ECLI:NL:RBMNE:2015:6068

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2015
Publicatiedatum
17 augustus 2015
Zaaknummer
C/16/395193 / KL ZA 15-217
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eisers in hun vorderingen betreffende windturbines langs de Rivierduintocht te Swifterbant

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van civiel recht, hebben eisers een voorlopige voorziening aangevraagd met betrekking tot de sanering van windturbines langs de Rivierduintocht te Swifterbant. De eisers, bestaande uit meerdere natuurlijke personen en een maatschap, vorderden dat gedaagden, die ook betrokken waren bij de overeenkomst van 12 februari 1999, zouden worden veroordeeld tot nakoming van deze overeenkomst. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat niet alle bij de overeenkomst betrokken partijen in de procedure zijn betrokken, wat noodzakelijk is voor een geldige uitspraak. Dit leidde tot de conclusie dat eisers niet-ontvankelijk verklaard moesten worden in hun vorderingen.

De achtergrond van de zaak betreft een overeenkomst uit 1999 tussen eisers en gedaagden over de oprichting van windturbines, waarbij eisers hun medewerking verleenden in ruil voor een vergoeding uit de opbrengsten van het windmolenproject. De provincie Flevoland heeft recentelijk beleid ontwikkeld dat gericht is op de sanering en opschaling van windturbines, wat aanleiding gaf tot de huidige procedure. Eisers hebben geprobeerd in gesprek te komen met gedaagden over de uitvoering van de overeenkomst, maar gedaagden weigerden dit.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst een ondeelbare rechtsverhouding vormt, wat betekent dat alle betrokken partijen in de procedure moeten worden betrokken om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen. Aangezien dit niet is gebeurd, zijn eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De proceskosten zijn aan eisers opgelegd, aangezien zij als in het ongelijk gestelde partij zijn aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/395193 / KL ZA 15-217
Vonnis in kort geding van 11 augustus 2015
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[eiser 6],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[eiser 7],
wonende te [woonplaats] ,
eiser 5, 6 en 7 vormen tezamen
MAATSCHAP [naam],
gevestigd te [woonplaats] ,
8.
[eiser 8],
wonende te [woonplaats] ,
9.
[eiser 9],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. H.E. Davelaar te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. N. Robijn-Meijer te Middelharnis.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 9 producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van eisers
  • de pleitnota van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 1996/1997 bestonden er plannen voor de oprichting van een aantal windturbines langs de Rivierduintocht te Swifterbant . De provincie Flevoland en de gemeente Dronten waren bereid hieraan medewerking te verlenen, maar stelden echter als eis dat er één windmolenlijn zou
worden gerealiseerd. Ofwel aan de westzijde van de Rivierduintocht (op de grond van eisers) ofwel aan de oostzijde van de Rivierduintocht (op de grond van gedaagden). Beide partijen wensten de windmolenlijn op hun grond, dus aan hun zijde van de Rivierduintocht, te realiseren.
2.2.
In 1997 hebben gedaagden bij de gemeente Dronten een bouwvergunning aangevraagd voor het oprichten van zeven windturbines aan de Rivierduintocht. Omdat afgifte van de vergunning aan gedaagden zou betekenen dat eisers geen vergunning zouden kunnen krijgen voor windturbines aan hun zijde van de Rivierduintocht, wilde de gemeente alleen meewerken aan afgifte van de vergunning aan gedaagden indien gedaagden met eisers overeenstemming zouden bereiken over de oprichting van windturbines.
2.3.
Deze overeenstemming is bereikt middels de schriftelijke overeenkomst van 12 februari 1999, waarna de vergunning aan gedaagden is verleend en de zeven windturbines zijn gebouwd.
2.4.
In de overeenkomst verlenen eisers hun medewerking aan de oprichting van de zeven windturbines door gedaagden, in ruil waarvoor gedaagden een vergoeding verschuldigd zijn aan eisers uit de opbrengsten die gedaagden uit het windmolenproject realiseren. De berekening van de vergoeding is uitgewerkt in de overeenkomst. Partijen hebben hierover een geschil gehad dat in hoger beroep heeft geleid tot een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 april 2014.
2.5.
