ECLI:NL:RBMNE:2015:5505

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
3392476 - AC EXPL 14-4214
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeraar aansprakelijk voor onterechte aanmelding als wanbetaler en misgelopen zorgpremie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V. (ZKA) en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering van ZKA op de gedaagde wegens een betalingsachterstand in de zorgpremie. ZKA vorderde een bedrag van € 392,89, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering onvoldoende onderbouwd was. De gevorderde wettelijke rente werd afgewezen omdat ZKA geen duidelijke berekening had overgelegd. Daarnaast werd de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de aanmaningen aan de gedaagde een betalingstermijn van 14 dagen hadden.

In reconventie vorderde de gedaagde onder andere schadevergoeding wegens onterechte beslaglegging en misgelopen zorgpremie. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde ten onrechte als wanbetaler was aangemeld, omdat de achterstand niet voldeed aan de wettelijke eisen. De kantonrechter concludeerde dat ZKA aansprakelijk was voor de schade die de gedaagde had geleden door deze onterechte aanmelding. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling van de vorderingen van de gedaagde, waarbij hij in de gelegenheid werd gesteld om aanvullende stukken over te leggen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgverzekeraars om zorgvuldig om te gaan met aanmeldingen van wanbetalers en de gevolgen die dit kan hebben voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 3392476 AC EXPL 14-4214 PK/1097
Vonnis van 29 juli 2015
inzake
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen ZKA,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: Incassade Leeuwarden B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 september 2014
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie van 8 oktober 2014
  • het verzoek van ZKA van 2 december 2014 tot doorhaling van de procedure
  • de akte uitlating van [gedaagde] van 12 december 2014, waarin hij meedeelt niet met doorhaling in te stemmen
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens akte wijziging constitutie procespartij en vermindering van eis tevens conclusie van antwoord in reconventie van 14 januari 2015
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie van 6 februari 2015
  • de conclusie van dupliek in reconventie van 11 maart 2015
  • de akte overlegging producties van [gedaagde] van 27 april 2015.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

Tussen (destijds) Agis en [gedaagde] heeft een overeenkomst inzake een ziektekostenverzekering bestaan. Aan de zijde van [gedaagde] is een betalingsachterstand ontstaan, in verband waarmee ten laste van [gedaagde] 2 vonnissen zijn uitgesproken. Voorts heeft Agis [gedaagde] op 18 december 2013 bij ZIN als wanbetaler aangemeld. Per 1 augustus 2014 is hij als wanbetaler afgemeld.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Agis Zorgverzekeringen N.V. (vanaf 1 januari 2015 in verband met een juridische fusie: ZKA) vordert na vermindering van eis bij repliek veroordeling van [gedaagde] om aan haar te betalen een bedrag van € 392,89, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, alsmede in de nakosten, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet binnen 14 dagen na de datum van het vonnis zijn voldaan.
3.2.
ZKA legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
[gedaagde] is met haar een overeenkomst aangegaan inzake een ziektekostenverzekering zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Uit hoofde van deze verzekeringsovereenkomst is [gedaagde] gehouden verzekeringspremie, eigen risico en rechtstreeks door ZKA betaalde zorgkosten die niet of niet geheel onder de dekking vallen, aan ZKA te betalen. Ondanks aanmaningen is [gedaagde] gedurende enige tijd met betaling in gebreke gebleven. Op die grond is hij tot datum dagvaarding een bedrag aan wettelijke rente over de openstaande bedragen verschuldigd van € 89,14. Omdat de incassogemachtigde van ZKA tenminste één inhoudelijke niet-standaardbrief aan [gedaagde] heeft gezonden, is hij voorts een bedrag van € 303,75 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
[gedaagde] is in totaal een bedrag van € 392,89 aan ZKA verschuldigd.
De wettelijke rente
3.3.
ZKA heeft als productie 1 bij dagvaarding een specificatie van haar vordering ter zake van de premies, eigen risico en zorgkostennota's overgelegd, in totaal een bedrag van € 1.701,68. Dit overzicht bestrijkt de periode 1 november 2011 tot 1 januari 2014. Uit de stukken blijkt verder dat er op 1 juni 2011 en op 28 november 2012 eerdere vonnissen tussen partijen zijn gewezen. Het is de kantonrechter niet duidelijk in hoeverre deze eerdere vonnissen betrekking hebben op de in eerdergenoemde specificatie genoemde posten. Uit de dagvaarding die geleid heeft tot het vonnis van 1 juni 2011 blijkt dat die zaak betrekking had op de periode januari 2011 tot en met februari 2011. Deze periode valt echter binnen de specificatie die (ook) aan de onderhavige vordering ten grondslag is gelegd. Voorts is het vonnis van 28 november 2012 niet overgelegd, zodat de kantonrechter niet kan nagaan of in dat vonnis reeds beslist is op vorderingen die ook in de onderhavige procedure aan de orde zijn gesteld.
Verder is van belang dat [gedaagde] heeft gesteld dat sommige betalingen ten onrechte niet door ZKA in aanmerking zijn genomen.
3.4.
ZKA heeft weliswaar een overzicht overgelegd van de door [gedaagde] gedane betalingen (productie 4 bij repliek), maar de kantonrechter kan niet herleiden op welke vorderingen deze betalingen zijn afgeboekt. Hierbij komt dat niet alle bedragen op het betalingsoverzicht van [gedaagde] terug te vinden zijn in (bijvoorbeeld) de als productie 1 bij repliek overgelegde brieven.
Nu niet duidelijk is omtrent welke vorderingen van ZKA op [gedaagde] reeds in de eerdere vonnissen is beslist, en evenmin welke bedragen gedurende welke periode met betrekking tot welke nota hebben opengestaan, is de berekening van de door ZKA gevorderde rente van € 89,14 niet te beoordelen. Nu ZKA geen (duidelijke) berekening van de door haar gevorderde rente heeft overgelegd, heeft zij haar vordering onvoldoende onderbouwd. De gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
ZKA maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aan [gedaagde] gezonden aanmaningen aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. Gesteld noch gebleken is immers dat de aanmaningen op de dag van dagtekening door de gedaagde partij is ontvangen.
Slotsom
3.6.
De vorderingen zijn niet toewijsbaar. ZKA zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil, nu hij in persoon heeft geprocedeerd.
in reconventie
3.7.
[gedaagde] vordert:
veroordeling van ZKA om aan hem een bedrag te betalen van € 914,35 ter zake van onterechte beslaglegging op zijn WW-uitkering en vakantiegeld;
veroordeling van ZKA om aan hem een bedrag te betalen van € 504,- ter zake van misgelopen zorgpremie;
een correctie van de onterechte aanmelding van hem als wanbetaler;
veroordeling van ZKA om van hem een bedrag te betalen van € 278,22;
veroordeling van ZKA tot betaling van schadevergoeding;
veroordeling van ZKA in de kosten die gemaakt zijn, zoals aan ZKA verzonden aangetekende stukken die vervolgens niet aankomen en verdwijnen.
a. De onterechte beslaglegging
3.8.
[gedaagde] legt aan deze vordering ten grondslag dat de rechter in een eerder vonnis een foute beslissing heeft genomen omdat ZKA destijds moedwillig met zijn betalingen heeft geknoeid. Naar de kantonrechter begrijpt is op basis van dat vonnis (volgens [gedaagde] onterecht) vervolgens beslag gelegd. Hij specificeert zijn vordering als volgt: een bedrag van € 770,67 dat door het UWV aan ZKA/Incassade is afgedragen, alsmede een bedrag van € 143,68 ter zake van vakantiegeld.
3.9.
Naar de kantonrechter begrijpt heeft ZKA volgens [gedaagde] in die eerdere procedure betalingen van € 102,84 en € 72,31 ten onrechte niet vermeld.
3.10.
ZKA heeft zich niet beroepen op het gezag van gewijsde van eerdergenoemd vonnis, maar zij heeft gesteld dat het vonnis op juiste gronden is gewezen.
3.11.
