ECLI:NL:RBMNE:2015:5834

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
16/660210-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan phishing, witwassen en verduistering

Op 4 augustus 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland een 64-jarige man uit Diemen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De man was schuldig aan medeplichtigheid aan phishing, medeplegen van witwassen en verduistering. Hij had meerdere keren bijgedragen aan de diefstal van aanzienlijke geldbedragen van twee klanten van de Rabobank. Door zijn acties, waaronder het ter beschikking stellen van zijn bankrekening en het helpen bij de aankoop van een auto met gestolen geld, heeft hij niet alleen de slachtoffers aanzienlijke financiële schade berokkend, maar ook het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer ernstig geschaad. De rechtbank legde hem ook bijzondere voorwaarden op, waaronder de verplichting tot ambulante behandeling. Daarnaast moet hij in totaal € 56.750 aan schadevergoeding betalen aan de slachtoffers en € 29.236,87 terugbetalen aan de Staat voor wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte werd vrijgesproken van flessentrekkerij, evenals twee medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van flessentrekkerij, aangezien de verdachte niet aan de vereisten voor een gewoontevol gedrag voldeed. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/660210-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 augustus 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1973] ,
woonachtig aan de [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16/660211) en [medeverdachte 2] (parketnummer 16/705442-14) op de terechtzitting van 21 juli 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 21 februari 2013 tot en met 18 december 2013 al dan niet samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe gesteld dat gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen de op de tenlastelegging genoemde zaken 2 en 8 bewezen kunnen worden. Gelet daarop is hij, in samenhang bezien met het strafblad van verdachte, van mening dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en gesteld dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal hem dan ook vrijspreken. Dit oordeel berust op het volgende.
Ten laste is gelegd dat verdachte zich in de periode van 21 februari 2013 tot en met 18 december 2013 schuldig heeft gemaakt aan, kort gezegd, flessentrekkerij. Op de tenlastelegging is vermeld dat verdachte vier keer -genoemd als de zaken 2, 3, 6, en 8- al dan niet samen met anderen goederen zou hebben gekocht met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over deze goederen te verzekeren.
Flessentrekkerij is strafbaar gesteld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt strafbaar hij die een beroep of gewoonte maakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren. Voor de bewezenverklaring van het maken van een gewoonte is een meervoud van handelingen vereist waartussen een verband bestaat.
De rechtbank stelt vast dat het dossier ten aanzien van de zaken 3 en 6 onvoldoende aanknopingspunten bevat om te komen tot het oordeel dat verdachte hierbij betrokken is geweest. Ten aanzien van zaken 2 en 8 bevat het dossier aanwijzingen dat verdachte hierbij wel betrokken kan zijn geweest. Echter, ook indien deze zaken bewezen zouden kunnen worden, is dat onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, nu bij het twee keer kopen van goederen zonder (volledige) betaling in een periode van tien maanden niet gesproken kan worden van een gewoonte zoals hiervoor vermeld. Dit zou anders zijn geweest indien sprake was van recente veelvuldige eerdere veroordelingen voor dezelfde feiten (zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 18 februari 2013, ECLI:NL:GHSE:2013:BZ2652). De rechtbank constateert echter, gelet op de inhoud van verdachtes uittreksel Justitiële Documentatie van 3 juni 2014, dat daarvan geen sprake is.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

5.1.
De standpunten van de officier van justitie en van de verdediging
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] ter hoogte van € 13.506,56 en [benadeelde 2] ter hoogte van € 10.702,90 voldoende onderbouwd en heeft gevorderd deze vorderingen, verhoogd met de wettelijke rente, toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft verzocht deze vorderingen niet-ontvankelijkverklaring te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak
5.2.
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel zal worden opgelegd, is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vorderingen benadeelde partijen
Verklaart de vordering van de benadeelde partijen
[benadeelde 1] en [benadeelde 2]niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2015.
Mr. J.F. Haeck is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
(zaak 2, zaak 3, zaak 6, zaak 8)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 18 december 2013 in Nieuwegein en/of Alblasserdam en/of Tilburg en/of Abcoude en/of Kampen en/of Culemborg en/of Utrecht en/althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- een (grote) partij bingo-goederen (ter waarde van in totaal 10.702,90 euro) op of omstreeks 28 februari 2013 te Nieuwegein (zaak 2) en/of
- één of meerdere (grote) partij(en) bouwgoederen (ter waarde van in totaal 21.645,65 euro) op of omstreeks 1 maart 2013 en/of 8 maart 2013 te Nieuwegein (zaak 3) en/of
- een (grote) partij laminaat en/of alufoam (ter waarde van in totaal 19.690,43 euro) op of omstreeks 16 december 2013 te Abcoude (zaak 6) en/of
- één of meer (grote) partij(en) huishoudelijke artikelen en/of kantoorartikelen (ter waarde van in totaal 13.508,55 euro) op of omstreeks 11 juli 2013 en/of 26 juli 2013 te Culemborg en/of Utrecht (zaak 8);
art 326a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht