ECLI:NL:RBMNE:2015:5640

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
16-659878-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in Spanje, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 153 hennepplanten in de periode van 27 december 2013 tot en met 3 januari 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel zij niet meer permanent in de woning verbleef, nog wel regelmatig terugkeerde en op de hoogte was van de hennepkwekerij die door haar ex-partner werd geëxploiteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de hennepplanten in strafrechtelijke zin aanwezig had, omdat deze zich in haar machtssfeer bevonden.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij hiervan op de hoogte was of dat zij enige rol had gespeeld in deze diefstal. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor beide feiten zou worden veroordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het tweede feit.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De vordering van de benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel was opgelegd voor het tweede feit. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659878-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 15 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Spanje) op [1982] ,
wonende te [adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 april 2015 en 1 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en haar raadsman, mr. B.J. Tieman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
primair: samen met een ander in de periode van 27 december 2013 tot en met 3 januari 2014 te [plaatsnaam] 153 hennepplanten heeft geteeld, dan wel aanwezig heeft gehad;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan deze hennepteelt door hiervoor een pand ter beschikking te stellen;
Feit 2: samen met een ander in de periode van 27 december 2013 tot en met 3 januari 2014 te [plaatsnaam] een hoeveelheid elektriciteit heeft gestolen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Aan het einde van de zomer van 2013 kreeg zij ruzie met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en is zij bij hem weggegaan. Ze kwam alleen nog bij de woning voor het halen van kleding en post. Ze was op de hoogte van de hennepkwekerij, maar heeft geen enkele rol gehad. Ze kan dan ook niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de hennepkwekerij. Van de diefstal van elektriciteit was ze in het geheel niet op de hoogte. Daarom dient integrale vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier onvoldoende dat verdachte wetenschap had van de diefstal van elektriciteit dan wel dat zij enig aandeel heeft gehad in deze diefstal. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het bewijs ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, voor zover dit ziet op het aanwezig hebben van 153 hennepplanten.
Door een medewerker van Stedin wordt op 3 januari 2014 een meterkastcontrole uitgevoerd op [adres] in [plaatsnaam] . De medewerker treft een mannelijke en een vrouwelijke bewoonster aan. [1]
Vervolgens wordt op 3 januari 2014 in de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] een hennepkwekerij aangetroffen. Op de eerste verdieping bevinden zich twee kamers met een in werking zijnde hennepkwekerij. [2] In totaal worden er 153 hennepplanten geteld. [3]
Op 3 januari 2014 is onderzoek gedaan naar de aangetroffen planten. In elke kweekruimte werden twee monsters genomen van de aanwezige planten. Tijdens de test trad een duidelijk kleurreactie op. Deze reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep. [4]
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat ze rond september 2013 heeft gezien dat haar toenmalige vriend met potten en aarde bezig was in de woning. Verdachte begreep wel dat het om hennep ging. In september heeft verdachte nog een aantal nachten in de woning geslapen. Daarna verbleef ze niet meer in de woning, maar kwam ze nog wel twee tot drie keer in de week in de woning om kleding en post te halen. Ook had verdachte nog de sleutel van de woning en stond ze er nog ingeschreven. [5]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de hennepteelt.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte de aangetroffen hennepplanten aanwezig heeft gehad.
Allereerst overweegt de rechtbank dat het voor het “aanwezig hebben” in de zin van artikel 3 onder C van de Opiumwet niet noodzakelijk is dat verdachte enige beschikkingsbevoegdheid heeft gehad over de verdovende middelen. Voldoende voor het bewijs van dit “aanwezig hebben” is dat de verdovende middelen zich in haar machtssfeer hebben bevonden. Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte opzettelijk de zich in haar woning bevindende hennepplanten aanwezig heeft gehad in de zin van de Opiumwet. De verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat zij wist dat haar (ex-)partner zich bezig hield met een hennepkwekerij in de woning. Verdachte kwam nog zeer regelmatig in de woning, had een sleutel van de woning en stond er ook nog steeds ingeschreven. Verdachte was ook op dit adres aanwezig toen de medewerker van Stedin kwam voor een meterkastcontrole, waarbij verdachte deze medewerker toestemming heeft gegeven de controle uit te voeren. Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de aangetroffen hennepplanten zich in de machtssfeer van verdachte hebben bevonden. Verdachte heeft daarmee de aangetroffen hennepplanten in strafrechtelijke zin aanwezig gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
in de periode van 27 december 2013 tot en met 03 januari 2014 te [plaatsnaam] , opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van in totaal 153 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1 primair: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 153 hennepplanten, die door haar ex-partner in de woning werden geteeld. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts leveren hennepkwekerijen gevaar en overlast op voor de omgeving.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat zij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank sluit aan bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt daarin mee dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte actief betrokken was bij de hennepkwekerij.
Alles overziende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 60 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen als verdachte die werkstraf niet naar behoren verricht.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De inhoud van de vordering
De vordering van Stedin Netbeheer B.V. strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 6.814,66 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
9.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft opgemerkt dat de vordering gebaseerd is op een periode van 51 weken. Aangezien maar één week is ten laste gelegd en kan worden bewezen verklaard, zal het bedrag op de vordering moeten worden gedeeld door 51. De vordering kan daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 133,62 te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering benadeelde partij.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd voor feit 2, is Stedin Netbeheer B.V. in de vordering niet-ontvankelijk.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
60 (zestig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering. De vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en N.E.M. Kranenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december
2013 tot en met 03 januari 2014 te [plaatsnaam] , althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ),
een hoeveelheid van (in totaal)(ongeveer) 153 hennepplanten, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 27 december 2013 tot en met 03 januari 2014 te
[plaatsnaam] , althans in het arrondissement Midden-Nederland,
(telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand
aan de [adres] ),
een hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal)(ongeveer) 153 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of
meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december 2013 tot en met 03
januari 2014 te [plaatsnaam] , althans in het arrondissement Midden-Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door (als gebruiker van voornoemd pand) aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter
beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december
2013 tot en met 03 januari 2014 te [plaatsnaam] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
in/uit een woning aan de [adres] ,
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 januari 2014, p. 40.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 januari 2014, p. 4.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 januari 2014, p. 5.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 januari 2014, p. 39.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2015.