ECLI:NL:RBMNE:2015:5761

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
4303498 AE VERZ 15-119 - 1111
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde verhouding tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting KPC Onderwijs Innovatie Centrum en een werknemer, vertegenwoordigd door mr. T.E. van Zoeren en mr.drs. G.H. van der Waaij. De verzoekende partij heeft ontbinding van de arbeidsovereenkomst gevraagd op basis van artikel 7:671b en 7:669 lid 3 sub g van het Burgerlijk Wetboek, met als argument dat er sprake is van een verstoorde verhouding door een verschil van inzicht over de uitvoering van de functie van de werknemer als senioradviseur A. De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen het eens zijn over de verstoorde verhouding, wat een redelijke grond voor ontbinding vormt.

De kantonrechter heeft verder onderzocht of er sprake is van een opzegverbod, zoals vermeld in artikel 7:670 BW, en heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. Gezien de omstandigheden en de argumenten van beide partijen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er voldoende aannemelijk is dat er een redelijke grond voor ontbinding aanwezig is. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding ingewilligd en de einddatum van de arbeidsovereenkomst vastgesteld op 1 november 2015, rekening houdend met de wettelijke opzegtermijn.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter en is een belangrijke uitspraak in het kader van arbeidsrechtelijke geschillen, waarbij de nadruk ligt op de noodzaak van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 4303498 AE VERZ 15-119 - 1111
Beschikking van 30 juli 2015
inzake
de stichting
Stichting KPC Onderwijs Innovatie Centrum,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. T.E. van Zoeren,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr.drs. G.H. van der Waaij.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift en het verweerschrift.
De kantonrechter heeft beslist dat een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege kan blijven.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.Het verzoek en de beoordeling daarvan

2.1.
Verwerende partij is in dienst van verzoekende partij.
2.2.
Verzoekende partij vraagt ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, op grond van het bepaalde in artikel 7:671b en 7:669 lid 3 sub g BW, per 1 november 2015.
Verzoekende partij heeft daartoe aangevoerd, dat sprake is van een verstoorde verhouding ontstaan door een verschil van inzicht over de wijze waarop de functie van verwerende partij als senioradviseur A dient te worden uitgevoerd. Verwerende partij kan zich hierin vinden.
3. De kantonrechter oordeelt als volgt.
3.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek is dat de werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:671b BW de kantonrechter kan verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een redelijke grond als vermeld in lid 1 van dat artikel. De kantonrechter dient die redelijke grond te onderzoeken op grond van artikel 7:671b lid 2 BW. De kantonrechter heeft geconstateerd dat partijen het er met elkaar over eens zijn dat sprake is van een verstoorde verhouding, als bedoeld in art. 7:669 lid 3 onder g BW.
3.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 2 BW is voorts onderzocht of een opzegverbod ingevolge art 7:670 BW of enig ander opzegverbod geldt, hetgeen niet het geval is.
3.3.
Op grond van hetgeen over en weer is aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van een redelijke grond en kan het verzoek worden ingewilligd.
3.4.
Nu het verzoek tot ontbinding wordt ingewilligd dient het einde van de arbeidsovereenkomst te worden bepaald. Partijen hebben de kantonrechter verzocht voormelde eindigingsdatum op 1 november 2015 te plaatsen. De kantonrechter dient op grond van het bepaalde in art. 7:671b lid 8 BW het einde te bepalen op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd (drie maanden), waarbij de duur van de periode die aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek (20 juli 2015) en eindigt op de datum van dagtekening van ontbindingsbeslissing (30 juli 2015) in mindering wordt gebracht. Nu de verzochte eindigingsdatum verder weg ligt, kan dit deel van het verzoek worden toegewezen.
3.6.
De proceskosten worden geheel gecompenseerd.

4.De beslissing.

De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen vanwege een redelijke grond.
- bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 november 2015.
- compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2015.
: