ECLI:NL:RBMNE:2015:5572

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
27 juli 2015
Zaaknummer
C-16-377951 - HA ZA 14-767
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en verbod op onrechtmatige concurrentie in assurantiebemiddeling

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Preventass B.V. betaling van een schadevergoeding van € 1.475.000,- van gedaagden, die onder andere betrokken zijn bij onrechtmatige concurrentie. Preventass stelt dat gedaagden, waaronder voormalig werknemers en een concurrent, opzettelijk klanten hebben weggehaald, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen gewezen en de procedure omvatte onder andere een comparitie van partijen. De feiten tonen aan dat gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4], betrokken waren bij het overnemen van klanten van Preventass, wat door de rechtbank als onrechtmatig wordt beschouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de toelaatbaarheid van bewijs verkregen via sms-berichten, waarbij het belang van Preventass om onrechtmatig handelen aan te tonen zwaarder weegt dan de privacy-inbreuk van [gedaagde sub 1]. De rechtbank heeft de vorderingen van Preventass op basis van artikel 843a Rv toegewezen, waarbij gedaagden verplicht worden om bepaalde documenten te overleggen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en het nemen van conclusies door partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/377951 / HA ZA 14-767
Vonnis van 26 augustus 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PREVENTASS B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. K. van Kranenburg-Hanspians te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.F. Muller te Deventer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.F. Muller te Deventer,

3.[gedaagde sub 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. F.L. van der Eerden te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 4],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk Preventass, [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] genoemd worden. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden gezamenlijk aangeduid als gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 maart 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 juli 2015
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Preventass houdt zich bezig met het uitoefenen van een assurantiebemiddelingsbedrijf, het optreden als gevolmachtigd assuradeur en het verlenen van adviezen over risicobeheer en schadepreventie. [gedaagde sub 4] houdt zich bezig met het intermediairsbedrijf voor de transportbranche. Daarnaast is zij actief als assurantiemakelaar.
2.2.
[gedaagde sub 3] is de oud algemeen directeur van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) en haar dochtermaatschappij [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). Per 2 januari 2002 hebben de aandeelhouders van [bedrijf 1] hun aandelen verkocht aan (de moedermaatschappij van) Preventass. Met de aandelenoverdracht heeft Preventass ook de assurantieportefeuille overgenomen van [bedrijf 2] , zoals die was samengesteld per 2 januari 2002. Tot de klanten van die assurantieportefeuille behoorden onder andere [A] en [B] .
2.3.
Na de overname is [gedaagde sub 3] op basis van een arbeidsovereenkomst aangebleven als statutair directeur van [bedrijf 2] . Deze arbeidsovereenkomst liep af op 26 mei 2006. Nadien is [gedaagde sub 3] wel werkzaamheden blijven verrichten ten behoeve van Preventass, met name ten behoeve van oud [bedrijf 2] relaties van Preventass. De samenwerking tussen Preventass en [gedaagde sub 3] is beëindigd per 1 juni 2013.
2.4.
[gedaagde sub 1] was van 1 oktober 2009 tot 8 april 2014 bij Preventass in dienst, laatstelijk in de functie van Accountmanager Risicobeheer en Adjunct Directeur. Daarbij was hij langjarig betrokken bij de dienstverlening aan klant [B] . Sinds november 2012 was hij ook betrokken bij klant [A] .
2.5.
[gedaagde sub 2] is een besloten vennootschap waarvan de aandelen toebehoren aan [bedrijf 3] , waarvan [gedaagde sub 1] enig aandeelhouder is. [gedaagde sub 1] is tevens enig bestuurder van [gedaagde sub 2] en [bedrijf 3] .
2.6.
Op 10 oktober 2013 heeft [A] de samenwerking met Preventass opgezegd en een intermediairswijziging naar [gedaagde sub 4] getekend. Op vrijdag 11 oktober 2013 volgde
[B] .
2.7.
Op 8 april 2014 is [gedaagde sub 1] op staande voet ontslagen door Preventass. Op 10 april 2014 heeft [gedaagde sub 1] zijn telefoon ingeleverd. Hierbij ontbrak de simkaart en was de inhoud van de inbox van [gedaagde sub 1] gewist. Preventass heeft de telefoon vervolgens in mei 2014 forensisch laten onderzoeken door KPMG Forensic. In de telefoon werden onder meer de volgende berichten aangetroffen:
Zaterdag 8 juni 2013
8:59 uur (sms [C] aan [gedaagde sub 1] ): Goedemorgen [gedaagde sub 1] , klopt het dat ik jouw
reactie nog niet in mijn eigen GS mailbox heb gezien?
9:14 uur (sms [gedaagde sub 1] aan [C] ): [C] , klopt, ga ik dit weekend
doen. Was niet zoveel haast mee. We komen er toch wel uit. Groetjes, [gedaagde sub 1] .
9:19 uur (sms [C] aan [gedaagde sub 1] ): Daar ga ik ook vanuit. Fijn weekend [gedaagde sub 1]
en zeg gerust aan je echtgenote dat ik overloop van enthousiasme over onze plannen
en de mens [gedaagde sub 1] . Groet, [C] .
13:36 uur (sms [gedaagde sub 1] aan [C] ): [C] , brief zojuist in mail naar jou en [D]
gezonden. Mvg [gedaagde sub 1] .
Opmerking rechtbank: [C] is adjunct-directeur van [gedaagde sub 4] . Gedaagden hebben niet betwist dat met [D] , [D] wordt bedoeld, directeur van [gedaagde sub 4] .
Vrijdag 28 juni 2013
19:06 uur (sms van [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 3] ): [gedaagde sub 3] , overzicht is naar [C] [gedaagde sub 1]
19:07 uur (sms [gedaagde sub 1] aan [C] ): [C] overzicht relaties met adressen is aan
jou verzonden. Mvg [gedaagde sub 1]
19:15 uur (sms [C] aan [gedaagde sub 1] ): Dank [gedaagde sub 1] . Op een jou geschikt moment
nog even bellen?
19:16 uur (sms [gedaagde sub 1] aan [C] ): Ja hoor, geen probleem. Moment ook niet.
[gedaagde sub 1] .
Woensdag 23 oktober 2013
7:14 uur (sms [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 3] ): [A] heeft de gegevens in mail. Rdam is het ermee eens dat ik er tussen uit blijf. Gr. [gedaagde sub 1] . Houden contact.
Opmerking rechtbank: Preventass stelt dat met [A] wordt bedoeld [A] , werkzaam bij [A] . Dit is door de gedaagden niet betwist.
Zaterdag 26 oktober 2013
15:00 (sms [gedaagde sub 1] aan [C] ): [C] stukken in goede orde en tevredenheid
ontvangen ik kijk nog even naar samenhang met contract maar verwacht dat dit goed
zit uitnodiging voor koffie en kennismaking blijft, je bent van harte welkom groet
[gedaagde sub 1] .
Zaterdag 30 november 2013
16:53 (sms [gedaagde sub 1] aan [C] ): [C] , de sollicitatie ligt in je mailbox.

3.Het geschil

3.1.
Preventass vordert:
( i) [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] primair hoofdelijk des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van € 1.475.000,- vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, althans artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 17 september 2014, althans vanaf datum van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening; subsidiair, indien de rechtbank mocht oordelen dat de door Preventass bepaalde en omschreven schade niet kan worden toegewezen en dat een hoofdeljke veroordeling niet kan worden toegewezen, verzoekt Preventass de rechtbank de door haar geleden schade vast te laten stellen en [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] te veroordelen tot vergoeding van deze schade op basis van hun aandeel in deze schade;
(ii) [gedaagde sub 1] te verbieden om in strijd te handelen met het geheimhoudingsbeding en het non-concurrentiebeding ex artikel 12 van zijn arbeidsovereenkomst met Preventass en te bepalen dat [gedaagde sub 1] voor elke dag of gedeelte van een dag dat hij in strijd handelt met het hiervoor geformuleerde verbod, aan Preventass een dwangsom verbeurt van € 1.000,- ingaande vanaf de datum van het in deze te wijzen vonnis en tot een (voorlopig) maximum van € 50.000,-, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag;
(iii) [gedaagde sub 3] te verbieden om in strijd te handelen met het geheimhoudingsbeding en het concurrentiebeding dat hij is overeengekomen met Preventass en te bepalen dat [gedaagde sub 3] voor elke dag of gedeelte van een dag dat hij in strijd handelt met het hiervoor geformuleerde verbod, aan Preventass een dwangsom verbeurt van
€ 1.000,- ingaande vanaf de datum van het in deze te wijzen vonnis en tot een (voorlopig) maximum van € 50.000,-, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag;
(iv) [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] te verbieden om voor de duur van 2 jaar, dan wel een door de rechtbank te bepalen termijn, ingaande na betekening van het in deze te wijzen vonnis werkzaamheden te verrichten voor [A] , [B] , [bedrijf 2] of andere relaties van Preventass en te bepalen dat deze gedaagden voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij in strijd handelen met het hiervoor geformuleerde verbod, aan Preventass een dwangsom verbeurt van € 10.000,- ingaande vanaf de datum van het in deze te wijzen vonnis en tot een (voorlopig) maximum van € 200.000,-, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag;
( v) gedaagden te verbieden om de onrechtmatige concurrentie jegens Preventass te continueren tevens inhoudende een verbod op een stelselmatige benadering van relaties van Preventass met als doel deze bij Preventass weg te halen en te bepalen dat gedaagden voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij gezamenlijk of afzonderlijk in strijd handelen met het hiervoor geformuleerde verbod, aan Preventass een dwangsom te verbeuren van € 10.000,- ingaande vanaf de datum van het in deze te wijzen vonnis en tot een (voorlopig) maximum van € 200.000,-, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag;
(vi) gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede in de kosten van de gelegde conservatoire beslagen een en ander zoals blijkt uit productie 45 van Preventass per gedaagde in de nakosten ad € 131,- en in geval van betekening van het vonnis ad € 199,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag der voldoening, althans voor zover het griffierecht betreft te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van voldoening van het griffierecht tot aan de dag der voldoening;
(vii) gedaagden hoofdelijk des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, te
veroordelen tot vergoeding van de buitengerechteljke kosten ad € 6.775,- vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 14 dagen na datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
(viii) gedaagden hoofdelijk des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, te
veroordelen in de kosten van deze procedure met inbegrip van de nakosten ad
€ 131,- en in geval van betekening van het vonnis ad € 199,- , alsmede in de kosten van de gelegde conservatoire beslagen vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 3W over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag der voldoening;
(ix) gedaagden hoofdelijk des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd te veroordelen in de kosten van KPMG Advisory N.V. aan de zijde van Preventass, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag van de algehele voldoening;
( x) [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] te gebieden, een en ander zoals beschreven in de
dagvaarding ex artikel 843a Rv, om binnen 2 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis afschrift te overleggen of inzage te geven aan Preventass van de volgende stukken en/of informatie:
(i) De brief die [gedaagde sub 1] op 8 juni 2013 naar [C] en [D] van [gedaagde sub 4] heeft gestuurd en waarnaar hij verwijst in zijn SMS aan [C] van 8juni 2013 om13:36 uur.
(ii) Het overzicht van relaties met adressen dat op 28 juni 2013 door [gedaagde sub 1] aan [C] van [gedaagde sub 4] is verstuurd en waarnaar [gedaagde sub 1] in zijn SMS van 28 juni 2013 om 19:07 uur naar verwijst. Preventass benadrukt dat zij nadrukkelijk verzoekt zowel om de betreffende e-mail als om de lijst met relaties.
(iii) De stukken die [gedaagde sub 1] heeft ontvangen en waarnaar hij in zijn SMS van 26 oktober 2013 15:00 uur aan [C] van [gedaagde sub 4] verwijst.
(iv) De sollicitatie (brief/ e-rnail), waar [gedaagde sub 1] in zijn SMS van 30 november 2013, 16:53 uur aan [C] van [gedaagde sub 4] naar verwijst.
(v) De gegevens die [gedaagde sub 1] op 23 oktober 2013 aan [A] heeft gestuurd per e-mail bericht.
(vi) correspondentie, stukken, rekeningen en e-mails die gedaagden tezamen of afzonderlijk zonder medeweten van de heer [E] hebben gestuurd en ontvangen aan klanten en/of werknemers van Preventass, in de periode van december 2012 tot aan de datum van het in deze te wijzen vonnis, waaronder ook de stukken die [gedaagde sub 1] in november 2013, daags voor zijn vertrek bij Preventass heeft gedownload.
3.2.
Preventass legt aan haar vorderingen ten grondslag - kort gezegd - dat gedaagden op diverse juridische grondslagen gezamenlijk en ieder individueel onrechtmatig jegens Preventass hebben gehandeld, door willens en wetens een situatie te creëren die ertoe heeft geleid dat de klanten [A] en [B] van Preventass zijn overgestapt naar [gedaagde sub 4] .
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Zoals ter comparitie besproken zal de rechtbank eerst de vorderingen ex artikel 843a Rv bespreken.
4.2.
Partijen verschillen van mening over de betekenis van de hiervoor onder 2.7 weergegeven sms-berichten. Preventass stelt dat uit de sms-berichten duidelijk blijkt dat [gedaagde sub 1] een nauwe band onderhield met [gedaagde sub 4] , dat zij samen een plan aan het smeden waren waar [gedaagde sub 3] bij betrokken was en dat in ieder geval was gerelateerd aan [A] , de grootste klant van Preventass. Gedaagden stellen dat de sms-berichten deels betrekking hadden op de afhandeling van de brandschade-uitkering aan [A] , en deels op een mogelijke samenwerking tussen [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 2] . Deze samenwerking hield volgens hen op geen enkele wijze verband met klanten van Preventass.
4.3.
Ter nadere onderbouwing van haar vordering vordert Preventass afgifte door [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 1] van een aantal stukken waarnaar wordt verwezen in bovengenoemde sms-berichten. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] verzetten zich hiertegen.
Toelaatbaarheid van de sms-berichten als bewijsmiddel
4.4.
[gedaagde sub 1] stelt dat het aftappen en uitlezen van de sms-berichten en het gebruik daarvan in deze procedure in strijd is met het bepaalde in artikel 8 EVRM en de eisen van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW.
4.5.
De rechtbank overweegt dat in het midden kan blijven of Preventass op rechtmatige gronden de door haar aan [gedaagde sub 1] verstrekte smartphone heeft uitgelezen. Ook indien Preventass de sms-berichten op onrechtmatige wijze heeft verkregen, kunnen deze berichten namelijk als bewijs worden gebruikt in deze procedure. Onrechtmatige verkrijging van bewijs betekent niet per definitie dat het gebruik van dit bewijs ontoelaatbaar is in een gerechtelijke procedure. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, waarbij in het bijzonder een afweging moet worden gemaakt tussen enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend.
4.6.
Door [gedaagde sub 1] zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat door kennisname van de sms-berichten er sprake is geweest van meer dan een beperkte inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde sub 1] hiervan nadeel heeft ondervonden, en evenmin dat hij door het gebruik maken van deze sms-berichten in deze procedure benadeeld wordt in zijn verdediging. Daarbij merkt de rechtbank wellicht ten overvloede op dat het belang om onrechtmatig handelen verborgen te houden geen rechtens te respecteren belang is dat in deze afweging behoort te worden meegenomen.
Daar staat tegenover dat Preventass een groot belang heeft om het door haar vermoede onrechtmatig handelen nader concreet te kunnen onderbouwen, en dat de inhoud van mogelijk sms- en/of e-mailverkeer daarbij een belangrijke rol kan spelen.
4.7.
Gelet op het bovenstaande mag Preventass in deze procedure gebruik maken van de sms-berichten die zij heeft aangetroffen op de door [gedaagde sub 1] na het einde van zijn dienstverband ingeleverde telefoon.
De vordering op grond van artikel 843a Rv
4.8.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] verzetten zich tegen afgifte van de door Preventass gevorderde stukken. [gedaagde sub 1] stelt in dat verband dat:
  • er sprake is van een fishing expedition;
  • Preventass geen rechthebbende is op de stukken vermeld onder (i), (ii) en (iii) omdat deze stukken betrekking hebben op de correspondentie tussen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] ;
  • de onder (iv) bedoelde sollicitatiebrief een privébrief is en dat niet valt in te zien wat die brief bijdraagt aan de stellingen van Preventass;
  • anders dan onder (v) vermeld, [gedaagde sub 1] op 23 oktober 2013 geen gegevens aan [A] heeft doorgemaild;
  • dat de onder (vi) gevraagde gegevens onvoldoende zijn bepaald.
4.9.
Ook [gedaagde sub 4] stelt dat er sprake is van een fishing expedition. Daarnaast stelt zij dat het niet gaat om stukken die een rechtsbetrekking betreffen waarbij Preventass is betrokken. De desbetreffende stukken zien op de relatie tussen de [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 2] , althans tussen [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 1] .
4.10.
De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft. Een vordering op de voet van deze bepaling dient dus betrekking te hebben op bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij degene die de bescheiden vordert (rechtstreeks of door rechtsopvolging) partij is. Niet vereist is dat de partij van wie de gevraagde gegevens worden gevorderd ook partij is bij deze rechtsbetrekking.
4.11.
De rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad valt ook onder het bereik van artikel 843a Rv. Preventass stelt dat [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld.
4.12.
Een rechtmatig belang wordt aanwezig geacht, indien de gevraagde bescheiden relevant zijn voor het bepalen door de verzoekende partij van haar rechtspositie. Indien het verzoek ex artikel 843a Rv in een gerechtelijke procedure wordt gedaan is onder meer aan deze eis voldaan indien de gevraagde bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van een niet op voorhand kansloze vordering. De rechtbank overweegt dat Preventass
voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit naar normale ervaringsregels het mogelijke bestaan van een vordering uit onrechtmatige daad op [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4] kan worden afgeleid.
4.13.
Preventass heeft ook voldoende concreet onderbouwd dat de stukken als bedoeld onder rechtsoverweging 3.1 onder (i) tot en met (iii) redelijkerwijs zouden kunnen zien op deze rechtsbetrekking. Dit geldt ook voor de onder (iv) bedoelde sollicitatiebrief, nu Preventass immers stelt dat de overstap van [gedaagde sub 1] naar [gedaagde sub 4] deel uitmaakte van het plan om [A] en [B] over te laten stappen naar [gedaagde sub 4] , terwijl deze stukken bovendien voldoende concreet zijn omschreven.
4.14.
De vordering onder (v) is onvoldoende concreet omschreven. Anders dan Preventass stelt, volgt uit het sms-bericht van woensdag 23 oktober 2013 niet dat [gedaagde sub 1] op die dag gegevens aan [A] heeft gemaild. Hij schrijft slechts dat [A] de gegevens “in de mail” heeft. Om welke gegevens het gaat, en met welk mailbericht en door wie deze gegevens aan haar zouden zijn verzonden blijft onduidelijk.
4.15.
Ditzelfde geldt voor de onder (vi) gevraagde “correspondentie, stukken, rekeningen en e-mails die gedaagden tezamen of afzonderlijk zonder medeweten van de heer [E] tezamen of afzonderlijk hebben gestuurd en ontvangen aan klanten en/of werknemers van Preventass, in de periode van december 2012 tot aan de datum van het in deze te wijzen vonnis waaronder ook de stukken die [gedaagde sub 1] in november 2013, daags voor zijn vertrek bij Preventass heeft gedownload”. Ook dit deel van de vordering is te weinig specifiek om te kunnen worden toegewezen.
4.16.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering ex artikel 843a Rv op de in het dictum vermelde wijze wordt toegewezen.
4.17.
Zoals besproken ter comparitie, zal Preventass na overlegging van de betreffende stukken in de gelegenheid gesteld worden om een conclusie van repliek te nemen, waarna gedaagden in de gelegenheid gesteld zullen worden een conclusie van dupliek te nemen. Vervolgens zal de rechtbank vonnis wijzen.
Nader uitlaten over gevorderde proceskostenveroordeling
4.18.
Preventass vordert zowel onder 3.1 sub vi als onder 3.1 sub viii een veroordeling van gedaagden in de proceskosten. De rechtbank gaat er vooralsnog vanuit dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving, en dat dezelfde vordering, zij het in wat andere bewoordingen, tweemaal is opgenomen. De rechtbank verzoekt Preventass zich bij conclusie van repliek hierover uit te laten.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag
9 september 2015voor het nemen van een akte door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] voor het in het geding brengen van de volgende stukken:
De brief die [gedaagde sub 1] op 8 juni 2013 naar [C] en [D] van [gedaagde sub 4] heeft gestuurd en waarnaar hij verwijst in zijn SMS aan [C] van 8 juni 2013 om 13:36 uur;
Het overzicht van relaties met adressen dat op 28 juni 2013 door [gedaagde sub 1] aan [C] van [gedaagde sub 4] is verstuurd en waarnaar [gedaagde sub 1] in zijn SMS van 28 juni 2013 om 19:07 uur verwijst, tezamen met de betreffende e-mail;
De stukken die [gedaagde sub 1] heeft ontvangen en waarnaar hij in zijn SMS van 26 oktober 2013 15:00 uur aan [C] van [gedaagde sub 4] verwijst;
De sollicitatie (brief/ e-mail), waar [gedaagde sub 1] in zijn SMS van 30 november 2013, 16:53 uur aan [C] van [gedaagde sub 4] naar verwijst.
5.2.
bepaalt dat Preventass op de rol van zes weken daarna een conclusie van repliek kan nemen, waarbij zij zich tevens kan uitlaten over hetgeen onder rechtsoverweging 4.18 staat vermeld, waarna gedaagden op de rol van zes weken daarna een conclusie van dupliek kunnen nemen.
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, mr. S.H. Gaertman en mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2015. [1]

Voetnoten

1.type: LdW/878