4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 16 juni 2014 is door [slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , aangifte gedaan van belaging. Zij verklaart dat zij een relatie heeft gehad met [verdachte] (hierna: verdachte).Sinds 28 april 2014 wordt [slachtoffer] lastig gevallen door verdachte. Verdachte stuurt haar elke dag wel een aantal e-mails. Ook op Facebook worden door verdachte berichten geplaatst. Hij maakt gebruik van de accounts “ [account A] ” en “ [account B] ”. Tot het moment dat [slachtoffer] verdachte blokkeerde, kreeg zij via het account “ [account B] ” zo’n 40 berichten per dag van verdachte.
[slachtoffer] heeft verschillende e-mails, die zij van verdachte zou hebben ontvangen, doorgestuurd naar de politie. Door de politie is hiervan het volgende overzicht gemaakt:
Woensdag 11 juni 2014: 5 e-mails
Donderdag 12 juni 2014: 1 e-mails
Vrijdag 13 juni 2014: 4 e-mails
Maandag 16 juni 2014: 6 e-mails
Dinsdag 17 juni 2014: 2 e-mails
Vrijdag 20 juni 2014: 1 e-mails
Zaterdag 21 juni 2014: 26 e-mails
Zondag 22 juni 2014: 3 e-mails
Maandag 23 juni 2014: 2 e-mails
De e-mails zijn verzonden via het e-mailadres [e-mailadres slachtoffer] . [slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte de inloggegevens van dit account heeft aangepast, zodat [slachtoffer] daar geen toegang meer toe heeft.
Op het Facebookaccount “ [account A] ” zijn op 10 juni 2014 door verdachte 25 berichten gestuurd. Deze berichten bevatten onder meer de volgende teksten:
- “ Ga je me echt nog meer pijn geven door me weer te negeren??? Als dat zo is staat jouw hart bovenaan mn lijstje…”
- “ Blijkbaar heb je geen hart en geweten…dus neem ik jou ook alles af!!!alles!!!”
- “ Nu ga je t beleven…geen dag rust meer.”
- “ Ik maak je hele trieste leugenachtuge leven kapot!”
Ook op het Facebookaccount “ [account B] ” zijn door verdachte berichten verstuurd. Op maandag 9 juni 2014 betreft dit 41 berichten en op dinsdag 10 juni 2014 3 berichten.
Verdachte heeft verklaard dat hij het wachtwoord heeft van het Facebookaccount “ [account A] ”. Volgens verdachte heeft [slachtoffer] dat wachtwoord niet.Verder heeft verdachte verklaard dat hij e-mails heeft verstuurd naar [slachtoffer] , met gebruikmaking van het e‑mailaccount van [slachtoffer] .
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan in de periode van 9 juni 2014 tot en met 23 juni 2014. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de feiten voor zover die buiten deze periode zijn ten laste gelegd.
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte in de ten laste gelegde periode veelvuldig langs de woning van [slachtoffer] is gereden en aldus wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2
Het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 juni 2014 [slachtoffer] heeft bedreigd.
Omdat verdachte dit deel van het ten laste gelegde heeft bekend en door de raadsvrouw geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, d.d. 23 juni 2014;
het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, d.d. 17 juli 2014;
de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2015.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de teksten die ten laste gelegd zijn onder de eerste drie aandachtstreepjes van feit 2. Verdachte heeft in deze berichten onder meer geschreven dat hij het leven van [slachtoffer] kapot wil maken en haar alles af wil nemen. Na het bericht van 29 september 2014 voegt verdachte daaraan toe: “Dan heb je morgen 2 aangiftes aan je broek”. Gelet op de inhoud van de berichten en de context waarin deze zijn geplaatst, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling. Verder heeft verdachte in het tweede bericht van 10 juni 2014 en in het bericht van 29 september 2014 het woord “sterf” gebruikt. De rechtbank leest hierin dat verdachte [slachtoffer] dood wenst. Een dergelijke wens kan echter niet als een strafbare bedreiging worden gekwalificeerd, nu daarmee niet wordt gezegd dat verdachte daar een aandeel in zal hebben.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit samen met een ander heeft begaan en zal hem daarvan gedeeltelijk vrijspreken.
Omdat verdachte dit feit heeft bekend en door de raadsvrouw geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland, d.d. 13 juli 2014;
het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] , surveillant van politie Eenheid Midden-Nederland, d.d. 21 juli 2014;
de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2015.