Met betrekking tot het bedrag van € 102,84 stelt ZKA dat dit bedrag (naar de kantonrechter begrijpt: in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis van 28 november 2012) wel degelijk in aanmerking is genomen. Zij verwijst daartoe naar een brief van haar aan [gedaagde] van 23 juni 2014 waarin een opsomming is gegeven van hetgeen [gedaagde] op grond van dat vonnis verschuldigd is. In het overzicht is vermeld dat in mindering daarop een bedrag strekte van € 1.102,83. In de vervolgens in die brief van dat bedrag gegeven specificatie is de betaling van € 102,84 op 26 mei 2011 vermeld. Aldus heeft ZKA een afdoende verklaring voor de verwerking van dit bedrag gegeven.
3.12.
Met betrekking tot het bedrag van € 72,31 heeft ZKA gesteld dat dit bedrag betrekking had op (weer) een andere vordering op [gedaagde] . Zij heeft een e-mailbericht van [gedaagde] aan Incassade van 10 mei 2011 overgelegd, waarin [gedaagde] schrijft:
"akkoord met restant van 72,31 24-05-2011". Dit e-mailbericht was een reactie op de door ZKA overgelegde brief van Incassade aan [gedaagde] van 9 mei 2011, waarin was vermeld dat [gedaagde] om proceskosten te voorkomen € 72,31 uiterlijk op 24 mei 2011 aan Incassade diende te betalen. Bij dupliek heeft ZKA nog nader toegelicht dat [gedaagde] dit bedrag te laat heeft betaald, en wel op 26 mei 2011, en dat de procedure daarom doorgang heeft gevonden en [gedaagde] bij verstek is veroordeeld. Op de betaling van de hoofdsom, vermeerderd met de proceskosten, is het bedrag van € 72,31 in mindering gebracht. Na deze conclusie van dupliek heeft [gedaagde] nog een akte genomen, waarin hij op de stellingen van ZKA is ingegaan. Hij heeft daarin echter deze uitleg van ZKA onvoldoende gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft nog wel aangevoerd dat deze betaling (en ook nog andere betalingen) op andere overzichten van Agis/Incassade ontbreekt, maar dat maakt voormelde conclusie niet anders.
3.13.
Uit het voorgaande volgt dat de vonnissen van 1 juni 2011 en 28 november 2012 op juiste gronden zijn gewezen. Voor zover de uitvoering van die vonnissen beslaglegging heeft plaatsgevonden was dat op zichzelf dus toegestaan.
3.14.
Met betrekking tot de afwikkeling van het gelegde beslag stelt ZKA dat door het UWV (inderdaad) een bedrag van € 770,67 is ingehouden en afgedragen. Er was echter slechts € 660,93 verschuldigd, om welke reden Incassade het verschil van € 109,74 op 19 juni 2014 aan [gedaagde] heeft uitbetaald. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] (uiteindelijk) heeft erkend deze betaling te hebben ontvangen. [gedaagde] voegt daar echter aan toe dat Incassade hem op 21 mei 2014 geschreven heeft dat het UWV € 189,41 teveel heeft overgemaakt, dus een bedrag van € 79,69 (€ 79,67, kantonrechter) te weinig. De kantonrechter gaat daaraan voorbij. Incassade noemt in haar daaropvolgende brief van 10 juni 2014 wél het juiste bedrag van € 109,74. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen dat het UWV € 189,41 in plaats van € 109,74 heeft overgemaakt.
Nu [gedaagde] voor het overige de berekening van de inhouding niet heeft betwist, is er per saldo niet teveel ingehouden.
3.15.
Met betrekking tot het volgens [gedaagde] ten onrechte ingehouden bedrag van € 143,68 stelt ZKA dat er aan haar geen ander bedrag is afgedragen dan eerder genoemd bedrag van € 770,67. Zij stelt dat het wellicht gaat om een bestuursrechtelijke premie en betreft het wellicht een afdracht aan ZIN. Het door [gedaagde] overgelegde document waarop dit bedrag staat vermeld is volgens ZKA niet een authentiek document en niet als valide bewijsstuk aan te merken.
3.16.
De kantonrechter acht de door [gedaagde] als productie 12 bij dupliek/repliek overgelegde uitdraai, die volgens hem afkomstig is van het UWV en waarop (inderdaad) is vermeld
"Incassade € 143,68", geen afdoende bewijsstuk. Hij zal [gedaagde] daarom in de gelegenheid stellen bij akte een verklaring/specificatie van het UWV van de door hem gestelde afdracht door het UWV aan Incassade van € 143,68 in deze procedure over te leggen.
3.17.
De vordering tot betaling van € 770,67 zal worden afgewezen. De beslissing met betrekking tot vordering tot betaling van € 143,68 wordt aangehouden.
b en c. De vordering tot betaling van € 504,- ter zake van misgelopen zorgpremie; correctie van de onterechte aanmelding als wanbetaler
3.18.
[gedaagde] legt aan deze vordering ten grondslag dat hij op 18 december 2013 ten onrechte als wanbetaler is aangemeld, omdat daarvoor een achterstand is vereist van meer dan 6 maanden premie zonder eigen risico. De brief van Agis van 30 juli 2014 vermeldt ten onrechte een achterstand van meer dan 6 maanden basispremie. Zonder extra betalingen is de aanmelding als wanbetaler per 1 augustus 2014 opgeheven. (Ook) dit is volgens hem een aanwijzing dat hij ten onrechte als wanbetaler is aangemeld.
Ten gevolge van deze aanmelding als wanbetaler is [gedaagde] 7 maanden zorgpremie misgelopen, en wel een bedrag van € 504,--.
3.19.
Ten eerste voert ZKA tegen deze vordering aan dat ZIN medio december 2013 een beslissing heeft gegeven, waartegen [gedaagde] binnen 6 weken bezwaar heeft kunnen maken. Voor zover ZKA bekend heeft hij dat niet gedaan om welke reden deze beslissing onaantastbaar is geworden. Naar kantonrechter begrijpt beroept zij zich op de formele rechtskracht van deze beslissing.
3.20.
Dit verweer faalt, omdat tegen deze beslissing van ZIN geen bestuursrechtelijk rechtsmiddel openstaat (CRvB 4 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:925).
3.21.
Ten tweede voert ZKA tegen deze vordering aan dat uit het overzicht, dat gevoegd is bij het antwoord van ZKA van 30 juli 2014 op een klacht van [gedaagde] , valt af te leiden dat er op de datum van aanmelding bij ZIN een achterstand bestond van € 847,95, te weten het verschil tussen het verschuldigde totaalbedrag over de periode 2009 - 18 december 2013 van € 6.930,30 en de door [gedaagde] tot en met 18 december 2013 gedane betalingen van € 6.082,35. Deze achterstand van € 847,95 bedraagt meer dan 6 maal van de op dat moment verschuldigde maandpremie van € 102,23.
3.22.
Bij repliek stelt [gedaagde] dat ZKA ten onrechte de openstaande schuld vanwege het eigen risico heeft meegerekend. ZKA is daarop bij dupliek niet ingegaan.
De kantonrechter overweegt het volgende. Het eigen risico behoort bij de beantwoording van de vraag of
"eenpremieschuld(onderstreping kantonrechter)
ter hoogte van zes of meer maandpremies"is ontstaan buiten beschouwing te worden gelaten. Dit volgt uit de tekst van artikel 18 c lid 1 Zorgverzekeringswet alsmede uit de parlementaire geschiedenis:
"De premie-achterstand kan ontstaan in zes maanden, indien de verzekeringnemer in het geheel geen premie betaalt, of over een periode van meer dan zes maanden, indien hij althans nog zijn premie gedeeltelijk betaalt. Slechts niet voldane premies voor de zorgverzekering mogen bij het beantwoorden van de vraag of de achterstand een bedrag ter hoogte van zes maandpremies heeft bereikt, meetellen. De rente en de incassokosten daarover, alsmede niet voldane eigen betalingen en de rente en incassokosten daar weer over, blijven derhalve buiten beschouwing"(Kamerstukken II, 2008-2009, 31 736, nr. 3 p. 34).
3.23.
Onder
"eigen betalingen"worden verstaan:
"bij betaling verzekerde natura-polis indien de verzekerde niet-gecontracteerde zorg gebruikt(artikel 13 Zvw), een verplicht eigen risico(artikel 18a Zvw) of een eventueel vrijwillige eigen risico (artikel 19 Zvw)"(p. 14)
.
3.24.
Uit eerdergenoemd overzicht blijkt dat bij de berekening van het door [gedaagde] verschuldigde bedrag € 597,50 aan te betalen eigen risico in aanmerking is genomen, althans doordat ZKA geen nadere toelichting op dit overzicht heeft verstrekt die tot een andere conclusie nopen, dient daarvan te worden uitgegaan. Dit bedrag behoort daarom in mindering te strekken op de door ZKA berekende schuld van € 847,95, zodat resteert een bedrag van € 250,45. Dit bedrag is (beduidend) minder dan 6 maandpremies.
Hieruit volgt dat [gedaagde] ten onrechte als wanbetaler is aangemeld. Deze onterechte aanmelding is aan te merken als een onrechtmatige daad, en ZKA dient de eventueel door [gedaagde] daardoor geleden schade te vergoeden (vgl. Rechtbank Noord-Holland 15 oktober 2014, ECLI:NL: RBNHO:2014:12294). ZKA kan [gedaagde] daartoe niet naar ZIN verwijzen, omdat de fout door ZKA is gemaakt en het ook redelijk is deze aan haar toe te rekenen.
3.25.
ZKA heeft nog aangevoerd dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat ZIN daadwerkelijk zorgtoeslag in mindering heeft gebracht op de door [gedaagde] verschuldigde bestuursrechtelijke premie. Ook dit verweer gaat niet op. Uit de door [gedaagde] bij zijn akte van 17 december 2014 overgelegde productie 17 blijkt dat het CJIB zorgtoeslag heeft ingehouden. [gedaagde] dient nog wel stukken over te leggen (bijvoorbeeld de eindafrekening die hij van ZIN zal hebben ontvangen) waaruit blijkt dat het door hem gestelde bedrag van € 504,-- in totaal is ingehouden.
d. De vordering tot betaling van € 278,22
3.26.
[gedaagde] legt aan deze vordering ten grondslag (conclusie van dupliek/repliek pagina 3) dat hij deze proceskosten ten onrechte heeft betaald.
Deze vordering is niet toewijsbaar. Deze proceskosten hebben betrekking op het verstekvonnis van 1 juni 2011. Zoals in het voorgaande reeds is beslist is dat vonnis op juiste gronden gewezen.
e. De vordering tot betaling van schadevergoeding
3.27.
[gedaagde] heeft niet uiteengezet op welke gronden hij, naast terugbetaling van de door hem gevorderde concrete bedragen, schade heeft geleden. Naar de kantonrechter begrijpt legt hij aan deze vordering ten grondslag dat hij jarenlange stress heeft ondervonden door de handelwijze van ZKA. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, is dit echter onvoldoende om deze vordering te kunnen dragen. Zij zal daarom worden afgewezen.
f. De vordering tot vergoeding van de kosten die door [gedaagde] gemaakt zijn, zoals aan ZKA verzonden aangetekende stukken die vervolgens niet aankomen en verdwijnen
3.28.
Deze vordering is niet toewijsbaar omdat [gedaagde] deze onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Hij heeft niet aangegeven wanneer hij aangetekende brieven heeft gezonden, op welk onderwerp deze brieven betrekking hadden, en welke kosten daarmee gemoeid waren. Het door hem overgelegde bericht van PostNL met betrekking tot het niet aankomen van een aangetekende zending is onvoldoende, nu daaruit niet blijkt dat het niet aankomen van deze zending aan Agis te wijten is geweest. Bovendien valt uit dit bericht op te maken dat [gedaagde] voor de hem daardoor geleden schade schadevergoeding heeft ontvangen.
Slotsom
3.29.
[gedaagde] wordt in de gelegenheid gesteld een akte te nemen met betrekking tot de twee bovengenoemde punten. Zijn andere vorderingen zullen bij het te zijner tijd te wijzen eindvonnis worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
3.30.
De kantonrechter kan zich voorstellen dat partijen naar aanleiding van de beslissingen in dit vonnis buiten rechte met elkaar tot overeenstemming komen.
3.31.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in reconventie
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 19 augustus 2015 te 9.30 uur, waar [gedaagde] zich schriftelijk dient uit te laten omtrent hetgeen hierboven is vermeld;
ZKA zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren;
in conventie en in reconventie
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2015.