ECLI:NL:RBMNE:2015:5798

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
16-700059-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in voorraad hebben van vals geld en het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen

Op 9 juli 2015 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 maart 2015 in [woonplaats] werd betrapt met 23 coupures van 50 euro en 1 coupure van 20 euro, waarvan de valsheid hem bekend was. Daarnaast had hij in de periode van 12 februari 2015 tot en met 15 maart 2015 een automatisch vuurwapen voorhanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 25 juni 2015 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. H.G.A.M. Halfers. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan het in voorraad hebben van vals geld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het in voorraad hebben van vals geld overtuigend was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van munitie en het alarmpistool, omdat deze niet bewezen konden worden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het in beslag genomen geld werd teruggegeven aan de verdachte, omdat niet kon worden vastgesteld dat het om handelsgeld ging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700059-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 juli 2015
in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1994] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.G.A.M. Halfers, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 15 maart 2015 23 coupures van 50 euro en/of 1 coupure van 20 euro in voorraad heeft gehad, die verdachte zelf heeft nagemaakt of waarvan de valsheid verdachte bekend was, met het oogmerk deze als echt en onvervalst uit te geven;
Feit 2: in de periode van 12 februari 2015 tot en met 15 maart 2015 een automatisch vuurwapen en/of munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 3: op 15 maart 2015 een alarmpistool voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Wat betreft het onder 2 tenlastegelegde heeft hij gerekwireerd tot bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen. Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde munitie en feit 3 zal vrijspraak moeten volgen, aldus de officier van justitie.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Wat betreft feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat het aangetroffen geld net zo goed echt geld kan zijn, omdat geen drukpers is aangetroffen. Voor het geval de rechtbank niet tot een vrijspraak komt, heeft de raadsman verzocht de behandeling aan te houden om het dossier 164Tamboer aan het onderhavige dossier toe te voegen en [A] als getuige te horen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat de doorzoeking al was gesloten op het moment dat het onderdeel van het vuurwapen werd aangetroffen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat hetgeen is gevonden, geen wapen is. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de match tussen het DNA-spoor dat op de draagband van het wapen is aangetroffen en het DNA-profiel van verdachte vals positief is. Ook heeft de raadsman er op gewezen dat de verdachte is getapt, maar dat er geen belastende informatie over de tap is gekomen.
Aangezien het aangetroffen alarmpistool volgens de politie geen wapen is, moet voor feit 3 vrijspraak volgen, aldus de verdediging.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van munitie niet bewezen kan worden verklaard. Volgens de beslaglijst is onder verdachte weliswaar een aantal patronen in beslag genomen, maar uit het dossier kan niet worden afgeleid dat deze munitie, zoals tenlastegelegd, onder categorie II van de Wet wapens en munitie valt. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.
De rechtbank acht ook het onder 3 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het politieonderzoek is naar voren gekomen dat het bij verdachte aangetroffen alarmpistool geen wapen is in de zin van de Wet wapens en munitie. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [2] houdt het volgende in:
Op 15 maart 2015 heeft een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden op het adres [adres] te [woonplaats] , in aanwezigheid van de bewoner, [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Tijdens de doorzoeking werden onderstaande goederen in beslag genomen:
Keuken:
Op de koelkast lagen twee stapeltjes biljetten van 50 euro
Een maal 6x50 euro biljetten
Een maal 9x50 euro biljetten
Buiten: dak behorende bij perceel [adres]
Automatisch machinegeweer, vuurwapen
Personenauto:
In de personenauto van het merk Volkswagen type Transporter voorzien van kenteken [kenteken] zat een envelop onder het zonneklepje van de bestuurder. In de envelop zaten 8 biljetten van 50 euro en 1 biljet van 20 euro.
Verdachte heeft verklaard dat de Volkswagen type Transporter van hem was. [3]
In de kennisgevingen van inbeslagneming hebben voornoemde goederen de volgende nummers gekregen:
- Vuurwapen (machinegeweer) MP5: [wapennummer] . [4]
- Geld: 1x 20 euro (aangetroffen in VW Transporter)
Serienummer: [serienummer]
- Geld: 3 x 50 euro (aangetroffen in VW Transporter)
Serienummer: [serienummer]
- Geld: 5 x 50 euro (aangetroffen in VW Transporter)
Serienummer: [serienummer]
- Geld: 3 x 50 euro (aangetroffen in keuken)
Serienummer: [serienummer]
- Geld: 6 x 50 euro (aangetroffen in keuken)
Serienummer: [serienummer]
- Geld: 6 x 50 euro (aangetroffen in keuken)
Serienummer: [serienummer]
Overige bewijsmiddelen feit 1:
Het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten [11] houdt het volgende in:
Op 15 maart 2015 ontving ik, werkzaam als forensisch onderzoeker en deskundige documentonderzoek, bankbiljetten waarvan vermoed werd dat ze vals of vervalst waren, namelijk:
[serienummer]
Bij het door mij ingestelde onderzoek aan de falsificaten, zag ik dat, onder andere, de navolgende echtheidskenmerken ontbraken:
  • De gebruikte reproductietechniek wijkt af van het origineel.
