ECLI:NL:RBMNE:2015:5639

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
16-701781-12 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak

Op 15 juli 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder op 4 november 2014 was vrijgesproken van het medeplegen van en de medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De ontnemingsvordering was ingediend door het openbaar ministerie, die stelde dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten van € 102.102,13. Tijdens de zittingen op 25 maart en 1 juli 2015 werd de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot. De officier van justitie heeft op 1 juli 2015 gevorderd om de ontnemingsvordering af te wijzen, omdat niet aannemelijk kon worden gemaakt dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten. De verdediging voerde aan dat de rechtbank, gezien de vrijspraak in de strafzaak, niet toekwam aan de beoordeling van de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte was vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701781-12 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 15 juli 2015
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte] ,
(hierna te noemen: [verdachte] )
geboren te [geboorteplaats] op [1977] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 maart 2015 en 1 juli 2015.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/701781-12, waaruit blijkt dat [verdachte] bij vonnis van 4 november 2014 van deze rechtbank is vrijgesproken ter zake van -kort gezegd- het medeplegen van en de medeplichtigheid aan hennepteelt en het medeplegen van en de medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit in de panden aan de Productieweg 20 en 22 te Mijdrecht;
- het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ([adres]), met bijlagen, nr. 2012173464, d.d. 2 januari 2014, pagina 1 tot en met 4;
- het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ([adres]), met bijlagen, nr. 2012173471, d.d. 2 januari 2014, pagina 1 tot en met 5;
- de overige stukken,
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is [verdachte] gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot.

2.De beoordeling

De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 102.102,13.
Ter terechtzitting van 1 juli 2015 heeft de officier van justitie gevorderd de ontnemingsvordering af te wijzen, omdat niet aannemelijk kan worden gemaakt dat [verdachte] wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat de rechtbank, gelet op de bepleite vrijspraak in de strafzaak, niet toekomt aan het beoordelen van de ontnemingsvordering.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] bij vonnis van 15 juli 2015 is vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Gelet op deze vrijspraak dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de ontnemingsvordering.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijkin zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2015.