Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift dat is ingediend op 29 juli 2015;
- het verweerschrift d.d. 29 juli 2005.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, [naam] Nederland B.V., en de verwerende partij. De verzoekende partij, vertegenwoordigd door mr. X.M.C.I. Wakim, heeft aangevoerd dat er een onoverbrugbaar verschil van inzicht bestaat over de uitoefening van de werkzaamheden, wat heeft geleid tot een verstoring van de arbeidsrelatie. De verwerende partij, vertegenwoordigd door mr. F.W. Drost, heeft erkend dat er sprake is van een dergelijke verstoring, maar heeft geen alternatieve functie kunnen vinden binnen de organisatie.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot ontbinding niet in strijd is met opzegverboden zoals bedoeld in artikel 7:670 BW. Op basis van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er voldoende grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals beschreven in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW. De kantonrechter heeft vervolgens de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst vastgesteld op het tijdstip waarop deze bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen.
Daarnaast heeft de kantonrechter aangegeven dat er in dit geval, waar geen ernstig handelen of nalaten van de werkgever is aangetoond, geen ruimte is voor het toekennen van een billijke vergoeding. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter, mr. J.J.M. de Laat, op 30 juli 2015.