In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juli 2015 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft op 21 april 2015 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van beide kinderen, als gevolg van ernstige persoonlijke problematiek en verstoorde communicatie tussen de ouders. De ouders zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld en zijn niet in staat om in het belang van hun kinderen te communiceren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van beide kinderen ernstig wordt bedreigd door de situatie thuis, waarbij [minderjarige 1] op dat moment verbleef bij [verblijfplaats] en [minderjarige 2] bij de moeder woonde.
De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) om ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing toegewezen. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] is vastgesteld voor de duur van twaalf maanden, terwijl de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] is vastgesteld tot aan zijn meerderjarigheid, op 9 juni 2016. De kinderrechter heeft ook een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [minderjarige 1] bij [verblijfplaats], om ervoor te zorgen dat hij de noodzakelijke zorg en begeleiding ontvangt. De ouders hebben ingestemd met deze maatregelen, die zijn genomen in het belang van de kinderen.
De kinderrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de verstoorde relatie tussen de ouders en hun onvermogen om samen beslissingen te nemen in het belang van de kinderen, een belangrijke rol heeft gespeeld in de beslissing om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter heeft de William Schrikker Jeugdbescherming aangewezen als uitvoerende instelling voor de ondertoezichtstelling, gezien de problematiek van de kinderen en de noodzaak voor intensieve begeleiding.