In artikel 12.d van de overeenkomst zijn partijen een regeling overeengekomen voor het geval dat de stroomproductie geheel of gedeeltelijk zou worden beëindigd. Artikel 12.d luidt als volgt:
“12.c (...)
12.d Indien de stroomproductie door de projectgroep geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd en voorzetting door oprichting van molens c.q. andere vormen van grondgebonden energieopwekking mogelijk is, hebben de eigenaren/erfpachter/pachter van gronden aan beide zijden van de Rivierduintocht evenveel rechten op realisatie van die plannen. (...)”
2.6.
Het huidige beleid van de provincie Flevoland is gericht op het saneren en opschalen van windturbines. De provincie spreekt in dit verband over ontwikkeling van de tweede generatie windparken. De provincie wil meer Megawatts met minder windturbines. Er is ruimte voor grote moderne windmolens als de oude windmolens, die nu verspreid in het landschap staan, worden gesaneerd. De huidige 600 windmolens in de provincie moeten worden vervangen door 300 nieuwe windmolens die samen meer energie opleveren. Om dit te realiseren is de provincie bezig met de ontwikkeling van het Regioplan Windenergie Zuidelijk en Oostelijk Flevoland. Uit het (concept) programma van eisen voor de projectplannen in het kader van het Regioplan Windenergie Zuidelijk en Oostelijk Flevoland volgt dat de windturbines van gedaagden in aanmerking komen voor sanering en opschaling.
2.7.
Eisers hebben getracht met gedaagden in gesprek te komen over artikel 12 d. van de overeenkomst, echter gedaagden weigerden dat.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen om gedaagden bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk
1. te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst tussen partijen van 12 februari 1999, speciaal tot nakoming van artikel 12.d van deze overeenkomst
2. te gebieden om binnen een week na betekening van dit vonnis in gesprek te gaan met eisers over de positie van eisers in de planvorming, ontwikkeling en exploitatie van het nieuwe windpark in het Rivierduingebied te Swifterbant , op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat deze termijn wordt overschreden
3. te gebieden om in het onder 2. genoemde gesprek:
a. eisers te informeren over besprekingen die gedaagden, dan wel één of meer van hen hebben gehad met:
- ambtenaren en/of bestuurders van de provincie Flevoland en/of
- ambtenaren en/of bestuurders van de gemeente Dronten en/of
- de Vereniging Windpark Rivierduin en/of een of meer bestuursleden daarvan en/of
- derden die door de provincie Flevoland en/of de gemeente Dronten en/of de Vereniging Windpark Rivierduin zijn ingeschakeld
waarin de sanering en/of opschaling van de windturbines langs de Rivierduintocht te Swifterbant en/of de positie van gedaagden met betrekking tot hun inbreng c.q. aandeel in de ontwikkeling en exploitatie van het nieuwe windpark in het Rivierduingebied te Swifterbant ter sprake is geweest, en
b. de verslagen van de onder a bedoelde besprekingen alsmede alle andere relevante stukken aan eisers te overleggen en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag na de datum van het onder 2. genoemde gesprek dat deze informatie en/of stukken niet aan eisers zijn verstrekt
4. te gebieden om de raadsman van eisers binnen een redelijke termijn vooraf schriftelijk in kennis te stellen van iedere bespreking die gedaagden, dan wel één of meer van hen, zullen hebben met:
- ambtenaren en/of bestuurders van de provincie Flevoland en/of
- ambtenaren en/of bestuurders van de gemeente Dronten en/of
- de Vereniging Windpark Rivierduin en/of een of meer bestuursleden daarvan en/of
- derden die door de provincie Flevoland en/of de gemeente Dronten en/of de Vereniging Windpark Rivierduin zijn ingeschakeld
waarin de sanering en/of opschaling van de windturbines langs de Rivierduintocht te Swifterbant en/of de positie van gedaagden met betrekking tot hun inbreng c.q. aandeel in de ontwikkeling en exploitatie van het nieuwe windpark in het Rivierduingebied te Swifterbant besproken zal worden, zodat eisers voldoende gelegenheid hebben om aan die bespreking deel te nemen en zich daarop te kunnen voorbereiden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere overtreding van dit gebod
5. te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagden hebben al formeel verweer een beroep gedaan op de exceptio plurium litis consortium. De voorzieningenrechter zal daarom eerst ingaan op het verweer van gedaagden dat eisers niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen.
