ECLI:NL:RBMNE:2015:5627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
16-700836-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit softdrugshandel

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2015 uitspraak gedaan tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in softdrugs. De veroordeelde, geboren in Israël in 1995, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie heeft een ontnemingsvordering ingediend, waarbij een bedrag van € 2.225,- werd geëist, gebaseerd op de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de drugshandel. Tijdens de zitting op 1 april 2015 heeft de officier van justitie de vordering aangepast, waarbij het bedrag werd vastgesteld op basis van de gemiddelde omzet en kosten van de drugshandel van de veroordeelde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde gedurende een periode van drie maanden gemiddeld vijf transacties per dag heeft uitgevoerd, met een gemiddelde omzet van € 10,- per transactie. De totale omzet werd berekend op € 4.500,-, terwijl de kosten, inclusief inkoop van hennep en zakjes, op € 2.275,- werden geschat. Dit leidde tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 2.225,- bedroeg. De rechtbank heeft vervolgens de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de staat te betalen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken. De beslissing is genomen in het kader van de strafrechtelijke procedure en de ontnemingswetgeving, waarbij de rechtbank de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht
Afdeling Strafrecht
Parketnummer: 16/700836-14 (ontneming)
Vonnis van de rechtbank d.d. 28 april 2015
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] (Israël) op [1995] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna aan te duiden als: veroordeelde.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/700836-14, waaruit blijkt dat veroordeelde op 28 april 2015 door de rechtbank Midden-Nederland is veroordeeld ter zake van (onder andere) het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, rapportnummer 2013086017 (hierna: het rapport);
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Verder is veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. J.A. Neslo, gehoord.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de vordering ontneming op de terechtzitting van 1 april 2015 gewijzigd in een ontnemingsbedrag van € 2.225,-. Dit bedrag is gebaseerd op de volgende gegevens: een periode van 3 maanden, gemiddeld 5 transacties per dag, € 10,- omzet per transactie, een kostprijs van € 5,- per gram en € 25,- aan kosten voor de inkoop van zakjes.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, bij een bewezenverklaring van het dealen van hennep in de strafzaak, gerefereerd aan de ontnemingsvordering zoals deze door de officier van justitie ter terechtzitting is gedaan.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Veroordeelde is op 28 april 2015 veroordeeld voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep op of omstreeks 27 juli 2014. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er voldoende aanwijzingen dat veroordeelde ook hennep heeft verkocht en afgeleverd, een feit soortgelijk aan het feit waarvoor hij is veroordeeld. Veroordeelde heeft dit feit bekend.
Uit de tapgesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] en het telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt dat er meerdere ‘drugs gerelateerde’ telefoongesprekken worden gevoerd. [1] Deze telefoons zijn bij veroordeelde in gebruik. [2] Veel gesprekken zijn van korte duur en er wordt gesproken over wiet gerelateerde zaken. [3] Op de telefoonnummer [telefoonnummer] (de rechtbank begrijpt: [telefoonnummer] ) is in de periode van 17 juli 2014 tot en met 28 juli 2014 48 keer ingebeld voor het bezorgen van wiet. Per dag zijn dit gemiddeld 4 gesprekken.
Op het nummer [telefoonnummer] werd in de periode van 19 juli 2014 tot en met 28 juli 2014 gemiddeld 1 keer per dag ingebeld voor het bezorgen van wiet. Op beide nummers vonden aldus per dag gemiddeld 5 gesprekken plaats. [4] Per deal vond 1 telefonisch contact plaats tussen koper en verkoper. [5]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte werden 5 zakjes met 0,6 gram hennep en 26 zakjes met 1,3 gram hennep aangetroffen. [6] Veroordeelde heeft verklaard dat hij wiet verkocht voor 5 of 10 euro, maar dat mensen ook wel eens meer wilden hebben. [7]
Veroordeelde heeft op de zitting van 14 april 2015 verklaard dat hij 3 tot 4 maanden heeft gedeald in wiet. Op een gegeven moment verkocht hij aan 4 tot 5 mensen per dag. Veroordeelde kocht de hennep in voor € 4,50 tot € 5,- per gram. [8]
Berekening
De rechtbank gaat voor het vaststellen van de periode waarin veroordeelde heeft gehandeld in hennep uit van de verklaring van de veroordeelde: 3 maanden, ofwel 90 dagen.
Gelet op de tapgesprekken en de verklaring van veroordeelde is het aannemelijk dat er per dag gemiddeld 5 transacties plaatsvonden. Verder is aannemelijk geworden dat per transactie gemiddeld € 10,- aan omzet werd gegenereerd.
De omzet van veroordeelde bedraagt dus (90 dagen x 5 transacties x € 10,-) € 4.500,-.
Door verdachte is verklaard dat hij de hennep inkocht voor € 4,50 tot € 5,- per gram. De rechtbank schat de kosten per gemiddelde transactie op € 5,-. Daarnaast gaat de rechtbank, evenals de officier van justitie, uit van € 25,- aan kosten voor de inkoop van zakjes.
De totale kosten bedragen daarmee (450 transacties x € 5,- + € 25,-) € 2.275,-.
Het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel komt uit op € 2.225,- (namelijk € 4.500,- minus € 2.275,-).
De rechtbank stelt, op grond van de hiervoor weergegeven berekening, het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 2.225,-.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 2.225,00;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 2.225,00ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2015.
Mr. De Weerd is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het rapport, pagina 5.
2.Het rapport, pagina 4 en 9.
3.Het rapport, pagina 4.
4.Het rapport, pagina 9.
5.Het rapport, pagina 10.
6.Het rapport, pagina 10.
7.Het proces-verbaal van verhoor van veroordeelde, d.d. 29 juli 2014, p. 133 (strafdossier).
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 april 2015.