ECLI:NL:RBMNE:2015:5824

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
16/705442-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan phishing, witwassen en verduistering met aanzienlijke schade voor slachtoffers

Op 4 augustus 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland een 64-jarige man uit Diemen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, wegens medeplichtigheid aan phishing, medeplegen van witwassen en verduistering. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het faciliteren van de diefstal van grote geldbedragen van twee klanten van de Rabobank door zijn bankrekening ter beschikking te stellen en behulpzaam te zijn bij de aankoop van een auto met gestolen geld. Dit heeft niet alleen aanzienlijke financiële schade voor de slachtoffers veroorzaakt, maar ook het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer ernstig geschaad. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder de verplichting tot ambulante behandeling, en veroordeelde de man tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers en terugbetaling van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat. De verdachte werd vrijgesproken van flessentrekkerij, evenals twee medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer van psychische druk en dat hij op verschillende momenten de hulp van autoriteiten had kunnen inroepen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705442-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 augustus 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1950] ;
wonende te [woonplaats] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16/660210-14) en [medeverdachte 2] (parketnummer 16/660211-14) op de terechtzitting van 21 juli 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door S.J. Daniëls, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) in de periode van 28 januari 2013 tot en met 26 november 2013 al dan niet samen met anderen [aangever 1] (zaak 1) en [aangever 2] (zaak 7) en een medewerker van de Rabobank (zaak 4) heeft bewogen tot afgifte van bankpassen, toegangscode en signeercodes én hij in deze periode al dan niet samen met anderen geld heeft weggenomen van [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] (zaak 4) door middel van een valse sleutel dan wel(subsidiair) bij het wegnemen van geld door middel van een valse sleutel behulpzaam is geweest.
zich in de periode van 28 januari 2013 tot en met 26 november 2013 al dan niet samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan witwassen (zaak 1 en zaak 7);
zich in de periode van 21 februari 2013 tot en met 18 december 2013 al dan niet samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij (zaken 2, 3, 6 en 8);
in de periode van 10 februari 2014 tot en met 14 oktober 2014 al dan niet samen met anderen een auto, te weten een Mercedes Benz met kenteken [kenteken] , heeft verduisterd (zaak 5).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder feit 1 subsidiair en het onder de feiten 2, 3 en 4 ten laste gelegde, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging is van mening dat het primair ten laste gelegde medeplegen gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet bewezen kan worden en heeft vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging bepleit. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid heeft de verdediging voor zover dit ziet op [aangever 1] (zaak 1) en [aangever 3] (zaak 4) vrijspraak bepleit. Met betrekking tot [aangever 1] heeft de verdediging gesteld dat van medeplichtigheid aan het laten overboeken van gelden voor het aanschaffen van een auto, zoals omschreven op de tenlastelegging, geen sprake was. Met betrekking tot [aangever 3] heeft de verdediging gesteld dat verdachte weliswaar het rekeningnummer van de Stichting NL beschikbaar heeft gesteld, maar dat het hierop gestorte geld nooit in de macht van verdachte dan wel een medeverdachte is gekomen. Voor zover het subsidiair ten laste gelegde ziet op [aangever 2] (zaak 7) heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Feit 2
Ten aanzien van dit feit heeft de verdediging gesteld dat verdachte geen geldbedrag van
€ 46.250,-- heeft overgemaakt aan Auto XL te [vestigingsplaats] en hij de BMW X6 met kenteken [kenteken] niet heeft gebruikt. Verdachte ontkent met de BMW naar garage [naam] te zijn gereden om daar de BMW in de bedrijfsvoorraad te laten opnemen.
Feit 3
Met betrekking tot dit feit heeft de verdediging gesteld dat alleen ten aanzien van zaak 3 van betrokkenheid van verdachte is gebleken en dat het dossier geen aanknopingspunten bevat dat verdachte bij de ten laste gelegde zaken 2, 6 en 8 betrokken is geweest.
Feit 4
Met betrekking tot dit feit heeft de verdediging vrijspraak bepleit en gesteld dat van verduistering geen sprake is. Volgens de verdediging treft verdachte geen verwijt in deze. Verdachte kon de auto niet teruggeven omdat deze onder dwang van hem was afgenomen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Het dossier met bovenvermeld parketnummer omvat 8 zaken, die in vier feiten ten laste zijn gelegd. De rechtbank zal hieronder de ten laste gelegde feiten bespreken, alsmede per feit de daarop betrekking hebbende zaken.
Ten aanzien van feit 1
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die samen met anderen [aangever 1] , [aangever 2] en een medewerkster van de Rabobank heeft bewogen tot afgifte van inloggegevens voor internetbankieren en vervolgens samen met anderen geld van de bankrekeningen van [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] heeft gehaald. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair zaak 4
In deze zaak heeft [aangever 3] op 15 februari 2013 aangifte gedaan van Phishing. In zijn aangifte is vermeld dat tussen 30 januari 2013 22:03 uur en 31 januari 2013 09:25 uur een bedrag van in totaal € 58.023,-- van zijn rekening is afgeboekt. Een deel van dit bedrag, te weten een bedrag van € 23.500,--, was op 31 januari 2013 overgeboekt naar de rekening van Stichting NL, waarvan [verdachte] op dat moment stond ingeschreven als voorzitter. Deze overboeking is korte tijd later door de ING bank ongedaan gemaakt.
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij -tegen een in het vooruitzicht gestelde vergoeding- een bedrag van € 23.500,-- op rekening van de Stichting NL, over welke rekening hij het beheer had, heeft laten storten. Hem was door een paar mannen gevraagd of rijke mensen uit het buitenland, die in Nederland geen bankrekening konden gebruiken, geld op zijn rekening konden storten.
De rechtbank overweegt dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid niet alleen is vereist dat wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van middelen en inlichtingen, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op de door de dader(s) gepleegde misdrijven. Uit voormelde gegevens volgt naar het oordeel van de rechtbank de opzet van verdachte op het verschaffen van middelen, hij heeft immers zijn bankrekening ter beschikking gesteld. Het enkele ter beschikking stellen van zijn banrekening tegen vergoeding aan een ander, brengt echter -zonder nadere gegevens, die in deze zaak ontbreken- geen opzet op het gronddelict, diefstal door middel van valse sleutels, met zich. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:385. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Algemeen met betrekking tot feit 1subsidiair
Naar aanleiding van de hiervoor besproken zaak 4 heeft verdachte op 6 februari 2013 een brief van de ING bank ontvangen, waarin onder meer het volgende aan hem wordt bericht:

Er is op 31 januari 2013 een bedrag van € 23.500,-- op uw betaalrekening bijgeschreven. Dit bedrag is afkomstig van een rekening die wordt aangehouden bij de Rabobank en waarvan de rekeninghouder geen opdracht tot deze overboeking heeft gegeven. Er is sprake van een valse betalingsopdracht, die ten doel had om gelden op uw rekening te laten bijschrijven. Gelet op de frauduleuze bijschrijving(en) op uw Betaalrekening en de omstandigheden waaronder de bijschrijving(en) hebben plaatsgevonden, staat uw betrokkenheid bij voornoemde fraude in voldoende mate vast. (….) Wij achten het noodzakelijk om zowel uw zakelijke- als persoonsgegevens voor de duur van 8 jaar op te nemen in het Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister. Door uw betrokkenheid bij fraude hebben wij verder besloten dat wij de relatie met u zullen beëindigen. Uw betaalpas(sen) en eventuele andere producten als creditcards zijn inmiddels door ons geblokkeerd. Tevens hebben wij uw rekening(en) geblokkeerd voor afschrijvingen.” [2]
Zaak 7
Op 19 juli 2013 heeft [aangever 2] , woonachtig te [woonplaats] , aangifte gedaan van Phishing. Hij heeft verklaard dat hij twee rekeningen bij de Rabobank heeft en op 18 juli 2013 rond 13:00 uur telefonisch werd benaderd door een vrouw, die aangaf een medewerkster van de Rabobank te zijn. [3] De vrouw deelde mede dat zij een update van het beveiliggingssysteem wilde doen en vroeg aangever zijn bankpas in de reader te doen. Aangever heeft dat gedaan en heeft op verzoek van de vrouw verschillende nummers ingetikt in de reader. Toen hij op 18 juli 2013 omstreeks 20:30 uur op zijn rekening met nummer *** [nummer] keek zag hij dat een bedrag van € 10.500,-- van zijn rekening was afgeschreven. [4] Uit een rekeningafschrift van deze rekening blijkt dat op 18 juli 2013 een bedrag van € 10.500, -- is overgeschreven naar bankrekeningnummer **** [nummer] , welke rekening op naam van [verdachte] , verdachte, staat. [5]
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat van de hiervoor genoemde bankrekening van verdachte op 18 juli 2013 de volgende bedragen zijn betaald/ opgenomen:
  • € 350,--, per betaalautomaat betaald aan Electro-Land;
  • € 2.150,--, per betaalautomaat betaald aan Electro-Land;
  • € 6.880,--, opgenomen bij het Postkantoor;
  • € 1.000,--, opgenomen bij een geldautomaat te Amsterdam ;
  • € 150,--, opgenomen bij een geldautomaat te Amsterdam .
In totaal is op 18 juli 2013 een bedrag van € 10.450,-- betaald/opgenomen van de bankrekening op naam van [verdachte] . [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn bankpasje en codes aan een hem bekende man heeft gegeven en dat deze man er vervolgens voor gezorgd heeft dat het bedrag van € 10.500,-- op zijn rekening werd gestort. Op 18 juli 2013 heeft hij samen met deze man voornoemde bedragen van zijn rekening opgenomen en het geldbedrag grotendeels aan deze man afgestaan. Hij heeft voor het ter beschikking stellen van zijn bankrekening een bedrag van € 1.500,-- gekregen. [7]
Zaak 1
Op 28 november 2013 heeft [aangever 1] , woonachtig te [woonplaats] , aangifte gedaan van Phishing. Hij heeft verklaard dat na een melding van de Rabobank dat op 14 november 2013 een onbekende had geprobeerd geld van zijn bankrekening met nummer **** [nummer] te halen, de Rabobank zijn rekening had geblokkeerd en er een nieuwe bankpas was aangevraagd. [8] Nadat hij op 22 november 2013 zijn nieuwe bankpas had ontvangen, werd hij op 25 november 2013 gebeld door een mevrouw [A] die aangaf namens de Rabobank te bellen en die vroeg of zij met hem mocht controleren of de nieuwe bankpas goed werkte in verband met de veiligheid van internetbankieren. Op haar verzoek heeft aangever zijn pas in de random reader gestopt en heeft de code die op de reader verscheen aan haar doorgegeven. Ook heeft hij op haar verzoek zijn pincode aan haar doorgegeven en een door haar genoemde code op zijn random reader ingetoetst. Op 26 november 2015 belde mevrouw [A] opnieuw en op haar verzoek zijn alle stappen nog een keer doorlopen. Omdat aangever geen goed gevoel had bij het gebeurde heeft hij op 27 november 2013 gebeld met de Rabobank IJsselstein/ Lopik. Daar vernam hij dat er geen mevrouw [A] bij de Rabobank werkt en dat er op 26 november 2013 een bedrag van € 46.250,-- van zijn rekening is afgeschreven. [9] Het bedrag is overgemaakt naar rekeningnummer **** [nummer] ten name van Auto XL, met als omschrijving “BMW X6”. [10]
[X] , eigenaar van autobedrijf Auto XL te [vestigingsplaats] heeft verklaard dat op 26 november 2013 een BMW X6 met kenteken [kenteken] is verkocht aan [verdachte] . Voor deze auto is een bedrag van € 46.250,-- betaald via een overboeking per bank. Het geld was afkomstig van de Raborekening **** [nummer] van [aangever 1] . [11] De auto is op 26 november 2013 opgehaald door [verdachte] samen met een Hindoestaanse man. [12] [verdachte] is na aankoop met de auto weggereden. [13] Blijkens een door [verdachte] ondertekende wilsverklaring van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is de auto op 26 november 2013 om 14:57 uur op zijn naam gezet. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van twee mannen uit de [woonplaats] op 26 november 2013 bij Auto XL te [vestigingsplaats] een BMW heeft gekocht en deze auto op zijn naam heeft gezet. Voor het op zijn naam zetten van deze auto heeft hij een bedrag van € 300,-- gekregen. [15]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1, subsidiair, zaken 1 en 7
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich in de zaken 1 en 7 schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van diefstal met valse sleutels. Daartoe is het volgende overwogen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in zaak 7 zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld en in zaak 1 heeft meegewerkt aan het op zijn naam zetten van een auto. Gelet hierop wordt geoordeeld dat verdachte de opzet had op het verschaffen middelen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de opzet van verdachte was gericht op het gronddelict, diefstal door middel van valse sleutels. Naar aanleiding van de hiervoor genoemde zaak 4 heeft verdachte de in de bewijsmiddelen genoemde brief van 6 februari 2013 van de ING ontvangen, waarin is vermeld dat ten aanzien van de bijschrijving van € 23.500,-- sprake was van een valse betalingsopdracht, die ten doel had om gelden op de rekening van verdachte te laten bijschrijven. Geoordeeld wordt dat verdachte er in ieder geval na ontvangst van deze brief van op de hoogte was dat het bedrag van € 23.500,-- afkomstig was van phishing c.q. fraude en dat hij ten behoeve van een dergelijk delict middelen had verschaft. Door vervolgens in juli 2013 (zaak 7) op verzoek van dezelfde mannen wederom zijn bankrekening ter beschikking te stellen voor het laten storten van een geldbedrag en vervolgens op 26 november 2013 mee te werken aan de aankoop van de BMW X6 en deze auto op zijn naam te zetten (zaak 1), is de rechtbank van oordeel dat verdachte medeplichtig is aan de diefstallen zoals ten laste gelegd.
Met de verdediging is de rechtbank in zaak 1 van oordeel dat geen sprake is van het overboeken van gelden naar een rekening van verdachte. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Dit heeft echter geen gehele vrijspraak voor zaak 1 tot gevolg, nu ook het behulpzaam zijn bij het aanschaffen van een auto ten laste is gelegd. Dit onderdeel van de tenlastelegging acht de rechtbank wel bewezen.
