In de strafzaak tegen de verdachte, die op 24 juli 2014 in Utrecht zou hebben geprobeerd een ander van het leven te beroven, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.I. Takens. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van poging tot moord en poging tot doodslag, gebaseerd op camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte als de schutter aan te wijzen. De camerabeelden waren van slechte kwaliteit en de herkenning door de verbalisanten was niet betrouwbaar, aangezien twee van hen al voorkennis hadden van de verdachte. Bovendien waren er tegenstrijdige verklaringen van het slachtoffer, die aanvankelijk niet wist wie de schutter was, en later de verdachte als schutter aanwees, maar dit meerdere keren weer ontkende. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet overtuigend genoeg was om tot een veroordeling te komen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere veroordeling afgewezen, nu de verdachte was vrijgesproken van de huidige aanklachten. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, die bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.