ECLI:NL:RBMNE:2015:5763

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
3738113 UC EXPL 15-58 BvdG/1009
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van een verblijfovereenkomst als arbeidsovereenkomst in de context van een woonwerkgemeenschap

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de stichting Emmaus Parkwijk. [eiseres] heeft in het verleden verbleven in de woonwerkgemeenschap van Emmaus Parkwijk en heeft werkzaamheden verricht. De centrale vraag in deze procedure was of de overeenkomst tussen [eiseres] en Emmaus Parkwijk gekwalificeerd kan worden als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. De rechtbank overweegt dat de overeenkomst niet de kenmerken vertoont van een arbeidsovereenkomst, zoals een gezagsverhouding en een verplichting tot loonbetaling. De overeenkomst werd door partijen aangeduid als een 'verblijfovereenkomst', wat erop wijst dat de bedoeling niet was om een arbeidsovereenkomst aan te gaan. De rechtbank concludeert dat de elementen van samen wonen, werken en delen, die centraal staan in de idealen van de Emmausbeweging, niet los kunnen worden gezien van de overeenkomst. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van Emmaus Parkwijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3738113 UC EXPL 15-58 BvdG/1009
Vonnis van 8 juli 2015
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.J. Kitsz,
tegen:
de stichting
Emmaus Parkwijk h.o.d.n. Stichting Emmaus Domstad,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Emmaus Parkwijk,
gedaagde,
gemachtigde: mr. K.F.J. Machielsen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij gevoegd de producties 1 tot en met 19,
- de conclusie van antwoord met daarbij gevoegd de producties 1 tot en met 4,
- de verandering van eis met daarbij gevoegd productie 20 van [eiseres] ,
- de aanvullende producties 5 tot en met 9 van Emmaus Parkwijk,
- het tussenvonnis van 11 februari 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- de op 11 juni 2015 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Franse priester [A] , beter bekend als [bijnaam A] , heeft in 1949 Emmaus opgericht. Hij hielp mensen die het minder hadden; zij konden wonen in zijn huis genaamd “Emmaus”, welke naam staat voor nieuwe hoop.
2.2.
Dit initiatief heeft wereldwijd, waaronder in Nederland, navolging gevonden.
2.3.
In 1969 is een Universeel Emmaus Manifest opgesteld. Dit manifest geldt voor
alle groepen die bij Emmaus Internationaal zijn aangesloten of zich willen aansluiten.
2.4.
De algemene vergadering van Emmaus Nederland heeft in november 2007 het Nederlands Emmaus Manifest (hierna: het Nederlands Emmaus Manifest) vastgesteld.
Dit manifest betreft een op de Nederlandse situatie toegespitste “moderne” vertaling van
het Universeel Emmaus Manifest. In dit Nederlands Emmaus Manifest is, onder meer, het volgende vermeld:
“We leven in een wereld waar de kansen en mogelijkheden ongelijk verdeeld zijn. Dit doet onrecht aan veel mensen en is een bron voor conflicten. We willen dit veranderen door met onderstaande uitgangspunten zelf aan de slag te gaan. (…).
We vormen woonwerkgemeenschappen waarin mensen die hiervoor kiezen samen wonen en werken met mensen die hun dak- of thuisloze bestaan willen veranderen. We voorzien door ons eigen werk in het levensonderhoud van de gemeenschap. Zo blijven we vrij en onafhankelijk.
We werken in onze eigen kringloopbedrijven. We streven naar een eenvoudige manier van leven.
We kiezen er nadrukkelijk voor om ons in te zetten voor mensen aan de onderkant van de samenleving. Overschotten geven we weg aan mensen of groepen die in armoede leven of aan
andere organisaties die op hun manier werken aan bovengenoemde uitgangspunten.
Onze gemeenschappen staan open voor iedereen die deze overtuiging onderschrijft en actief mee
wil werken de doelstellingen in de praktijk te brengen.”.