Het bewijs ten aanzien van feit 2
Zaak 1
Op 26 november 2013 is een bedrag van € 46.250,-- overgemaakt van de bankrekening van [aangever 1] naar de bankrekening van Auto XL, met als omschrijving “BMW X6”. [16] Deze auto is op 26 november 2013 gekocht door [verdachte] . [17] [verdachte] is na aankoop met de auto weggereden. [18] Blijkens gegevens van de RDW is de auto op 26 november 2013 om 14:57 uur op naam van [verdachte] gezet. [19]
Vervolgens is de BMW X6 met kenteken [kenteken] op 26 november 2013 om 18.15 uur aangeboden aan garage [naam] te [vestigingsplaats] . [20] Eigenaar [Y] heeft hierover verklaard dat de auto werd gebracht door twee mannen, een donkere man en een wat oudere man. [21] Op verzoek van de donkere man heeft hij een inkoopverklaring gemaakt en de auto in de bedrijfsvoorraad gezet. [22] Daartoe heeft hij een kopie gemaakt van het rijbewijs van de oudere man, omdat de auto op zijn naam stond. Hij weet zeker dat de oudere man de heer [verdachte] was, omdat de foto op het rijbewijs overeenkwam met de man die het gaf. Hij herkende de stem van [verdachte] ook als de stem van de man die hem twee weken eerder al had gebeld over een BMW X6. [23] Blijkens gegevens van de RDW is de auto op 26 november 2013 om 18:43 uur te naam gesteld op de bedrijfsvoorraad van garage [naam] . [24]
Zaak 7
Uit een rekeningafschrift van de bankrekening van [aangever 2] blijkt dat op 18 juli 2013 een bedrag van € 10.500, -- is overgeschreven naar een bankrekeningnummer op naam van [verdachte] . [25] Uit onderzoek is gebleken dat van voornoemd bankrekeningnummer van [verdachte] op 18 juli 2013 de volgende bedragen zijn betaald/ opgenomen:
  • € 350,--, per betaalautomaat betaald aan Electro-Land;
  • € 2.150,--, per betaalautomaat betaald aan Electro-Land;
  • € 6.880,--, opgenomen bij het Postkantoor;
  • € 1.000,--, opgenomen bij een geldautomaat te Amsterdam ;
  • € 150,--, opgenomen bij een geldautomaat te Amsterdam .
In totaal is op 18 juli 2013 een bedrag van € 10.450,-- betaald/ opgenomen van de bankrekening op naam van [verdachte] . [26]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 18 juli 2013 samen met een andere man voornoemde bedragen van zijn rekening heeft opgenomen en deze grotendeels aan deze man heeft afgestaan. Hij heeft voor het ter beschikking stellen van zijn bankrekening een bedrag van € 1.500,-- gekregen. [27]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Zaak 1
Uit de bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1, subsidiair, zaak 1, volgt dat verdachte wist dat het bedrag van € 46.250,-- van misdrijf afkomstig was. Door een koopovereen-komst te sluiten voor de koop van een BMW X6, die met voornoemd geldbedrag was gefinancierd, deze auto vervolgens op zijn naam te zetten, met deze auto naar [woonplaats] te rijden en hier samen met een ander deze auto op naam van de bedrijfsvoorraad van garage [naam] te laten zetten, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. De verklaring van verdachte dat hij niet bij autobedrijf [naam] is geweest acht de rechtbank, gelet op in de bewijsmiddelen genoemde gedetailleerde verklaring van [naam] niet geloofwaardig.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte samen met een ander een giraal geldbedrag van € 46.250,-- heeft betaald, en zal verdachte voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Zaak 7
Uit de bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1, subsidiair, zaak 7, volgt dat verdachte wist dat het bedrag van € 10.500,-- dat op 18 juli 2013 door een ander op zijn rekening was gestort van misdrijf afkomstig was. Door dit bedrag op dezelfde dag direct contant op te nemen, dan wel uit te geven en om te zetten in goederen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Algemeen
Een bewezenverklaring van twee keer witwassen in een periode van tien maanden acht de rechtbank onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder dit feit tenlastegelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken. Dit oordeel berust op het volgende.
Ten laste is gelegd dat verdachte zich in de periode van 21 februari 2013 tot en met 18 december 2013 schuldig heeft gemaakt aan, kort gezegd, flessentrekkerij. Op de tenlastelegging is vermeld dat verdachte vier keer -genoemd als de zaken 2, 3, 6, en 8- al dan niet samen met anderen goederen zou hebben gekocht met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over deze goederen te verzekeren.
Flessentrekkerij is strafbaar gesteld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt strafbaar hij die een beroep of gewoonte maakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren. Voor de bewezenverklaring van het maken van een gewoonte is een meervoud van handelingen vereist waartussen een verband bestaat.
De rechtbank stelt vast dat het dossier ten aanzien van de zaken 2 en 8 onvoldoende aanknopingspunten bevat om te komen tot het oordeel dat verdachte bij deze zaken betrokken is geweest. Ten aanzien van zaken 3 en 6 bevat het dossier wel aanwijzingen dat verdachte hierbij betrokken kan zijn geweest. Echter ook indien in deze zaken tot een bewezenverklaring zou kunnen worden gekomen, is dat onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Bij het in een periode van tien maanden twee keer kopen van goederen zonder (volledige) betaling kan niet gesproken worden van een gewoonte zoals hiervoor vermeld. Dit zou anders zijn geweest indien sprake was geweest van recente veelvuldige eerdere veroordelingen voor dezelfde feiten (zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 18 februari 2013, ECLI:NL:GHSE:2013:BZ2652). De rechtbank constateert echter, gelet op de inhoud van verdachtes uittreksel Justitiële Documentatie van 3 juni 2014, dat daarvan geen sprake is.
Het bewijs ten aanzien van feit 4
Op 20 mei 2014 is namens Mercedes Benz Financial Services aangifte gedaan van verduistering van een Mercedes Benz C180, met kenteken [kenteken] . [28] In de aangifte is vermeld dat op 1 februari 2013 voor voornoemde auto een leaseovereenkomst voor de duur van 36 maanden is aangegaan met de Stichting NL, waarvan de bestuurders [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn. Omdat er een betalingsachterstand was ontstaan is de leaseovereenkomst bij brief van 10 februari 2014 voortijdig ontbonden. [29] Ondanks herhaalde verzoeken om de auto te retourneren en inschakeling van een bedrijf om de auto op te sporen, is de auto niet teruggebracht. [30] Bij de aangifte is een fotokopie van het rijbewijs van [verdachte] gevoegd. [31]
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat de Stichting NL op 20 december 2012 in het handelsregister is ingeschreven en op 19 november 2013 is ontbonden. [verdachte] stond van 20 december 2012 tot en met 24 april 2013 ingeschreven als voorzitter van deze Stichting. [32]
Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft afgesproken dat hij in de Mercedes Benz C180 met voornoemd kenteken zou rijden en dat deze auto zijn verantwoordelijkheid was. [33]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in zijn hoedanigheid van bestuurder van de Stichting NL een leaseovereenkomst heeft afgesloten met betrekking tot een Mercedes Benz C180 met kenteken [kenteken] , dat verdachte de verantwoordelijkheid over deze auto had, dat de leaseovereenkomst op grond van een betalingsachterstand op 10 februari 2013 is ontbonden en dat verdachte de auto ondanks herhaalde verzoeken niet heeft teruggebracht.
Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, nu hij zich opzettelijk de auto die toebehoorde aan Mercedes Benz Financial Services en die hij anders dan door een misdrijf onder zich had heeft toegeëigend.
Het verweer dat verdachte de auto niet kon terugbrengen omdat deze onder bedreiging van hem was afgenomen, wordt verworpen. Verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in de ten laste gelegde periode -van 10 februari 2014 tot en met 14 oktober 2014- niet over de auto heeft kunnen beschikken. De enkele omstandigheid dat verdachte na de ten laste gelegde periode, op 21 oktober 2014, aangifte heeft gedaan van afpersing en bedreiging, in welke aangifte onder meer is vermeld dat hij de auto onder bedreiging heeft moeten afstaan, is daartoe onvoldoende. Bovendien is in deze aangifte niet vermeld wanneer de auto van verdachte zou zijn afgenomen. Dit volgt ook niet uit de door [getuige] afgelegde verklaring, die bij het afpakken van de auto aanwezig zou zijn geweest.
Het dossier biedt te weinig aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van geweest van medeplegen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
1.(
subsidiair)onbekend gebleven daders op tijdstippen in de periode van 28 januari 2013 tot en met 26 november 2013, te [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of [vestigingsplaats] en elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen geldbedragen toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] waarbij die onbekend gebleven daders zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van door oplichting verkregen inloggegevens (benodigd voor telebankieren), waarbij verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest aan dit strafbare feit, door zijn bankrekening te laten gebruiken om gelden op te laten storten (zaak 7) en door een auto aan te schaffen (zaak 1);
2. hij op tijdstippen in de periode van 28 januari 2013 tot en met 26 november 2013, te [woonplaats] en/en [vestigingsplaats] en/of [woonplaats] en elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen heeft witgewassen, immers hebben hij en zijn mededader(s) meer goederen, te weten
- een auto (merk BMW X6, kenteken [kenteken] ) (zaak1) gebruikt en
- een giraal geldbedrag van in totaal € 10.450,- (zaak 7) betaald aan Electro-Land en opgenomen in contanten,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) telkens wisten, dat voornoemde voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
4. hij in de periode van 10 februari 2014 tot en met 14 oktober 2014 te [woonplaats] en/of [woonplaats] en elders in Nederland opzettelijk een auto (merk Mercedes-Benz C180, kenteken [kenteken] ) die toebehoorde aan Mercedes-Benz Financial Services Nederland BV, en welke auto verdachte onder zich had in zijn hoedanigheid van bestuurder van Stichting NL (welke een financiële leaseovereenkomst had met Mercedes-Benz Financial Services Nederland BV met betrekking tot voornoemde auto) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend (zaak 5);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
1.(subsidiair) Medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;

2. medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;

4. verduistering

Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gesteld dat verdachte na de mislukte overboeking van een bedrag van € 23.500,-- op 30 januari 2013 (zaak 4), door een aantal personen werd bedreigd en afgeperst, omdat deze personen dachten dat verdachte dit geldbedrag –dat door de bank was geblokkeerd- in eigen zak had gestoken. Deze personen dreigden de vrouw, de dochter en het kleinkind van verdachte wat aan te zullen doen, als verdachte niet zou meewerken. Verdachte werd gedwongen mee te werken aan de zaken 1 ( [aangever 1] / witwassen auto) en 7 ( [aangever 2] / witwassen geldbedrag). Ook de Mercedes (zaak 5, feit 4 op de tenlastelegging) wordt onder dwang van hem afgenomen. De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht en verzocht verdachte voor de zaken 1 en 7 (genoemd onder de feiten 1 en 2 van de tenlastelegging) en voor zaak 5 (feit 4 op de tenlastelegging) te ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van psychische overmacht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte onder zodanige psychische