ECLI:NL:RBMNE:2015:5760

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
4331575 UE VERZ 15-406 - 1111
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder de nieuwe WWZ

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, [naam] Nederland B.V., en de verwerende partij. De verzoekende partij, vertegenwoordigd door mr. X.M.C.I. Wakim, heeft aangevoerd dat er een onoverbrugbaar verschil van inzicht bestaat over de uitoefening van de werkzaamheden, wat heeft geleid tot een verstoring van de arbeidsrelatie. De verwerende partij, vertegenwoordigd door mr. F.W. Drost, heeft erkend dat er sprake is van een dergelijke verstoring, maar heeft geen alternatieve functie kunnen vinden binnen de organisatie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot ontbinding niet in strijd is met opzegverboden zoals bedoeld in artikel 7:670 BW. Op basis van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er voldoende grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals beschreven in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW. De kantonrechter heeft vervolgens de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst vastgesteld op het tijdstip waarop deze bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen.

Daarnaast heeft de kantonrechter aangegeven dat er in dit geval, waar geen ernstig handelen of nalaten van de werkgever is aangetoond, geen ruimte is voor het toekennen van een billijke vergoeding. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter, mr. J.J.M. de Laat, op 30 juli 2015.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4331575 UE VERZ 15-406 - 1111
Beschikking van 30 juli 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] Nederland B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. X.M.C.I. Wakim,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. F.W. Drost.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift dat is ingediend op 29 juli 2015;
  • het verweerschrift d.d. 29 juli 2005.
De kantonrechter heeft, na verzoek daartoe van beide partijen, beslist dat mondelinge behandeling van het verzoek achterwege kan blijven.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.Het verzoek en de beoordeling daarvan

Verwerende partij is in dienst van verzoekende partij.
Verzoekende partij vraagt ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
Verzoekende partij heeft daartoe aangevoerd, dat tussen partijen een verschil van inzicht bestaat over de uitoefening van de tot zijn taken behorende werkzaamheden. De verschillen zijn niet overbrugbaar en er is een zodanige verstoring van de arbeidsrelatie ontstaan dat voortzetting van het dienstverband voor onmogelijk wordt gehouden.
Verwerende partij kan niet ontkennen dat sprake is van een situatie als door de verzoekende partij geschetst. Er is gezocht naar een andere functie, maar die is niet gevonden.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de door beide partijen ingenomen stelling dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van opzegverboden als bedoeld in artikel 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift.
Op grond van hetgeen over en weer is aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van een verstoring in de arbeidsrelatie (artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW).
Op grond van de wet (artikel 7:671b lid 8 BW) bepaalt de kantonrechter bij inwilliging van het verzoek het einde van de arbeidsovereenkomst en wel op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd onder aftrek in dit geval van de ene dag die zit tussen ontvangst van het verzoek en de ontbindingsbeslissing (resp. 29 juli 2015 en 30 juli 2015). Nu partijen daarover niets in verzoek- en verweerschrift hebben vermeld zal de kantonrechter de wettelijke omschrijving volgen.
De kantonrechter ziet voorts sinds 1 juli 2015 in een geval als het onderhavige, waarin niet is aangevoerd dat sprake is van een ernstig handelen of nalaten van de werkgever, geen taak meer voor zich weggelegd om een (billijke) vergoeding toe te kennen. Partijen kunnen dat onderling regelen in een beëindigingsovereenkomst / vaststellingsovereenkomst.
De proceskosten worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd onder aftrek in dit geval van de ene dag die zit tussen ontvangst van het verzoek en de ontbindingsbeslissing (resp. 29 juli 2015 en 30 juli 2015);
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2015.