ECLI:NL:RBMNE:2015:5514

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
C-16-395423 - JE RK 15-1158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van verstoorde communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juli 2015 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft op 21 april 2015 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van beide kinderen, als gevolg van ernstige persoonlijke problematiek en verstoorde communicatie tussen de ouders. De ouders zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld en zijn niet in staat om in het belang van hun kinderen te communiceren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van beide kinderen ernstig wordt bedreigd door de situatie thuis, waarbij [minderjarige 1] op dat moment verbleef bij [verblijfplaats] en [minderjarige 2] bij de moeder woonde.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) om ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing toegewezen. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] is vastgesteld voor de duur van twaalf maanden, terwijl de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] is vastgesteld tot aan zijn meerderjarigheid, op 9 juni 2016. De kinderrechter heeft ook een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [minderjarige 1] bij [verblijfplaats], om ervoor te zorgen dat hij de noodzakelijke zorg en begeleiding ontvangt. De ouders hebben ingestemd met deze maatregelen, die zijn genomen in het belang van de kinderen.

De kinderrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de verstoorde relatie tussen de ouders en hun onvermogen om samen beslissingen te nemen in het belang van de kinderen, een belangrijke rol heeft gespeeld in de beslissing om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter heeft de William Schrikker Jeugdbescherming aangewezen als uitvoerende instelling voor de ondertoezichtstelling, gezien de problematiek van de kinderen en de noodzaak voor intensieve begeleiding.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
zaakgegevens : C/16/395423 / JE RK 15-1158
datum uitspraak: 16 juli 2015

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING MIDDEN-NEDERLAND, locatie Utrecht, hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Utrecht.
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2007] te [geboorteplaats] hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen: de GI,

gevestigd te Utrecht,

De William Schrikker Jeugdbescherming, hierna te noemen: de WSJ,

gevestigd te Amsterdam,

[A] , hierna te noemen: de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[B] , hierna te noemen, de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het mondelinge verzoek van de Raad van 21 april 2015, gevolgd door het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 21 april 2015,
- de beschikking van de rechtbank van 21 april 2015, waarin de kinderrechter een voorlopige ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verleent, met ingang van 21 april 2015 tot 21 juli 2015, en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] verleent voor de duur van vier weken, te weten tot 19 mei 2015,
- de beschikking van de rechtbank van 1 mei 2015, waarin de kinderrechter de ondertoezichtstelling van beide kinderen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in stand houdt, alsmede de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] verlengt voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 21 juli 2015 en de behandeling van het verzoek strekkende tot definitieve ondertoezichtstelling aanhoudt,
- een brief met bijlagen van de Raad van 30 juni 2015, ingekomen bij de griffie op 2 juli 2015,
- een brief met bijlagen van de Raad van 2 juli 2015, ingekomen bij de griffie op 3 juli 2015,
- een verzoekschrift van de GI van 3 juli 2015, ingekomen bij de griffie op 6 juli 2015.
Op 15 juli 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is:
- de moeder,
- de vader, die apart is gehoord, met zijn advocaat, mr. K. van Bijsterveld,
- mevrouw [C] , vertegenwoordigster van de Raad,
- de heer [D] , vertegenwoordigster van de GI,
- mevrouw [E] , vertegenwoordiger van de WSJ.
De minderjarige, [minderjarige 1] , is niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door beide ouders.
[minderjarige 2] woont bij de moeder. [minderjarige 1] verblijft bij [verblijfplaats] .
Bij beschikking van 21 april 2015 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 21 juli 2015.

Het verzoek

De Raad heeft de (definitieve) ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Voorts heeft de GI verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij [verblijfplaats] te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De verzoeken zijn ter zitting mondeling nader toegelicht. Daarbij is het volgende medegedeeld. Er is sprake van een verstoorde relatie tussen ouders, waarin zij beiden een eigen aandeel hebben. De ernst van deze problemen wordt (met name) door de vader (gedeeltelijk) gebagatelliseerd en beide ouders zijn onvoldoende in staat om samen te beoordelen wat het meest in het belang van [minderjarige 1] is, mede gelet op zijn aanstaande meerderjarigheid. Voor [minderjarige 2] is een ondertoezichtstelling noodzakelijk, gelet op haar persoonlijke problematiek en de beperkte draagkracht van de moeder.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder staat achter de verzoeken strekkende tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij [verblijfplaats] .
De vader heeft ter zitting, (mede) middels zijn advocaat mr. K. van Bijsterveld, het volgende naar voren gebracht. De vader staat achter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] . De vader voert verweer tegen (het deel van) de verzoeken voor zover die strekken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige 1] . De vader voert daartoe aan dat [minderjarige 1] momenteel op vrijwillige basis verblijft bij [verblijfplaats] . Beide ouders staan achter deze plaatsing, wat maakt dat er geen noodzaak is voor de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. De samenwerking tussen de ouders en [verblijfplaats] verloopt goed en de ouders zijn goed in staat de meerderjarigheid van [minderjarige 1] voor te bereiden en het noodzakelijke zelfstandig te regelen. De vader concludeert (primair) tot afwijzing van (het deel van) het verzoek strekkende tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] . De advocaat van vader voert verder (subsidiair) aan dat – indien de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] wordt uitgesproken – geen machtiging tot uithuisplaatsing hoeft te worden uitgesproken, nu dat niet noodzakelijk is.
Namens de WSJ is ter zitting opgemerkt dat tijdens een ondertoezichtstelling met name gewerkt zal moeten worden aan de communicatie tussen ouders. Gezien de persoonlijke problematiek is de WSJ de aangewezen gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling uit te voeren.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat de thuissituatie zeer onveilig was, waarna een voorlopige ondertoezichtstelling is uitgesproken. Inmiddels is de thuissituatie enigszins verbeterd. De ouders kampen met ernstige echtscheidingsproblematiek en zijn niet in staat gebleken in het belang van de kinderen te communiceren en beslissingen te nemen. De ouders lijken deze zorgen te erkennen en geven ook aan dat de communicatie moeizaam verloopt. De kinderrechter is met de Raad en GI van oordeel dat de persoonlijke problematiek van beide kinderen alsmede de verstoorde communicatie tussen de ouders maakt dat de ontwikkeling van zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 1] ernstig bedreigd worden. De verstoorde relatie tussen ouders en het onvermogen samen afspraken te maken, wat beide kinderen meekrijgen, maakt dat de kinderen in een loyaliteitsconflict (dreigen te) komen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden: de ernstige persoonlijke problematiek en de noodzaak tot intensieve begeleiding, de verstoorde relatie en communicatie tussen ouders en het onvermogen samen te werken in het belang van de beide kinderen en de overgang naar meerderjarigheid en noodzakelijke organisatorische kwesties die daarmee gemoeid zijn.
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 2] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden: de persoonlijke problematiek, waaronder PTSS, de zeer kwetsbare persoonlijkheid in samenhang met de jonge leeftijd en ervaring van trauma’s, de ontwikkelingsachterstand, het beperkte zicht op de (verdere) problematiek en oorzaken daarvan, de verstoorde relatie en communicatie tussen ouders en het onvermogen samen te werken in het belang van de beide kinderen.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter zal [minderjarige 1] onder toezicht stellen voor de periode tot meerderjarigheid, te weten: tot 9 juni 2016. Ter zitting is door de Raad, de GI en de WSJ aangegeven dat de WSJ de aangewezen instelling is om de ondertoezichtstelling uit te voeren, mede gezien de problematiek. De ouders onderschrijven dit en staan daar achter. De kinderrechter zal de WSJ dan ook aanwijzen als uitvoerende gecertificeerde instelling.
Uit voorgaande volgt bovendien dat de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
De kinderrechter is met de partijen van oordeel dat de plaatsing van [minderjarige 1] bij [verblijfplaats] in het belang van [minderjarige 1] is. Bij [verblijfplaats] krijgt [minderjarige 1] de noodzakelijk rust, structuur, regelmaat, begeleiding en behandeling. Thuisplaatsing is, gezien de persoonlijke problematiek van [minderjarige 1] , niet aan de orde. Ook de ouders staan achter deze plaatsing. Gelet op voorgaande overwegingen omtrent de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] is de kinderrechter van oordeel dat deze verblijfplaats van [minderjarige 1] ook geformaliseerd wordt. Dit is onder het nieuwe jeugdrecht ook vereist wanneer er eveneens een ondertoezichtstelling is, zo blijkt uit de wettekst van artikel 1:265a Burgerlijk Wetboek (BW) en de Memorie van Toelichting. Met een machtiging tot uithuisplaatsing wordt voorts voorkomen dat er verwarring en onzekerheid ontstaat over de verblijfplaats van [minderjarige 1] . De kinderrechter is dan ook van oordeel dat toewijzing van het verzoek strekkende tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing het meest in het belang van [minderjarige 1] is.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 2] onder toezicht van de William Schrikker Jeugdbescherming met ingang van 15 juli 2015 tot 15 juli 2016;
stelt [minderjarige 1] onder toezicht van de William Schrikker Jeugdbescherming met ingang van 15 juli 2015 tot 9 juni 2016,
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij [verblijfplaats] met ingang van 15 juli 2015 tot uiterlijk 9 juni 2015,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.G. van Doorn, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.T. Maalderink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden