ECLI:NL:RBMNE:2015:5639
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak
Op 15 juli 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder op 4 november 2014 was vrijgesproken van het medeplegen van en de medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De ontnemingsvordering was ingediend door het openbaar ministerie, die stelde dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten van € 102.102,13. Tijdens de zittingen op 25 maart en 1 juli 2015 werd de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot. De officier van justitie heeft op 1 juli 2015 gevorderd om de ontnemingsvordering af te wijzen, omdat niet aannemelijk kon worden gemaakt dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten. De verdediging voerde aan dat de rechtbank, gezien de vrijspraak in de strafzaak, niet toekwam aan de beoordeling van de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte was vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.