druk heeft gestaan dat redelijkerwijs niet van hem gevergd kon worden dat hij anders zou handelen dan hij thans heeft gedaan. Wellicht is er sprake geweest van een situatie waarin verdachte zich onder druk gezet voelde, maar deze omstandigheid hoeft nog niet te betekenen dat hij als enige uitweg wel moést overgaan tot het ter beschikking stellen van zijn bankrekening (zaak 7), tot het kopen en op zijn naam zetten van een auto (zaak 1) en tot het afstaan van een Mercedes (zaak 5, feit 4 op de tenlastelegging). Verdachte had, mede gelet op de omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten zich hebben voorgedaan gedurende een langere periode na 31 januari 2013, ook op enig moment de hulp van politie of justitie kunnen inroepen -wat hij in de ten laste gelegde periode niet heeft gedaan- of zich op andere wijze aan de druk van de door hem genoemde personen kunnen onttrekken. Dat dit niet mogelijk was gedurende de periode van de tenlastegelegde feiten na 31 januari 2013 is niet aannemelijk gemaakt.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie ziet de meerwaarde van een hernieuwd reclasseringstoezicht niet, nu uit het door de reclassering in deze zaak uitgebrachte advies volgt dat verdachte ten tijde van zijn vorige toezicht gewoon is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat slechts een beperkt deel van het ten laste gelegde bewezen kan worden en heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om het advies van de reclassering te volgen en een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht zoals door de reclassering is geadviseerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich meerdere keren schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van diefstal door middel van een valse sleutel, waarbij aanzienlijke geldbedragen van een tweetal klanten van de Rabobank zijn gestolen. Door zijn handelen –het ter beschikking stellen van zijn bankrekening en behulpzaam zijn bij het aankopen van een auto met gestolen geld- heeft verdachte er niet alleen aan meegewerkt dat de slachtoffers aanzienlijke financiële schade is berokkend, maar ook dat het vertrouwen in het (digitale) handels- en betalingsverkeer meermalen op ernstige wijze is geschonden.
Vervolgens heeft verdachte het geldbedrag en de auto, die hij door de medeplichtigheid aan de diefstallen in zaken 1 en 7 had verkregen witgewassen, door deze voorhanden te hebben of over te dragen, waarbij hij de werkelijke aard van deze voorwerpen, alsmede de rechthebbenden op deze voorwerpen heeft verhuld. Verdachte heeft door zijn handelen er aan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Dit vormt een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan verduistering van een auto.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juni 2015, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor onder meer oplichting, diefstal en valsheid in geschrifte.
Daarnaast heeft de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte acht geslagen op het reclasseringsadvies van 22 december 2014, opgesteld door S. Dijkslag, reclasseringswerker. Hierin wordt geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting door een forensische instantie. De reclassering heeft in dit advies vermeld dat zij -ondanks dat verdachte blijft recidiveren- gezien de kwetsbaarheid, beïnvloedbaarheid en het lage IQ van verdachte, behandeling opnieuw noodzakelijk achten, temeer ook omdat verdachte de vorige keer nog niet was uitbehandeld.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle feiten, met uitzondering van het onder 1 primair ten laste gelegde. Nu de rechtbank verdachte geheel zal vrijspreken van het onder 1 primair en het onder 3 ten laste gelegde en gedeeltelijk zal vrijspreken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Ook acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, reclasseringstoezicht -gelet op het hiervoor aangehaalde advies van de reclassering- aangewezen en zal zij, om dit toezicht mogelijk te maken een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1] en de standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De benadeelde partij [aangever 1] vordert ter zake van het onder feit 1 (zaak 1) ten laste gelegde een bedrag van € 46.250,-- voor materiële schade. De officier van justitie is van mening dat deze vordering geheel kan worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Primair omdat in deze zaak ontslag van alle rechtsvervolging is bepleit, subsidiair omdat verdachte dit bedrag nimmer in zijn macht heeft gehad en er dus geen voordeel van heeft gehad.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade van € 46.250,-- voldoende onderbouwd en oordeelt dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank merkt hierbij nog op dat bewezen is verklaard dat verdachte medeplichtig is aan de diefstal van dit geldbedrag.
Dat verdachte geen voordeel ter hoogte van voornoemd geldbedrag zou hebben gehad, zoals door de verdediging is gesteld, betekent niet dat verdachte niet aansprakelijk is voor deze schade.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9.3
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2] en de standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De benadeelde partij [aangever 2] vordert ter zake van feit 1 (zaak 7) een bedrag van
€ 10.500,-- voor materiële schade, te verhogen met kosten en de wettelijke rente. De officier van justitie is van mening dat de vordering geheel kan worden toegewezen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Primair omdat in deze zaak ontslag van alle rechtsvervolging is bepleit, subsidiair omdat verdachte nimmer over dit bedrag heeft beschikt en er dus geen voordeel van heeft gehad.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade van € 10.500,-- voldoende onderbouwd en oordeelt dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank merkt hierbij nog op dat bewezen is verklaard dat verdachte medeplichtig is aan de diefstal van dit geldbedrag.
Dat verdachte geen voordeel ter hoogte van voornoemd bedrag zou hebben gehad, zoals door de verdediging gesteld, betekent niet dat verdachte niet aansprakelijk is voor deze schade.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9.5
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en de standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft voor het onder feit 3 (zaak 2) ten laste gelegde een bedrag van € 10.702,90 aan materiële schadevergoeding gevorderd, te verhogen met kosten en de wettelijke rente. De officier van justitie is van mening dat de vordering geheel kan worden toegewezen. De verdediging is van mening dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – voor het onder feit 3 ten laste gelegde (dus ook voor zaak 2) geen straf of maatregel zal worden opgelegd, is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk.
9.7
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] en de standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft voor het onder feit 3 (zaak 8) ten laste gelegde een bedrag van € 13.508,56 voor materiële schadevergoeding gevorderd, te verhogen met kosten en de wettelijke rente. De officier van justitie en de verdediging zijn van mening dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu feit 3 (zaak 8) ten aanzien van verdachte niet bewezen kan worden.
9.8
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – voor het onder feit 3 ten laste gelegde (dus ook voor zaak 8) geen straf of maatregel zal worden opgelegd, is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 48, 57, 311, 321 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1, primair, en het onder feit 3 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
kwalificatie
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1.(subsidiair) medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
2.medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
4.verduistering
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot
een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4.zich binnen drie dagen na zijn invrijheidsstelling persoonlijk moet melden bij reclassering Amsterdam . Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dat nodig acht;
5.zich ambulant laat behandelen door een forensische instantie;
draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Aftrek van voorarrest
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
-veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 1]van een bedrag van
€ 46.250,-- bestaande uit materiële schade, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader(s) betaalt c.q. betalen verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 2]van een bedrag van € 10.500,-- ter zake van materiële schade, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover verdachtes mededader(s) betaalt c.q. betalen verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
-Verklaart de vordering van de benadeelde partijen
[benadeelde 2] en [benadeelde 1]niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
schadevergoedingsmaatregelen
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 1]een bedrag van € 46.250,-- betalen, bij niet betaling te vervangen door 266 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] een bedrag van € 10.500,-- ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 87 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2015.
Mr. J.F. Haeck is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
BIJLAGE : De tenlastelegging
1
(zaak 1, zaak 4, zaak 7)
primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 januari 2013 tot en met 26 november 2013, te Harmelen en/of Maastricht en/of Hazerswoude en/althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] (zaak 1) en/of [aangever 2] (zaak 7) en/of (een medewerker van) de Rabobank (zaak 4) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer goed(eren) en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een (bank)pas (op naam van [aangever 3] ) en/of een of meer (persoons) gegeven(s) en/of zogenaamde toegangscode(s) en/of signeercode(s) en/althans (inlog)gegevens (benodigd voor telebankieren), in elk geval van enig goed en/of gegeven(s),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- één of meer email(s) gestuurd aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , als ware(n) deze afkomstig van de Rabobank en/of middels deze email(s) verzoeken om het online invullen van één of meer (persoons)gegeven(s) (zaak 1 en/of zaak 7) en/of
- zich tegenover [aangever 1] en/of [aangever 2] (telefonisch) voorgedaan als medewerk(st)er van de Rabobank en/of
-(vervolgens) voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] diens bankpas(sen) in een zogenaamde random reader laten/doen plaatsen en/of
-(vervolgens) één of meer (pin)code(s) en/of (controle)getal(len), althans (inlog)gegeven(s) (benodigd voor telebankieren) laten/doen invullen en/of
-één of meer toegangscode(s) en/of signeercode(s) en/of pincode(s), althans (inlog)gegeven(s) (benodigd voor telebankieren) gevraagd van die [aangever 1] en/of [aangever 2] (zaak 1 en/of zaak 7) en/of
- zich tegenover (een medewerker van) de Rabobank voorgedaan als [aangever 3] en/of een (nieuwe) bankpas (op naam van [aangever 3] ) en/of (bijbehorende) pincode aangevraagd (zaak 4),
waardoor [aangever 1] (zaak 1) en/of [aangever 2] (zaak 7) en/of (een medewerker van) de Rabobank (zaak 4) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,
terwijl die [aangever 3] niet op de hoogte was van de afgifte van de pinpas (op zijn naam) en/of (bijbehorende) pincode en/of hiervoor geen toestemming had gegeven,
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 januari 2013 tot en met 26 november 2013, te [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of [vestigingsplaats] en/althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (totaal 114.773,- euro) (te weten 46.250 euro (zaak 1) en/of 10.500,- euro (zaak 7) en/of 58.023,- euro (zaak 4)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 3] en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van (een) door oplichting verkregen (betaal)pas(sen) en/of persoonsgegeven(s) en/of pincode(s) en/of toegangscode(s) en/of signeercode(s) en/althans (inlog)gegevens (benodigd voor telebankieren);
Subsidiair
en/of
onbekend gebleven daders op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
28 januari 2013 tot en met 26 november 2013, te [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of
[woonplaats] en/of [vestigingsplaats] en/a1thans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (totaal 114.773 euro) (te weten € 46.250 euro (zaak 1) en/of 10.500,- euro (zaak 7) en/of 58.023,- euro (zaak 4)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 3] en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij die onbekend gebleven daders zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door middel van (een) door oplichting verkregen (betaal)pas(sen) en/of persoonsgegeven(s) en/of pincode(s) en/of toegangscode(s) en/of signeercode(s) en / althans (inlog) gegevens (benodigd voor telebankieren);
waarbij verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest aan dit strafbare feit, althans op enigerlei (andere) wijze, opzettelijk behulpzaam is geweest en! of gelegenheid en/of (een)
middel(en) en/of (een) inlichting(en), heeft verschaft door zijn bankrekening te laten gebruiken om gelden op te laten storten (zaak 7) en/of door een auto aan te schaffen door gelden te laten overboeken rechtstreeks naar de verkopende partij (zaak 1) en/of de bankrekening van Stichting NL te laten gebruiken om gelden op te laten storen (zaak 4).
