ECLI:NL:RBMNE:2015:5676

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
3752745
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke verplichting van de bewindvoerder tot zorg voor juiste meterstanden en facturatie van nutsvoorzieningen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 3 augustus 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de rechtspersoon Hoist Kredit AB en de bewindvoerder van [A]. De procedure betreft de verplichtingen van de bewindvoerder met betrekking tot het doorgeven van juiste meterstanden voor nutsvoorzieningen, in het kader van de zorgplicht die voortvloeit uit artikel 1:444 BW. Hoist, de eisende partij, vorderde betaling van een bedrag van € 8.854,43, dat voortvloeit uit onjuiste facturatie door de energieleverancier Essent, waarbij de bewindvoerder niet tijdig de juiste meterstanden had doorgegeven.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder niet volledig heeft voldaan aan het verzoek om informatie over de meterstanden en dat dit nalaten heeft geleid tot een onjuiste eindafrekening door Essent. De kantonrechter benadrukte dat de bewindvoerder, ondanks zijn beperkte vergoeding, verantwoordelijk is voor het beheer van de onder bewind gestelde goederen en dat dit ook het doorgeven van meterstanden omvat. De bewindvoerder had moeten zorgen voor de juiste gegevens, ook al was [A] niet in staat om deze zelf te verstrekken.

De vordering van Hoist werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder als in het ongelijk gestelde partij de kosten moest vergoeden. Dit vonnis benadrukt de zorgplicht van bewindvoerders en de noodzaak om tijdig en correct informatie te verstrekken aan energieleveranciers, om zo onterechte kosten voor de onder bewind gestelde persoon te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3752745 UC EXPL 15-342 FB/22154
Vonnis van 3 augustus 2015
inzake
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Hoist Kredit AB,
gevestigd te Stockholm, Zweden,
verder ook te noemen Hoist,
eisende partij,
gemachtigde: GGN Gerechtsdeurwaarders Utrecht,
tegen:
[bewindvoerder] , handelende onder de naam [naam] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [A],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen de bewindvoerder,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 mei 2015
  • de akte van 8 juni 2015 van de bewindvoerder
  • de antwoordakte van 29 juni 2015 van Hoist.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge rechtsoverweging 2.6. van voormeld tussenvonnis is de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken over de facturen voor levering van elektriciteit en gas over de periode na beëindiging van de overeenkomst met Essent, te weten vanaf 7 december 2012 tot en met heden. De kantonrechter heeft voorts overwogen dat bij gebreke van die gegevens de vordering van Hoist zou worden toegewezen.
2.2.
De bewindvoerder heeft bij akte de volgende documenten overgelegd:
De eindafrekening van Nuon over de periode 20 november 2007 tot en met 13 november 2008;
De energierekening van Nuon over de periode van 21 maart 2012 tot en met 28 oktober 2012, met bijgevoegd een verbruik overzicht;
De afrekening groene stroom van Oxxio over de periode 23 augustus 2013 tot en met 8 september 2014, waarbij het verbruik is gesteld op 0;
De afrekening gas van Oxxio over de periode 23 augustus 2013 tot en met 8 september 2014, waarbij het verbruik is gesteld op 0;
De eindafrekening 2012 gas en elektriciteit van Essent over de periode van 14 november 2012 tot en met 7 december 2012;
Een brief van Nuon van 2 augustus 2012, betreffende de aankondiging van een gerechtelijke procedure ter zake van openstaande bedragen;
E-mail correspondentie tussen de bewindvoerder en [A] ter zake van meterstanden.
2.3.
De kantonrechter stelt vast dat de bewindvoerder daarmee niet volledig heeft voldaan aan het informatieverzoek; slechts de onder 3 en 4 genoemde stukken zien op de relevante periode. Met de overgelegde stukken kan geen volledig beeld worden gekregen van levering en afrekening van gas en elektra in de periode van 7 december 2012 tot heden. Meer in het bijzonder kan niet worden vastgesteld of bij een eindafrekening – of op andere wijze – correctie, creditering of een andere administratieve verwerking heeft plaatsgehad in verband met de op 9 september 2014 in het Meetregister opgenomen meterstanden.
2.4.
Vooropgesteld wordt, dat de eindafrekening over 2012 van Essent, ook na correctie daarvan op 24 augustus 2013, niet in overeenstemming is met het daadwerkelijk verbruik van [A] in de periode van 14 november 2012 tot en met 7 december 2012. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Dat niettemin sprake kan zijn van een betalingsverplichting aan de zijde van de gebruiker van de nutsvoorzieningen, kan voortvloeien uit het nalaten van die gebruiker om de leverancier desgevraagd te voorzien van actuele meterstanden. In dat geval is de leverancier aangewezen op het Toegankelijk Meetregister (het Meetregister), dat wordt bijgehouden door de netbeheerder. Het staat vast dat Essent meer dan eens heeft verzocht dat de meterstanden werden doorgegeven (bijvoorbeeld in de bevestigingsbrief van 13 november 2012, productie 2 bij conclusie van repliek en in het e-mailbericht van eind januari 2013, productie 4 bij conclusie van repliek). Aan dit verzoek is geen gehoor gegeven. Essent heeft vervolgens een eindafrekening opgesteld, op basis van de door de netbeheerder verstrekte gegevens.
2.5.
