Op 7 augustus 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een beslissing genomen in een wrakingszaak. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.G.J. Smit, tegen mr. L.C. Michon, die als bestuursrechter optrad in een procedure tussen de verzoeker en het bestuur van de Raad voor de Rechtsbijstand. De verzoeker stelde dat de bestuursrechter jegens hem persoonlijk vooringenomen was en dat deze voor de zitting van 15 juni 2015 al negatieve beslissingen had genomen. Hij voerde aan dat de bestuursrechter de griffie had geïnstrueerd om contact met hem te vermijden en dat hij op een vijandige manier was bejegend door de griffie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2015 was niemand verschenen. De bestuursrechter, mr. Michon, ontkende de beschuldigingen van vooringenomenheid en verklaarde dat zij de griffie had gevraagd om verzoeker te informeren dat zijn vragen op de zitting behandeld zouden worden. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid konden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen.
De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en wees het af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De procedure met de bijbehorende zaaknummers zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.