2.5.
Eind 2003 is in de Utrechtse wijk Leidsche Rijn Emmaus Parkwijk opgericht.
Het betreft een woonwerkgemeenschap met kringloopwinkel. Emmaus Parkweg heeft een ideële doelstelling. Zij beschikt over een zogenoemde ANBI-status.
2.6.
Emmaus Parkwijk onderschrijft het Universeel Emmaus Manifest en het
Nederlands Emmaus Manifest.
2.7.
[eiseres] is in 2008 als bewoner tot de woonwerkgemeenschap van Emmaus Parkwijk toegetreden. [eiseres] heeft deze woonwerkgemeenschap, na een mediationtraject, op
24 juni 2014 definitief verlaten.
2.8.
Op 6 september 2009 hebben partijen de door [eiseres] als productie 2 in het geding gebrachte overeenkomst genaamd “verblijfsovereenkomst” voor akkoord ondertekend. In deze overeenkomst is – voor zover van belang – het volgende vermeld:

Contract voor deelname aan woon-werkgemeenschap Emmaus Parkwijk
In overweging nemende dat:
• Emmaus Parkwijk het leven in haar woon-werkgemeenschap vorm wil geven volgens de
idealen cq. visie van de Emmausbeweging: samen wonen, werken en delen;
• Emmaus Parkwijk gevormd wordt door enerzijds mensen die uit sociale betrokkenheid zich
aan de woon-werkgemeenschap hebben verbonden en anderzijds door mensen die uit een
probleemsituatie afkomstig zijn;
• vermelde visie verder concreet inhoudt, dat Emmaus Parkwijk opvang biedt aan
laatstgenoemden binnen een vaste woon- en werkstructuur, waardoor zij de gelegenheid
krijgen hun eigen zaken op een rij te zetten;
• Emmaus Parkwijk naar een platte organisatie structuur streeft, waarin beslissingen zo veel
mogelijk gezamenlijk genomen worden;
• het motto daarbij is: “Kom ons helpen anderen te helpen, en misschien ben je daarmee zelf
geholpen”;
• het samen delen verder gaat dan binnen de woon-werkgemeenschap delen van zaken,
persoonlijk geluk en verdriet, maar er ook uit bestaat, dat Emmaus Parkwijk uit de
opbrengst van de verkoop van de door haar ingezamelde herbruikbare goederen,
kleinschalige projecten in binnen- en buitenland financieel en/of materieel ondersteunt;
• het financieel ondersteunen van die projecten alleen mogelijk is doordat bewoners die bij
Emmaus Parkwijk wonen en werken bewust van een eigen salaris afzien;
Komen ondergetekenden:
(…)
het volgende overeen:

1.Verblijven in de woon-werkgemeenschapHet groepslid zal met ingang van 1 oktober 2008 tot en met 31 maart 2009 in dewoon-werkgemeenschap van Emmaus Parkwijk verblijven, met de mogelijkheid en intentie tot verlenging. (…).

2.Instemmen met visie, gewoonten en gebruikenDoor ondertekening van deze overeenkomst stemt het groepslid in met de visie, gewoonten en gebruiken van de Emmausbeweging in het algemeen en met die van Emmaus Parkwijk in het bijzonder, zoals hierboven bij “In overweging nemende dat:” bedoeld.

3.Rechten en verplichtingen3.1 Het groepslid heeft gedurende de periode dat hij bij Emmaus Parkwijk verblijft, recht opde volgende door de stichting te leveren verstrekkingen:- gratis kost en inwoning;- kleding, meubels en andere spullen voor eigen gebruik, uit voorraad van dewoon-werkgemeenschap,- zakgeld (52 x per jaar) à Euro 37,50 per week;- spaargeld van Euro 30,- per maand, dat ter beschikking van het groepslid komt bij vertrek;- vergoeding van de reiskosten voor maandelijks familiebezoek;- vakantiegeld zijnde, Euro 50,- per maand en 25 vakantiedagen;- verzekeringen (aansprakelijkheids-, ongevallen en ziektekostenverzekering) en- vergoeding van kosten van noodzakelijke medische voorzieningen, die niet onderziektekostenverzekering zijn begrepen.

3.2.
Het groepslid heeft gedurende de periode dat hij bij Emmaus Parkwijk verblijft, de volgende verplichtingen:
- zich te houden aan de (huis)regels van de woon-werkgemeenschap. (…)
- een bijdrage te leveren aan het samen wonen, door deel te nemen aan sociale gezamenlijke
activiteiten en
- mee te doen aan alle voorkomende werkzaamheden in en rondom het woonhuis en het
inzamelen en verkopen van herbruikbare goederen.

4.Beëindiging overeenkomstDeze verblijfovereenkomst eindigt:a. (…)

b. Als het groepslid te kennen geeft niet langer tot de woon-werkgemeenschap te willen
behoren.
(…).”
2.9.
[eiseres] heeft gedurende haar verblijf in de woonwerkgemeenschap in de kringloopwinkel van Emmaus Parkwijk gewerkt. Daarnaast is zij kerngroepslid geweest, hetgeen – kort gezegd – inhield dat zij voor de bewoners met wie zij samenwoonde als mentor fungeerde. Deze medebewoners waren doorgaans dakloos geweest en hadden vaak psychische en/of verslavingsproblemen.
2.10.
Er zijn in de periode dat [eiseres] in de woonwerkgemeenschap verbleef meerdere keren geweest dat [eiseres] haar werkzaamheden in de kringloopwinkel en als kerngroepslid niet (meer) kon uitoefenen omdat het haar – kort gezegd – psychisch en fysiek te zwaar werd. [eiseres] is op 28 juni 2012 definitief voor het uitoefenen van haar werkzaamheden uitgevallen. Er is daarna een re-integratietraject (in spoor 1, haar eigen werk) gestart.
2.11.
Het UWV heeft aan Emmaus Parkwijk en loonsanctie van maximaal 52 weken opgelegd, omdat de re-integratie inspanningen van Emmaus Parkwijk naar zijn oordeel onvoldoende waren. Volgens het UWV had Emmaus Parkwijk zich onvoldoende ingespannen om te bezien of [eiseres] bij een andere “werkgever” (in spoor 2) aan de slag kon gaan. Emmaus Parkwijk heeft deze loonsanctie nageleefd.
heeft een WIA-uitkering aangevraagd.
2.12.
De belastingdienst en het UWV hebben Emmaus Parkwijk verplicht tot het voeren van een loonadministratie waarin een vergoeding voor kost en inwoning is geadministreerd. Emmaus Parkwijk heeft vanaf 1 oktober 2008 tot en met oktober 2014 “loonstrookjes” aan [eiseres] verstrekt. Op al deze loonstrookjes is vermeld dat het loon bestaat uit salaris en loon in natura en dat er een bepaald bedrag aan zakgeld aan [eiseres] is uitbetaald.