  • Het originele watermerk ontbreek in het papier.
  • De originele holografische beveiliging ontbreekt in het papier.
Conclusie:
Het onderzoek wees uit dat de bankbiljetten vals waren.
Bewijsmotivering feit 1:
De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen –in onderling verband en samenhang bekeken- tot het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het onder 1 ten last gelegde feit heeft gepleegd. Verdachte had 8 coupures van 50 euro en 1 van 20 euro onder handbereik in zijn auto en had nog eens 15 coupures van 50 euro in zijn woning liggen. Op de coupures komen een aantal keer dezelfde serienummers voor. Verdachte heeft geen passende verklaring gegeven voor de aanwezigheid en herkomst van deze biljetten. De rechtbank ziet daarin het bewijs dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat de biljetten vals waren toen hij ze ontving. De rechtbank betrekt daarbij mede de zich in het dossier bevindende verklaring van [A] volgens welke verklaring verdachte in 2014 handelde in vals geld en dat dit over het algemeen coupures van 50 euro betrof. Daarbij komt dat in het algemeen een ander gebruik van valse bankbiljetten dan deze als echt en onvervalst uit te geven dan te doen uitgeven zich naar het oordeel van de rechtbank moeilijk laat indenken. Verdachte heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om tijdens enig verhoor bij de politie, bij de rechter-commissaris of ter terechtzitting, zelfs maar te stellen dat hij niet het oogmerk heeft gehad om betreffende valse bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of deze te doen uitgeven.
De rechtbank houdt het er dan ook voor dat verdachte opzettelijk beschikte over geld, waarvan hij ten tijde van het verkrijgen bekend was met de valsheid, met het oogmerk dit als echt uit te (doen) geven.
De rechtbank wijst het verzoek tot het voegen in het dossier van het onderzoek 164Tamboer en het horen van [A] af wegens het ontbreken van enige onderbouwing. Het verzoek tot aanhouding van de behandeling wordt dus afgewezen.
Overige bewijsmiddelen feit 2:
Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het inbeslaggenomen vuurwapen houdt het volgende in:
[wapennummer] : Incompleet vuurwapen, pistoolmitrailleur
Categorie: III sub I / II sub 2
Bovenvermeld voorwerp betreft een incompleet pistoolmitrailleur van het merk Heckler & Koch, model MP5A-3. In originele staat is deze pistoolmitrailleur bestemd en geschikt om semiautomatisch dan wel volautomatisch te kunnen vuren. Derhalve is deze pistoolmitrailleur een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie. [12]
Onder verdachte is een iPhone 6 in beslag genomen. [13] Op de iPhone 6 was een afbeelding aanwezig van een (onderdeel van een) vuurwapen, gewikkeld in een gestreept laken. Bij de afbeelding werden de volgende metadata aangetroffen:
Opname datum: 12-2-2015 20:39
Camera: iPhone 6 [14]
Het vuurwapen is onderzocht op DNA-sporen. Het Forensisch DNA Rapport [15] houdt onder meer in:
AAHH5008NL#BC01 Bemonstering vuurwapen draagband
Bloed/celmateriaal kan afkomstig zijn van twee personen (DNA-hoofdmengprofiel) waaronder [verdachte] .
Berekende frequentie in de bevolking: kleiner dan 1 op 1 miljard.
Bewijsmotivering feit 2:
De raadsman heeft als verweer gevoerd dat de inbeslagname van het vuurwapen onrechtmatig was omdat de doorzoeking op dat moment al was gesloten. De rechtbank respondeert hier niet op, omdat het verweer niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen (vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533).
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte in de periode van 12 februari 2015 tot en met 15 maart 2015 een deel van een automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad. Volgens het proces-verbaal van bevindingen (p. 206) ontbraken de complete afsluiter, de pistoolgreep met complete trekkerhuis en het patroonmagazijn. De rechtbank leidt daaruit af dat de overige onderdelen aanwezig waren. Artikel 3 van de Wet wapens en munitie bepaalt dat ook een onderdeel van een wapen dat specifiek is voor dat wapen en van wezenlijke aard is, onder de Wet Wapens en Munitie valt. In de Circulaire Wet wapens en munitie 2015 is nader bepaald welke onderdelen onder de Wet Wapens en Munitie vallen. Deze onderdelen ontbraken niet allemaal bij het onder verdachte aangetroffen onderdeel, zodat dit deel valt onder de Wet wapens en munitie.