4.2.
Gedaagden hebben aangevoerd dat de overeenkomst van 12 februari 1999 een ondeelbare rechtsverhouding vormt waarbij het rechtens noodzakelijk is dat er gelijkluidende beslissingen komen ten aanzien van alle betrokkenen. Zij stellen dat om die reden eisers alle juiste contractspartijen hadden moeten dagvaarden en ook de overige onder B van de overeenkomst genoemde partijen eiser hadden moeten zijn. Nu eisers zulks niet hebben gedaan, dienen zij niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat niet alle in de overeenkomst genoemde “belanghebbenden als eiser in deze procedure optreden”. Verder staat vast dat niet alle leden van de in de overeenkomst aangeduide projectgroep als gedaagden in de onderhavige procedure zijn betrokken. Zo is bijvoorbeeld Vermeer als gedaagde sub 7 in persoon in rechte betrokken, terwijl hij destijds als directeur van de besloten vennootschap Vermeer en Stamm B.V. de overeenkomst heeft ondertekend.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Van ondeelbaarheid van een rechtsverhouding in die zin dat daaromtrent door de rechter slechts kan worden beslist in een geding waarin alle bij deze rechtsverhouding betrokkenen partij zijn, is sprake indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van al die betrokkenen in dezelfde zin luidt. Dit mag slechts worden aangenomen indien aard en inhoud van de rechtsverhouding daartoe nopen, hetgeen meebrengt dat de vraag of van zodanige ondeelbaarheid kan worden gesproken, zich niet altijd leent voor beantwoording in algemene zin, aangezien de bijzonderheden van het geval van doorslaggevende betekenis kunnen zijn (HR 26 maart 1993, NJ 1993, 489).
4.5.
Uit de considerans van de overeenkomst en de stellingen van partijen volgt dat de partijen bij de overeenkomst bij de totstandkoming op elkaar aangewezen waren. Indien een van de bij de overeenkomst betrokken partijen niet mee had willen werken, was er geen overeenkomst tot stand gekomen en waren er geen windmolens langs de Rivierduintocht geplaatst. Voorts staat in de considerans onder meer:
“- dat de overheid slechts één lijnopstelling aan genoemde tocht toestaat, waardoor de medeondergetekenden sub B, genoemd, noch gezamenlijk noch ieder van hen afzonderlijk mogelijkheden hebben om een zelfde project aan bedoelde tocht te realiseren en exploiteren zoals de projectgroep wel kan realiseren.
- dat de projectgroep bereid is de mede-ondergetekenden sub B voor hun medewerking een vergoeding te betalen”
Hieruit maakt de voorzieningenrechter op dat sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. De vraag die beantwoord dient te worden is of het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle bij de overeenkomst van 12 februari 1999 betrokken partijen hetzelfde luidt. Hierbij is beslissend of het effect van de rechterlijke uitspraak ook zonder participatie van anderen voldoende verzekerd is omdat tegenstijdige uitspraken behoren te worden vermeden.
4.6.
De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Toewijzing van de vordering van eisers leidt tot de onwenselijke situatie dat slechts de eisers die partij waren bij de overeenkomst nakoming hiervan kunnen vordering van de gedaagden die partij zijn bij de overeenkomst. Daarnaast bestaat het risico van tegenstrijdige uitspraken wanneer de belanghebbenden die wel partij zijn bij de overeenkomst, maar geen partij zijn in deze procedure, in een andere procedure ook nakoming vorderen.
4.7.
Het is derhalve noodzakelijk dat alle bij de overeenkomst van 12 februari 1999 betrokken partijen dan wel hun rechtsopvolgers in deze procedure worden betrokken. Nu zulks niet is gebeurd, zal de voorzieningenrechter eisers niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
4.8.
De stelling van eisers dat in de procedure bij het gerechtshof dit verweer geen rol heeft gespeeld kan hen niet baten, nu gedaagden onweersproken hebben gesteld dat zij in die procedure dat verweer hebben ingetrokken. Het gerechtshof heeft derhalve nooit geoordeeld over dit verweer.
4.9.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 285,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.101,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vordering,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.101,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2015.