Emmaus Parkwijk heeft daarnaast ook een jaaropgaaf over 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 aan [eiseres] verstrekt.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- samengevat - voor recht wordt verklaard dat:
a. Emmaus Parkwijk ten onrechte geld heeft ingehouden voor kost en inwoning,
b. Emmaus Parkwijk aan [eiseres] een volledig loon is verschuldigd,
c. het loon dat Emmaus Parkwijk aan [eiseres] is verschuldigd:
primair:- moet worden berekend op basis van een werkweek van zestig uur en moet worden
gebaseerd op het loon zoals vermeld in de Cao Welzijn, althans op
een bedrag van € 135.575,81 bruto zonder toepassing van deze Cao, althans op een bedrag
dat de kantonrechter geraden voorkomt,
subsidiair- moet worden berekend op basis van een full time dienstverband en moet worden gebaseerd
op het loon zoals vermeld in de Cao Welzijn, althans op een bedrag van € 59.678,77 bruto
zonder toepassing van deze Cao, althans op een bedrag dat de kantonrechter geraden
voorkomt,
d. Emmaus aan [eiseres] specificaties (loonstroken) moet verstrekken, dit met inachtneming
van de in deze zaak te wijzen vonnis genoemde verplichtingen (met betrekking tot de
omvang van het loon),
e. Emmaus de wettelijke rente over het achterstallig loon aan [eiseres] moet betalen,
f. Emmaus de wettelijke verhoging (vertragingsrente) over het achterstallig loon aan [eiseres]
is verschuldigd,
g) Emmaus verplicht is om de buitengerechtelijke kosten, begroot op € 2.360,-- exclusief
BTW aan [eiseres] te betalen.
Daarnaast vordert [eiseres] dat Emmaus wordt veroordeeld tot betaling van de proces- en nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De vorderingen zoals genoemd in 3.1. onder b tot en met f4.1. [eiseres] baseert haar vorderingen zoals weergegeven in 3.1. onder b tot en met f op de stelling dat er vanaf 1 oktober 2008 een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel
7:610 Burgerlijk Wetboek (BW) tussen partijen heeft bestaan en dat Emmaus Parkwijk in de periode dat deze arbeidsovereenkomst heeft bestaan te weinig loon, namelijk minder dan het volgens de CAO Welzijn geldende loon, althans het wettelijk minimumloon, heeft betaald.
Emmaus Parkwijk voert daartegen als verweer dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW heeft bestaan, en dat de overeenkomst die tussen hen heeft bestaan een overeenkomst sui generis betreft.
De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
4.2.
Van een arbeidsovereenkomst is volgens de definitie in artikel 7:610 lid 1 BW sprake wanneer de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichtten.
Wil in deze zaak kunnen worden geconcludeerd dat sprake is van een arbeidsovereenkomst dan dient dus sprake te zijn geweest van:
a) een verplichting tot persoonlijke arbeidsverrichting door [eiseres] ,
b) een gezagsverhouding tussen Emmaus Parkwijk en [eiseres] , en
c) een verplichting tot betaling van loon door Emmaus Parkwijk.
Volgens vaste rechtspraak zal aan de hand van alle omstandigheden van het geval,
in onderling verband bezien, moeten worden beoordeeld of daarvan sprake is geweest.
Daarbij moet worden gekeken zowel naar de rechten en verplichtingen die partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stonden, alsook naar de wijze waarop partijen uitvoering en inhoud hebben gegeven aan hun overeenkomst (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Hoge Raad inzake [naam] / [naam] , NJ 1998/149, [naam] / [naam] , NJ 2007/446, Thuiszorg/PGGM, NJ 2007/449 en Gouden Kooi, LJN:BP3887).
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat zij hun rechten en verplichtingen hebben vastgelegd in de overeenkomst zoals genoemd en (overwegend) geciteerd in 2.8.
Bedoeling van partijen bij het sluiten van de overeenkomst4.4. Er zijn de kantonrechter geen aanknopingspunten gebleken die erop wijzen dat [eiseres] en Emmaus Parkwijk bij het sluiten van deze overeenkomst in 2008 de bedoeling hadden om een arbeidsovereenkomst met elkaar aan te gaan.
4.5.
Partijen hebben de overeenkomst niet geduid als een arbeidsovereenkomst, maar als een “verblijfovereenkomst”. Deze door partijen gegeven benaming neemt weliswaar niet weg dat deze overeenkomst toch als een arbeidsovereenkomst kan worden gekwalificeerd, maar biedt wel een aanknopingspunt dat partijen niet de bedoeling hebben gehad om een arbeidsovereenkomst met elkaar aan te gaan.
4.6.
In artikel 2 van de overeenkomst is bepaald dat het groepslid door ondertekening van de overeenkomst instemt met de idealen, visie, gewoonten en gebruiken van de Emmausbeweging in het algemeen en met die van Emmaus Parkwijk in het bijzonder.
De tussen partijen gesloten overeenkomst wordt dan ook vooral gekleurd door de idealen en visie van de Emmausbeweging en die van Emmaus Parkwijk in het bijzonder, en niet zo zeer door de wens om een arbeidsovereenkomst met elkaar aan te gaan.
4.7.
Uit hetgeen in de overeenkomst onder het kopje “In overweging nemende dat” is vermeld, valt op te maken dat het ideaal van Emmaus Parkwijk – samengevat – inhoudt dat er samen wordt gewoond, samen wordt gewerkt en samen wordt gedeeld en dat het motto daarbij is “kom ons helpen anderen te helpen, en misschien ben je daarmee zelf geholpen”.
Uit (artikel 3.2. van ) de overeenkomst kan worden opgemaakt dat het persoonlijk verrichten van arbeid één van de voorwaarden betreft waaraan een nieuw lid moet voldoen om deel te kunnen uit maken van de leefgemeenschap (commune). De andere voorwaarden betreffen het samen wonen en het samen delen. Samen vormen zij het ideaal “samen wonen, werken en delen”. Deze elementen kunnen daarom niet los van elkaar worden gezien.
4.8.
In de overeenkomst is niet (expliciet of impliciet) vermeld dat er een gezagsverhouding zou bestaan tussen Emmaus Parkwijk en [eiseres] , in die zin dat Emmaus Parkwijk het recht had om aan [eiseres] bindende aanwijzingen te geven voor het verrichten van arbeid. Integendeel, in de overeenkomst is juist vermeld dat er wordt gestreefd naar een platte organisatiestructuur, waarin beslissingen zo veel mogelijk gezamenlijk worden genomen.
4.9.
Daarnaast volgt uit de overeenkomst dat [eiseres] bewust heeft afgezien van een aanspraak op salaris, hetgeen door [eiseres] op de zitting is bevestigd. Niet ter discussie staat dat de opbrengsten uit de kringloopwerk deels ertoe strekken om de woon-werkgemeenschap in stand te houden en deels dienen om een projecten in het binnenland en buitenland te steunen. De vergoeding die [eiseres] van Emmaus Parkwijk heeft ontvangen, is dan ook geen vergoeding voor de door haar persoonlijk verrichte arbeid (loon), maar een vergoeding om haar verblijf in de woon-werkgemeenschap te faciliteren.
4.10.
Verder geldt nog dat uit de overeenkomst volgt dat [eiseres] op ieder moment kon besluiten om de woonwerkgemeenschap te verlaten, hetgeen ook tijdens de zitting door beide partijen is bevestigd. Bij arbeidsovereenkomsten is het gebruikelijk dat er zowel voor de werkgever als de werknemer een opzegtermijn geldt.
De wijze waarop partijen uitvoering en inhoud hebben gegeven aan hun overeenkomst4.11. Er zijn ook onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat [eiseres] en Emmaus Parkwijk feitelijk hebben gehandeld als ware zij in 2008 een arbeidsovereenkomst met elkaar aangegaan.
4.11.1.
Er zijn geen concrete aanwijzingen dat sprake is geweest van een gezagsverhouding tussen Emmaus Parkwijk en [eiseres] . [eiseres] heeft daarvoor, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door Emmaus Parkwijk, onvoldoende gesteld. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de tussen partijen gesloten overeenkomst is vermeld dat beslissingen in gezamenlijk overleg worden genomen. Dit levert een aanwijzing op dat geen sprake is geweest van gezagsverhouding.
4.11.2.
[eiseres] kan verder niet worden gevolgd in haar stelling dat sprake is geweest van wat in de literatuur en jurisprudentie bekend staat als een “geruisloze overgang”.