De verdediging heeft tot slot aangevoerd dat de match tussen het DNA-spoor dat op de draagband van het wapen is aangetroffen en het DNA-profiel van verdachte vals positief is. Hij heeft zich daarbij beroepen op een passage op p. 3 en 4 van het Forensisch DNA-rapport. De rechtbank passeert dit verweer. Aangezien het wapen bij de woning van verdachte is aangetroffen en verdachte een foto van een soortgelijk wapen op zijn telefoon had staan, is er voldoende steunbewijs en is het onaannemelijk dat de positieve match een vals positieve match is.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. op 15 maart 2015 te [woonplaats] opzettelijk meerdere bankbiljetten, te weten 23 coupures van 50 euro en 1 coupure van 20 euro, waarvan de valsheid verdachte, toen hij die bankbiljetten ontving, bekend was, met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
2. in de periode van 12 februari 2015 tot en met 15 maart 2015 in [woonplaats] een vuurwapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem bekend was toen hij ze ontving, in voorraad hebben met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven.
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen geld zal worden verbeurd verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een werkstraf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een groot aantal valse bankbiljetten in voorraad gehad met als doel ze uit te geven als echt en onvervalst. Dit is een ernstig feit. De economie is gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde (daarop vermelde) waarde kan worden toegekend. Door valse biljetten in omloop te houden wordt dit essentiële economische principe ondergraven en worden personen die in ruil voor deze biljetten goederen afstaan financieel gedupeerd.
Verdachte heeft daarnaast een onderdeel van een automatisch vuurwapen voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat het voorhanden hebben van een dergelijk wapen grote veiligheidsrisico's met zich brengt. Het illegale bezit van vuurwapens vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad dat ernstig dient te worden bestraft. De rechtbank houdt er rekening mee dat het wapen in de aangetroffen staat niet geschikt was om automatisch te vuren.
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte houdt de rechtbank in belangrijke mate rekening met het bedrijf van verdachte en zijn belang om dat te kunnen voortzetten. Verder houdt de rechtbank rekening met de justitiële documentatie van 6 mei 2015, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze twee factoren brengen de rechtbank ertoe om een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd en een groter deel van die straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Om verdachte ervan te doordringen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten en om herhaling daarvan in de toekomst te voorkómen, wordt een relatief grote voorwaardelijke straf opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding reclasseringscontact op te leggen omdat verdachte daarvoor niet gemotiveerd is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is. Het inbeslaggenomen geld (4 x 500 euro, goednummer PL0900-2014181438-1396868, (dit betreft niet het bewezen verklaarde valse geld), moet worden teruggeven aan verdachte. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat sprake is van handelsgeld in verband met de handel in vals geld zoals de officier van justitie heeft betoogd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 209 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem bekend was toen hij ze ontving, in voorraad hebben met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
4 x 500 euro, goednummer PL0900-2014181438-1396868
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. G. Perrick en H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2015.
:
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
opzettelijk meerdere bankbiljetten, te weten 23 coupures van 50 euro en/of 1
coupure van 20 euro en/of een of meer andere bankbiljetten, die verdachte zelf
heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte,
toen hij die bankbiljetten ontving, bekend was, met het oogmerk om die
bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in
voorraad heeft gehad;
art 209 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2015
tot en met 15 maart 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
een vuurwapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen (type
Walther MP5), en/of munitie van categorie II (te weten: een 9 mm patroon) te
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool (type gun C),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende einddossier 093Patrijs/MD3R015004 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 39-40.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2015.
4.Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL0900-2014181438-25 (los opgenomen).
5.Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL0900-2014181438-48, p. 1 (los opgenomen).
6.Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL0900-2014181438-48, p. 2 (los opgenomen).
7.Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL0900-2014181438-48, p. 2 (los opgenomen).
8.Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL0900-2014181438-50, p. 1 (los opgenomen).
9.Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL0900-2014181438-50, p. 2 (los opgenomen).
10.Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL0900-2014181438-52 (los opgenomen).
11.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 58-59.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 206.
13.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 40.
14.Proces-verbaal van Onderzoek GSM Telefoon, p. 84, 86-87.
15.Aanvullend dossier 093Patrijs/MD3R0154004, p. 5-6.