Zoals in het tussenvonnis al is overwogen, brengt de systematiek die wordt gehanteerd in de Informatiecode Elektriciteit en Gas (de Informatiecode) met zich, dat energieleveranciers in Nederland zich allen baseren op de gegevens in het Meetregister. Als op enig moment komt vast te staan dat de daadwerkelijke meterstanden afwijken van de in het Meetregister opgenomen standen, dan kan correctie plaatsvinden. Blijkens de gecorrigeerde eindafrekening van Essent is ten aanzien van het elektriciteitsverbruik een correctie toegepast en is de vordering dienovereenkomstig aangepast. Ten aanzien van het gasverbruik bleek dat niet mogelijk. Het recht op teruggave van wat teveel in rekening is gebracht kan volgens Hoist op grond van de Informatiecode alleen worden verzilverd bij de energieleverancier bij wie de afnemer klant is op het moment van vaststellen van het juiste verbruik. Dit is niet mogelijk bij de leverancier die op basis van achteraf onjuist gebleken meterstanden een eindafrekening heeft gemaakt.
2.5.
Dat Hoist daarmee op juiste wijze heeft weergegeven wat Essent op grond van de overeenkomst en de toepasselijke regelgeving moest doen bij het vaststellen van de eindafrekening, heeft de bewindvoerder niet betwist. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat er ten onrechte vanuit wordt gegaan dat de bewindvoerder verantwoordelijk is voor het periodiek indienen van meterstanden. Hij schrijft daar het volgende over:
“Gegeven het geringe aantal minuten per week waarvoor de bewindvoerder voor zijn werk wordt beloond kan en mag niet worden verwacht, dat de bewindvoerder de betrokkene fysiek bezoekt met het uitsluitende doel de meterstanden op te nemen.”
Daarnaast voert de bewindvoerder aan dat de kantonrechter er in het tussenvonnis aan is voorbijgegaan dat grote onzorgvuldigheid is betracht bij de invoer in het Meetregister.
2.6.
De kantonrechter overweegt dat de bewindvoerder met zijn hiervoor weergegeven standpunt blijk geeft van een onvolledige taakopvatting. De wettelijke verplichting jegens de rechthebbende om de zorg van een goed bewindvoerder te betrachten, als bedoeld in artikel 1:444 BW wordt niet begrensd of beperkt door het salaris dat hem wordt toegekend.
De onderbewindstelling van de huidige en toekomstige goederen van [A] in verband met haar geestelijke toestand, had tot gevolg dat het beheer over haar vermogen vanaf 29 september 2011 niet meer toekwam aan haarzelf, maar aan de bewindvoerder. Onder ‘beheer’ zijn begrepen alle handelingen die voor de normale exploitatie dienstig kunnen zijn voor hetgeen onder bewind is gesteld, alsook het aannemen van verschuldigde prestaties (artikel 3:170 BW). Dit brengt met zich, dat de bewindvoerder bevoegd, maar ook gehouden is datgene te doen wat nodig is om het vermogen in stand te houden en de opbrengst ervan te verwerven, binnen de bandbreedte van hetgeen van hem als goed bewindvoerder mag worden verwacht. Daaronder is begrepen het doorgeven van meterstanden ten behoeve van een juiste facturatie ten aanzien van nutsvoorzieningen, nu het nalaten daarvan voorzienbaar grote, nadelige gevolgen heeft voor het onder zijn bewind gestelde vermogen.
Dat [A] niet in staat was zelfstandig de juiste gegevens te verstrekken heeft de bewindvoerder onderkend; hij heeft naar voren gebracht dat hij de van [A] ontvangen gegevens niet doorgeleidde aan de nutsbedrijven, omdat deze evident onjuist waren (tweede pagina van de akte van 8 juni 2015). Het had op zijn weg gelegen niet alleen navraag te doen naar de meterstanden maar ook zorg te dragen voor verkrijging van de juiste gegevens.
2.7.
Ook het tweede argument van de bewindvoerder brengt de kantonrechter niet tot een ander oordeel. Of en in hoeverre de invoer in het Meetregister onzorgvuldig is geweest doet voor de beoordeling van de onderhavige rechtsrelatie niet ter zake. De bewindvoerder was op grond van de overeenkomst met Essent gehouden zorg te dragen voor het doorgeven van juiste meterstanden. Bij gebreke daarvan heeft Essent zich bij de eindfactuur gebaseerd op gegevens die zij heeft verkregen van de netbeheerder. Zelfs als de netbeheerder bij de invoer van die gegevens onzorgvuldig zou hebben gehandeld, kan dit Hoist niet worden tegengeworpen.
2.8.
Het voorgaande leidt ertoe, dat de vordering van Hoist van € 8.854,43 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.583,48, te berekenen vanaf de dag der dagvaarding tot de voldoening. Daarbij gaat de kantonrechter ervan uit dat de bewindvoerder, in lijn met zijn wettelijke taakstelling, zorg zal dragen voor adequate creditering of correctie op de daartoe voorgeschreven wijze (zie hiervoor, onder 2.5.), van dat deel van de afrekening voor gasverbruik dat niet in overeenstemming is geweest met het daadwerkelijk verbruik van [A] ; één en ander voor zover dat niet reeds heeft plaatsgevonden.
2.9.
Hoist maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, verhoogd met omzetbelasting. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na
1 juli 2012 is ingetreden. Hoist heeft aan de bewindvoerder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De eisende partij heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met BTW. Dit zal worden toegewezen nu Hoist geen BTW kan verrekenen en aanmaning voor de BTW heeft plaatsgevonden.
2.10.
de bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Hoist worden begroot op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht € 466,00
- salaris gemachtigde €
750,00(3 punten x tarief € 250,00)
Totaal € 1.311,77
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt de bewindvoerder om aan Hoist tegen bewijs van kwijting te betalen € 8.854,43 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 7.583,48 vanaf de datum van het vonnis tot de voldoening;
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Hoist, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.311,77, waarin begrepen € 750,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2015.