Een geruisloze overgang kan zich voordoen wanneer sprake is van een wisseling van een werkgever, maar van die situatie is in dit geval geen sprake geweest.
4.11.3.
Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiseres] nog aangevoerd dat zij herhaaldelijk heeft gesteld dat zij op basis van een arbeidsovereenkomst wilde gaan werken. Zij heeft echter ook erkend dat dit van de kant van Emmaus Parkwijk steeds is afgewezen.
Conclusie4.12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet kan worden geoordeeld dat sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.
4.12.1.
De door [eiseres] aangevoerde omstandigheid dat zij loonstrookjes en jaaropgaven heeft ontvangen en dat aan Emmaus Parkwijk een loonsanctie is opgelegd, maakt dit niet anders. Het is voldoende gebleken dat Emmaus Parkwijk deze stukken – zoals zij kennelijk betoogt – in het kader van een zogenaamde fictieve dienstbetrekking aan [eiseres] heeft verstrekt. Dat betekent dat de betrekking fiscaal wordt behandeld als een echte dienstbetrekking en dat voor de inhoudingen op het loon dezelfde regels moeten worden toegepast als bij echte dienstbetrekkingen.
4.12.2.
De kantonrechter heeft de indruk gekregen dat [eiseres] vooral teleurgesteld is geraakt, omdat zij tijdens haar verblijf in de woonwerkgemeenschap heeft moeten constateren dat de volledig door haar onderschreven idealen van Emmaus Parkwijk in werkelijkheid niet werden gerealiseerd. Er bestonden volgens [eiseres] onder de medebewoners verschillende privileges en inkomstenverschillen, terwijl het uitgangspunt nu juist was “we zullen samen alles delen”.
Verder is bij [eiseres] de overtuiging gegroeid dat de beloning die zij in de vorm van kost en inwoning en zakgeld voor haar werkzaamheden als kerngroepslid ontving veel te laag was en niet in verhouding stond met de taken en verantwoordelijkheden die zij als kerngroepslid had en de zware emotionele belasting die zij heeft ervaren. Ook bood de beloning volgens haar geen perspectief op een onafhankelijk (financiële) toekomst “van de straat” in plaats van
“op de straat”. Deze omstandigheden maken echter nog niet dat de overeenkomst die partijen in 2008 met elkaar zijn aangegaan als arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd.
4.13. De vorderingen zoals weergegeven in 3.1. onder b tot en met f zullen gezien het voorgaande worden afgewezen.
Vordering zoals weergegeven in 3.1. onder a
4.14.
[eiseres] voert ter onderbouwing van haar vordering zoals weergegeven in 3.1. onder a aan dat Emmaus Parkwijk vanaf oktober 2008 maandelijks een bedrag voor kost en inwoning heeft ingehouden, dit terwijl overeengekomen is dat dit gratis zou zijn.
Dat dit het geval is geweest volgt volgens haar uit de door haar als productie 5 overgelegde loonstrookjes.
Emmaus Parkwijk betwist dat dit het geval is geweest.
4.15.
Deze vordering zal worden afgewezen omdat er – in het licht van de gemotiveerde betwisting door Emmaus Parkwijk – onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de juistheid van de stelling van [eiseres] dat geld is ingehouden voor kost en inwoning.
De enkele omstandigheid dat over het loon in natura belasting is geheven, betekent nog niet dat de kost en inwoning niet gratis is geweest.
Vordering zoals weergegeven in 3.1. onder g
4.16.
[eiseres] vordert nog vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Deze vordering zal worden afgewezen, aangezien de hoofdvorderingen in verband waarmee zij deze vordering heeft ingesteld zullen worden afgewezen.
Proceskosten4.17. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van
Emmaus Parkwijk worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 1.400,00
(2 punten x tarief ad € 700,00) voor salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Emmaus Parkwijk, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.400,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.