als de bedrijfsarts u geschikt achten voor aangepaste werkzaamheden en het opbouwen hiervan, en dat indien u dit advies niet opvolgt, dit gevolgen kan hebben voor uw re-integratie en de loondoorbetaling aan u.
Maas International zal dan ook conform het verzuimreglement overgaan tot het opschorten van de loondoorbetaling aan u met ingang van 14 februari 2014. Indien u het niet eens bent met deze stellingname dient u een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV. Ik zal de loondoorbetaling hervatten op het moment dat u uw werkzaamheden hervat, danwel vanaf de datum waarop het deskundigenoordeel van het UWV afwijkt van het oordeel van de bedrijfsarts".
2.9.
Het UWV geeft in een deskundigenoordeel van 19 maart 2014 aan dat de aangeboden werkzaamheden als passend konden worden aangemerkt. [eiser] heeft zijn werkzaamheden vervolgens op 25 maart 2014 hervat.
2.10.
Maas heeft het loon over de periode 1 november 2013 tot 24 december 2013 en van 13 februari 2014 tot 25 maart 2014 niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van Maas betaling van:
een bedrag van € 4.724,84 bruto, te vermeerderen met de
"wettelijke rente van artikel 7:625 BW van 50%", en voorts te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2014 over een bedrag van € 2.482,54 (te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke verhoging) en vanaf 10 april 2014 over een bedrag van € 2.242,30 bruto (te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke verhoging);
een bedrag van € 479,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag.
Hoewel hij het nog steeds niet eens is met de uitgebrachte deskundigenoordelen, laat hij deze discussie in de onderhavige procedure rusten.
Er bestaan twee soorten loonsancties: de loonopschorting en de loonstopzetting. Blijkens haar brieven heeft Maas gekozen voor opschorting van de loondoorbetaling (en niet voor stopzetting daarvan). [eiser] heeft deze brieven ook aldus begrepen en mogen begrijpen. Hij beroept zich op een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 29 maart 2011, ECLI:NL:GHLEE:BQ0686.
3.3.
Maas voert verweer. Voor zover nodig zal de kantonrechter daarop in het navolgende ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Maas voert tegen de vordering aan dat met
"opschorting van de loondoorbetaling"in haar brieven van 11 november 2013 en 24 februari 2014 niet het achterhouden van salaris wordt bedoeld. Zij laat daar geen twijfel over bestaan wanneer zij aangeeft dat de loonbetaling wordt hervat zodra [eiser] weer aan het werk gaat, dan wel vanaf het moment dat het deskundigenoordeel van het UWV afwijkt van het oordeel van de bedrijfsarts. Beide momenten zien volgens haar dus niet terug op de dag dat de loondoorbetaling is stopgezet, maar op de dag dat geen sprake meer is van schending van re-integratieverplichtingen. De discussie tussen partijen had niets te maken met het schenden van controlevoorschriften. Dit blijkt ook uit de brief van Maas aan [eiser] van 29 januari 2014, waarin zij schrijft dat
"de loonopschorting over die periode(1 november 2013 tot 24 december 2013, kantonrechter)
van kracht blijft".
4.2.
Het gaat er volgens Maas om welke betekenis de werknemer aan het begrip
"opschorten"in het besluit mocht toekennen. De bedoeling van Maas was klip en klaar, en [eiser] heeft er destijds ook geen andere betekenis aan toegekend, dan stopzetting van het loon omdat niet voldaan werd aan re-integratieverplichtingen.
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Op grond van artikel 7:629 lid 6 BW is de werkgever bevoegd betaling van het loon op te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer zich niet houdt aan door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen.
Op grond van artikel 7:629 lid 3 BW heeft de werknemer geen recht op betaling van loon voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid niet verricht.
4.4.
Partijen zijn het er in feite over eens dat [eiser] zonder redelijke grond aangeboden passende arbeid niet heeft verricht. In beginsel had [eiser] dus geen recht op doorbetaling van het loon. Artikel 7:629 lid 7 BW bepaalt echter dat de werkgever geen beroep meer kan doen op enige grond om het loon niet te betalen indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven onverwijld nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan is gewezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen. Aan deze voorwaarde is niet voldaan.
"Opschorten"van een loonbetaling betekent volgens Van Dale immers het
"op een later tijdstip stellen", "uitstellen"van een loonbetaling of
"wachten met"een loonbetaling, en niet het definitief stopzetten of vervallen daarvan. De kantonrechter sluit zich aan bij de door [eiser] genoemde uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden, waarin wordt overwogen:
"Van een werkgever mag, zeker waar een voor de werknemer zo ingrijpend middel wordt ingezet als een loonsanctie, worden verwacht dat hij zijn woorden zorgvuldig kiest".
Dat [eiser] (en zelfs zijn aanvankelijke gemachtigde)
"opschorten"aanvankelijk wellicht heeft opgevat als
"stopzetten"doet hier niet aan af, nu de betekenis van beide termen onmiskenbaar essentieel verschillend is. Een eventuele aanvankelijk verkeerde interpretatie door [eiser] , die naar de kantonrechter ter zitting is gebleken de Nederlandse taal niet volledig beheerst, kan hem daarom niet worden tegengeworpen.
4.5.
Aan het voorgaande doet evenmin af het betoog van Maas dat uit de rest van de beide
"opschortingsbrieven"blijkt dat zij niet loonopschorting maar loonstopzetting heeft bedoeld. In die brieven is niet (expliciet) vermeld dat ook na werkhervatting het loon over de voorliggende periode definitief niet zou worden uitbetaald. Voorts is de zinsnede
"Ik zal de loondoorbetaling hervatten op het moment dat u uw werkzaamheden hervat, danwel vanaf de datum waarop het deskundigenoordeel van het UWV afwijkt van het oordeel van de bedrijfsarts"ook voor meer dan één uitleg vatbaar:
"hervatten"kan evengoed betekenen dat opgeschort loon alsnog wordt uitbetaald, als dat vanaf dat moment het loon weer betaald gaat worden. Vóór eerstgenoemde uitleg pleit zelfs dat Maas eerst schrijft
"op(onderstreping kantonrechter)
het moment dat u (…) hervat"en vervolgens
"vanaf(onderstreping kantonrechter)
de datum waarop het deskundigenoordeel (…) afwijkt".
4.6.
Nu de loonvordering voor de overige onbetwist is gebleven, is zij toewijsbaar.
4.7.
Maas heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke verhoging. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
4.8.
Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten stelt Maas dat het bedrag van € 479,-- niet redelijk is, omdat de gemachtigde van [eiser] slechts 2 brieven heeft geschreven. Nu dit bedrag niet uitstijgt boven hetgeen in het toepasselijke Besluit is bepaald, is het echter toewijsbaar.
4.9.
Toegewezen zal daarom worden:
€ 4.724,84 (loon) + € 472,48 (wettelijke verhoging) + € 479,-- = € 5.676,32 bruto.
Ook de wettelijke rente is als niet weersproken toewijsbaar en wel als volgt: vanaf 6 februari 2014 over € 2.482,54 +10% = € 2.730,79 en vanaf 10 april 2014 over € 2.242,30 + 10% = € 2.466,53.
4.10.
Maas zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op:
  • dagvaarding € 82,52
  • vastrecht € 250,--
  • salaris gemachtigde
  • totaal € 832,52.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Maas om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 5.676,32 met de wettelijke rente over € 2.730,79 vanaf 6 februari 2014 en over € 2.466,53 vanaf 10 april 2014 tot de voldoening;
veroordeelt Maas tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 832,52waarin begrepen € 500,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2015.