ECLI:NL:RBMNE:2015:5635

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
16-659879-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 15 juli 2015 veroordeeld voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De zaak betreft een hennepkwekerij die in de periode van 27 december 2013 tot en met 3 januari 2014 in IJsselstein is opgezet. De verdachte, geboren in Italië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft tijdens de terechtzittingen op 1 april en 1 juli 2015 verklaard dat hij de hennepkwekerij zelf heeft aangelegd en de stroomvoorziening heeft geregeld. De officier van justitie vorderde een bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 153 hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen, maar heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor medeplegen met anderen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tezamen en in vereniging plegen van de feiten, maar heeft hem wel veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Stedin Netbeheer B.V. van € 133,62, vermeerderd met wettelijke rente, voor de schade die is ontstaan door de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze geen rechtstreeks verband hield met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659879-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 15 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [1972] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 april 2015 en 1 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. Tieman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
primair: samen met een ander in de periode van 27 december 2013 tot en met 3 januari 2014 te IJsselstein 153 hennepplanten heeft geteeld;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan deze hennepteelt door hiervoor een pand ter beschikking te stellen;
Feit 2: samen met een ander in de periode van 27 december 2013 tot en met 3 januari 2014 te IJsselstein een hoeveelheid elektriciteit heeft gestolen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Aangezien verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft bekend en niet tot vrijspraak is gepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
 het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent van Politie Utrecht, d.d. 9 januari 2014 [2] ;
 het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent van Politie Utrecht, d.d. 8 januari 2014 [3] ;
 een geschrift, te weten een Rapportage diefstal energie, met bijlagen, opgemaakt door [A] , d.d. 8 januari 2014 [4] ;
 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2015.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde samen met een ander of anderen heeft gepleegd. Verdachte verklaart dat hij de hennepkwekerij zelf heeft aangelegd en ook de stroomvoorziening heeft geregeld. Verder is niet gebleken van een actieve betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte] of anderen bij de hennepteelt of de diefstal van elektriciteit. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het tezamen en in vereniging plegen van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
in de periode van 27 december 2013 tot en met 03 januari 2014 te [woonplaats] , opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van in totaal 153 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
in de periode van 27 december 2013 tot en met 03 januari 2014 te [woonplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een woning aan de [adres] , een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1 primair: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: diefstal.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie, gelet op de korte periode, sterk moet worden gematigd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het kweken van hennepplanten en diefstal van elektriciteit om de hennepkwekerij van voldoende stroom te kunnen voorzien. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts levert een hennepkwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en waarvoor de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank sluit aan bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en heeft daarbij gelet op het aantal hennepplanten dat bij verdachte is aangetroffen en de korte periode die is ten laste gelegd.
Alles overziende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen als verdachte die werkstraf niet naar behoren verricht.
Bij de rechtbank is geen feitelijk adres van verdachte bekend. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte daarom zelf contact zal opnemen met Reclassering Nederland voor het uitvoeren van de taakstraf (Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht, telefoonnummer: 030-2305454). Correspondentie betreffende het uitvoeren van de taakstraf kan worden gericht aan de raadsman van de verdachte, mr. B.J. Tieman.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

9.1
De inhoud van de vorderingen
De vordering van Stedin Netbeheer B.V. strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 6.814,66 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
9.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft opgemerkt dat de vordering gebaseerd is op een periode van 51 weken. Aangezien maar één week is ten laste gelegd en kan worden bewezen verklaard, zal het bedrag op de vordering moeten worden gedeeld door 51. De vordering kan daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 133,62 te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat hij zich kan vinden in de berekening van de officier van justitie.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat voor de diefstal van elektriciteit (feit 2) een periode is ten laste gelegd van 27 december 2013 tot en met 3 januari 2014. De rechtbank overweegt dat de vordering van de benadeelde partij slechts voor toewijzing in aanmerking kan komen wanneer de schade rechtstreeks verband houdt met het ten laste gelegde feit. In dit geval geldt dat voor zover de schade is veroorzaakt in de ten laste gelegde periode.
De vordering benadeelde partij is gebaseerd op een periode van 51 weken. Aangezien slechts 1 week is bewezenverklaard, zal de rechtbank het totaal gevorderde bedrag delen door 51. De rechtbank waardeert de geleden schade aldus op € 133,62 (zegge: honderddrieëndertig euro en tweeënzestig eurocent), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering, nu deze schade geen rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
120 (honderdtwintig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van Stedin Netbeheer B.V. toe tot een bedrag van € 133,62 (zegge honderddrieëndertig euro en tweeënzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 januari 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Stedin Netbeheer B.V. voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en N.E.M. Kranenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december
2013 tot en met 03 januari 2014 te IJsselstein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ),
een hoeveelheid van (in totaal)(ongeveer) 153 hennepplanten, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 27 december 2013 tot en met 03 januari 2014 te
IJsselstein, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
(telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand
aan de [adres] ),
een hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal)(ongeveer) 153 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of
meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december 2013 tot en met 03
januari 2014 te IJsselstein, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door (als gebruiker van voornoemd pand) aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter
beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december
2013 tot en met 03 januari 2014 te IJsselstein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
in/uit een woning aan de [adres] ,
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900 2014002626 (pagina 1 tot en met 137) en het aanvullend proces-verbaal van 30 maart 2015, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 4 tot en met 38.
3.Pagina 39.
4.Pagina 43 tot en met 91.