2.
(zaak 1, zaak 7)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 januari 2013 tot en met 26 november 2013, te [woonplaats] en/of [vestigingsplaats] en/of [woonplaats] en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) heeft witgewassen, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) een of meer voorwerp(en)/goed(eren), te weten
- een (giraal) geldbedrag van (in totaal) 46.250,- (zaak 1) betaald voor een auto (merk BMW X6, kenteken [kenteken] ) en/of
- voornoemde auto (merk BMW X6, kenteken [kenteken] ) (zaak1) gebruikt en/of
- een (giraal) geldbedrag van (in totaal) 10.500,-, in ieder geval 10.450,-
(zaak 7) betaald aan Electro-Land en/of opgenomen in contanten,
in ieder geval (telkens) voornoemd(e) voorwerp(en)/goed(eren) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemd(e)
voorwerp(en)/goed(eren) gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd(e) voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
art 420quater lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3.
(zaak 2, zaak 3, zaak 6, zaak 8)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 18 december 2013 in Nieuwegein en/of Alblasserdam en/of Tilburg en/of Abcoude en/of Kampen en/of Culemborg en/of Utrecht en/althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- een (grote) partij bingo-goederen (ter waarde van in totaal 10.702,90 euro) op of omstreeks 28 februari 2013 te Nieuwegein (zaak 2) en/of
- één of meerdere (grote) partij(en) bouwgoederen (ter waarde van in totaal 21.645,65 euro) op of omstreeks 1 maart 2013 en/of 8 maart 2013 te Nieuwegein (zaak 3) en/of
- een (grote) partij laminaat en/of alufoam (ter waarde van in totaal 19.690,43 euro) op of omstreeks 16 december 2013 te Abcoude (zaak 6) en/of
- één of meer (grote) partij(en) huishoudelijke artikelen en/of kantoorartikelen (ter waarde van in totaal 13.508,55 euro) op of omstreeks 11 juli 2013 en/of 26 juli 2013 te Culemborg en/of Utrecht (zaak 8);
art 326a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
(zaak 5)
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2014 tot en met 14 oktober 2014 te De Bilt en/of Diemen en/althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een auto (merk Mercedes-Benz C180, kenteken [kenteken] ) die geheel of ten dele toebehoorde aan Mercedez-Benz Financial Services Nederland BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke auto verdachte (telkens) onder zich had in zijn hoedanigheid van bestuurder van Stichting NL (welke een financiële leaseovereenkomst had met Mercedez-Benz
Financial Services Nederland BV met betrekking tot voornoemde auto), in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend (zaak 5);
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid Midden-Nederland, met documentcode 09Meeuw/09DMS14024, volgens de in dat dossier toegepaste nummering.
2.Het geschrift, te weten een brief van de ING, pagina 311.
3.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 404.
4.Idem, pagina 405.
5.Een geschift, te weten een bankafschrift, pagina 408.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 59.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juli 2015.
8.het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 126.
9.Idem, pagina 127.
10.Een geschrift, te weten een bankafschrift, pagina 135.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 147 en 148.
12.Idem, pagina 149.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 164
14.Een geschrift, te weten de Wilsverklaring RDW, pagina 152.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 85.
16.Een geschrift, te weten een bankafschrift, pagina 135.
17.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst, pagina 151
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 164
19.Een geschrift, te weten de Wilsverklaring RDW, pagina 152.
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 140 en 141.
21.idem, pagina 141.
22.idem, pagina 1
23.idem, pagina’s 143 en 144.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 138.
25.Een geschift, te weten een bankafschrift, pagina 408.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 59.
27.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juli 2015.
28.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 315.
29.het geschrift, te weten een brief van Mercedes Benz d.d. 10 februari 2014, pagina 326.
30.Idem, pagina 316.
31.Een geschrift, te weten een kopie van een rijbewijs, pagina 322.
32.Het proces-verbaal Tijdlijn, pagina 50.
33.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 92.