2.2Verweerder heeft eiseres bij bestreden besluit, voor zover hier relevant, in aanmerking gebracht voor 104 uur per jaar (gemiddeld 2 uur per week) hulp bij het huishouden over de periode 24 maart 2015 tot en met 23 mei 2017. Deze hulp bestaat uit de collectieve voorziening schoon huis van 78 uur per jaar (gemiddeld 1,5 uur per week), voor de ondersteuning van lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden en de verzorging van de (zware) was, en een maatwerkmodule van 26 uur per jaar (gemiddeld 0,5 uur per week) in verband met het realiseren van een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden vanwege COPD.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser vanwege zijn beperkingen in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden op grond van de Wmo 2015. Voorts is niet in geschil dat er sprake is van een noodzaak tot extra schoonmaak vanwege (ernstige) COPD. In geschil is of verweerder heeft mogen bepalen dat hulp bij het huishouden aan eiser wordt toegekend op basis van 104 uur per jaar (gemiddeld 2 uur per week), over de periode 24 maart 2015 tot en met 23 mei 2017.
4. Eiser is in aanmerking gebracht voor een half uur extra huishoudelijke hulp in verband met zijn beperkingen ten gevolge van COPD. De rechtbank constateert dat in het gespreksverslag herindicatie 2015 staat dat de woning van eiser in verband met de COPD-klachten stofvrij gehouden moet worden en dat de huishoudelijke hulp daarom tweemaal per week bij hem thuis komt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of gelet op deze omstandigheden een half uur extra huishoudelijke hulp in verband met de (ernstige) COPD klachten van eiser volstaat om de benodigde mate van hygiëne te bereiken. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek van verweerder op dit punt dan ook onzorgvuldig geweest en is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder evenmin zorgvuldig onderzoek gedaan naar de noodzaak van extra hulp voor het wassen van de kleding. In de indicatie die voorafging aan het primaire besluit had eiser ook een indicatie voor het wassen van de kleding. Uit het dossier van de herindicatie volgt dat eiser de huishoudelijke hulp weliswaar helpt bij de was, maar blijkt ook dat eiser niet in staat is zijn kleding geheel zelfstandig te wassen. Thans is onduidelijk in hoeverre eiser zelf zijn kleding kan wassen en daarmee zelf het resultaat van schone kleding, waarvoor in de Beleidsregels Wmo 2015 een aanvullende module bestaat, kan realiseren. Ook op dit punt is het onderzoek onzorgvuldig geweest en is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen draagt de rechtbank verweerder op een deskundige, bijvoorbeeld SCIO Consult, te laten onderzoeken of eiser gelet op de medische beperkingen die hij ondervindt vanwege COPD voldoende wordt ondersteund met in totaal gemiddeld twee uur huishoudelijke hulp per week en zo nee, hoeveel tijd huishoudelijke hulp eiser nodig heeft. In dit individuele geval acht de rechtbank een onderzoek door een huishoudcoach niet afdoende, nu dit geen onpartijdige deskundige is en deze daarom niet in staat wordt geacht om te beoordelen of het resultaat van deze maatwerkmodule, namelijk “een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren”, gelet op de medische beperkingen van eiser, voldoende kan worden bereikt door middel van een half uur extra huishoudelijke hulp per week.
7. Daarnaast dient verweerder alsnog onderzoek te doen naar de mogelijkheden van eiser om (zelfstandig) zijn kleding te wassen. Aan verweerder wordt overgelaten of dit laatste onderzoek ook door SCIO Consult wordt uitgevoerd of dat dit onderzoek wordt uitgevoerd door een huishoudcoach. Er zijn in dit geval namelijk geen omstandigheden gesteld of gebleken die – bij eventuele toekenning van de maatwerkmodule “beschikken over schone kleding” van een half uur per week – op voorhand aanleiding geven tot nader onderzoek naar de vraag of dat half uur per week, dat in overleg met de zorgaanbieders tot stand is gekomen, voldoende is. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na de tussenuitspraak.
8. Verweerder heeft ter zitting meegedeeld gebruik te willen maken van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Eiser zal na de herstelpoging van verweerder twee weken de gelegenheid krijgen om daarop te reageren. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. M.E. Falkmann, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.C. Volkers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op: