ECLI:NL:RBMNE:2015:5504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
376314
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door gemeente Amersfoort inzake na-wettelijke uitkering en verkeerde informatieverstrekking

In deze zaak vordert eiseres, een voormalige ambtenaar van de gemeente Amersfoort, schadevergoeding van de gemeente wegens onrechtmatige daad. Eiseres was van 15 december 1987 tot 1 juni 2010 in dienst bij de gemeente en kwam daarna in aanmerking voor een WW-uitkering, bovenwettelijke uitkering en een na-wettelijke uitkering. Eiseres stelt dat zij onjuist is geïnformeerd door de gemeente over de herleving van de na-wettelijke uitkering na het aanvaarden van een tijdelijke functie. In een e-mail van 22 januari 2013 gaf een medewerker van de gemeente aan dat de na-wettelijke uitkering mogelijk zou herleven na afloop van een tijdelijke dienstbetrekking. Echter, op 8 februari 2013 ontving de gemeente informatie van de VNG dat de na-wettelijke uitkering niet herleefde. Eiseres stelt dat de gemeente deze informatie heeft achtergehouden en dat zij hierdoor schade heeft geleden.

De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet aansprakelijk is voor de schade van eiseres. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de beëindiging van de na-wettelijke uitkering, waardoor deze beslissing formele rechtskracht heeft. De rechtbank concludeert dat het verlies van de na-wettelijke uitkering niet is veroorzaakt door de onjuiste inlichting van de gemeente, maar voortvloeit uit de inhoud van de regeling zelf. Eiseres heeft bovendien niet aangetoond dat zij de tijdelijke functie niet zou hebben aanvaard als zij correct was geïnformeerd. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/376314 / HA ZA 14-717
Vonnis van 29 juli 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L. Kruiswijk te Amersfoort,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMERSFOORT,
zetelend te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat mr. A.C.C. Balke te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de gemeente genoemd worden.

1.De feiten

1.1.
[eiseres] is van 15 december 1987 tot 1 juni 2010 bij de gemeente Amersfoort (hierna: de gemeente) als ambtenaar in dienst geweest. Zij is vervolgens in aanmerking gekomen voor een WW-uitkering, alsmede tijdens deze WW-uitkering op een bovenwettelijke uitkering en na afloop van de WW-uitkering (gedurende zeer korte tijd) een na-wettelijke uitkering. Deze bovenwettelijke en de na-wettelijke uitkering zijn geregeld in hoofdstuk 10d van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Amersfoort (hierna: de Arbeidsvoorwaardenregeling).
1.2.
Artikel 10d:18 Arbeidsvoorwaardenregeling luidt:
"Einde na-wettelijke uitkering

1De na-wettelijke uitkering eindigt wanneer de uitkeringsduur is verstreken.

2De na-wettelijke uitkering eindigt wanneer de werkloosheid geëindigd.

3De na-wettelijke uitkering eindigt op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de ambtenaar de leeftijd van 62 jaar en 9 maanden bereikt heeft".
1.3.
Bij e-mailbericht van 22 januari 2013 schrijft [A] namens de gemeente aan [eiseres] :
"Als je een tijdelijke baan aanvaard, die op enig moment weer eindigt, dan kan het zijn dat je daarna nog recht hebt op voortzetting van nawettelijke uitkering. De uitkering stopt op het moment dat je werk hebt aanvaard. De periode waarin je werkt wordt van de totale duur afgetrokken. Mocht de totale uitkeringsduur van 31,5 maanden daarna nog niet zijn vertrekken dan heb je voor de resterende periode nog recht op een uitkering".
1.4.
Bij e-mailbericht van vrijdag 8 februari 2013 deelt de VNG desgevraagd aan [B] , werkzaam bij de gemeente, mee dat de na-wettelijke uitkering niet herleeft.
1.5.
Bij e-mailbericht van 8 februari 2013 schrijft mevrouw [B] aan haar collega's, onder wie [A] :
"Zie hier het antwoord van de VNG over eventuele herleving van de na wettelijke uitkering. Deze herleeft dus niet.
@ [B] : zal ik begin volgende week reageren op de mail van [voornaam eiseres]( [eiseres] , rechtbank)
? Dan weten we zeker dat zij is gestart in Utrecht ".
1.6.
Bij e-mailbericht van maandag 11 februari 2013 schrijft [A] aan [eiseres] :
"Een paar weken geleden heb ik vragen van jou via e-mail beantwoord. De vraag over het recht op een nawettelijke uitkering is naar nu blijkt niet goed beantwoord. We hebben deze kwestie voorgelegd aan de VNG en zij hebben gereageerd met onderstaand antwoord. Daaruit blijkt dat het recht op een nawettelijke uitkering niet herleeft als je na een tijdelijke baan opnieuw werkloos wordt. Het spijt me dat ik die informatie niet eerder aan je heb kunnen verstrekken, maar de regeling op dit gebied was voor mij niet duidelijk.
Excuses daarvoor".
1.7.
Op woensdag 6 februari 2013 heeft [eiseres] een gesprek gehad met een potentiële nieuwe werkgever. De gemeente had haar op deze vacature gewezen. Op donderdag 7 februari 2013 heeft deze nieuwe werkgever haar gebeld dat zij kon beginnen. [eiseres] is op maandag 11 februari 2013 in deze nieuwe baan gaan werken. Op dinsdagavond 12 februari 2013 heeft zij het hierboven geciteerde e-mailbericht van [A] van 11 februari 2013 gelezen.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis:
een verklaring voor recht dat de gemeente aansprakelijk is voor de ten gevolge van de door de gemeente gepleegde onrechtmatige daad door [eiseres] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat;
veroordeling van de gemeente tot het betalen van de reeds verschenen schade ten bedrage van € 4.713,28, te vermeerderen met de wettelijke rente;
veroordeling van de gemeente tot het betalen van een voorschot ten bedrage van € 14.000,-- op de door [eiseres] nog te lijden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente;
veroordeling van de gemeente tot het betalen van een bedrag van € 2.432,13 ter zake van buitengerechtelijke kosten;
veroordeling van de gemeente tot betaling van de proceskosten.
2.2.
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
[A] heeft in zijn e-mailbericht van 22 januari 2013 aangegeven dat de na-wettelijke uitkering na afloop van een tijdelijke dienstbetrekking herleeft. Op 8 februari 2013 ontvangt de gemeente informatie van de VNG, waaruit blijkt dat de gemeente [eiseres] onjuist heeft geïnformeerd. De gemeente heeft deze informatie vervolgens bewust achtergehouden. Dit blijkt uit het e-mailbericht van mevrouw [B] van 8 februari 2013 aan [A] . (Eerst) op 11 februari 2013 wordt [eiseres] door [A] geïnformeerd over het feit dat hij haar onjuist had geadviseerd. Aan [eiseres] is een baan aangeboden waarvan duidelijk was dat deze slechts voor bepaalde tijd zou zijn, zonder de mogelijkheid van verlenging. Zij heeft deze tijdelijke functie aanvaard maar met als resultaat dat zij geen aanspraak kan maken op (herleving van) de na-wettelijke uitkering.
Volgens [eiseres] is het handelen van de gemeente aan te merken als een onrechtmatige daad. Zij is onjuist geïnformeerd. Het was de gemeente bekend dat een onjuist advies of een onjuiste keuze zeer nadelige gevolgen voor inkomstenpositie van [eiseres] zou kunnen hebben. Op eenvoudige wijze had de gemeente voorzienbaar forse schade kunnen voorkomen. Ten gevolge van het accepteren van de aangeboden functie is [eiseres] fors in haar inkomenspositie geschaad. Indien de gemeente haar tijdig had geïnformeerd had [eiseres] op die manier forse schade kunnen voorkomen.
2.3.
De gemeente voert verweer tegen de vordering, op welk verweer in het navolgende voor zover nodig voor de beslissing zal worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het meest verstrekkende verweer van de gemeente is dat [eiseres] geen bezwaar heeft ingesteld tegen de beslissing tot beëindiging van de na-wettelijke uitkering. De gemeente beroept zich daarom op de formele rechtskracht van de beëindiging. Volgens de gemeente is er dan voor de civiele rechter geen rol meer weggelegd.
3.2.
Dit verweer is niet relevant. [eiseres] heeft erkend dat zij geen bezwaarschrift heeft ingediend tegen de beëindiging van de na-wettelijke uitkering. In zoverre heeft die beslissing formele rechtskracht. Aangenomen moet worden (de beslissing zelf is niet overgelegd) dat die beslissing daarop is gebaseerd, dat het recht op de na-wettelijke uitkering definitief eindigt
"wanneer de werkloosheid eindigt"(zoals artikel 10d:18 Arbeidsvoorwaardenregeling bepaalt). Door het aanvaarden door [eiseres] van de haar aangeboden functie is haar werkloosheid geëindigd en is deze beslissing zoverre juist. Zij heeft ook niet gesteld dat deze regeling anders dient te worden uitgelegd.
3.3.
[eiseres] baseert haar vordering echter niet op de onjuistheid van deze beslissing, maar op de omstandigheid dat zij voorafgaand aan het aannemen van de aangeboden functie onjuist is geïnformeerd, en dat deze omstandigheid een onrechtmatige daad van de gemeente oplevert. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom in deze zaak voor de burgerlijke rechter (nog) wel een rol weggelegd (vgl. HR 7 oktober 1994, NJ 1997, 174 m.nt. Scheltema (Staat/ [naam] )
3.4.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het e-mailbericht van [A] van 22 januari 2013 geen toezegging inhoudt maar een inlichting, en dan nog wel een inlichting
"met een slag om de arm". Hij schrijft immers
"dankan(onderstreping rechtbank)
het zijn dat je daarna nog recht hebt op voortzetting van de nawettelijke uitkering". Hij schrijft vervolgens weliswaar
"dan heb je voor de resterende periode nog recht op een uitkering", maar dit geldt kennelijk voor de situatie dat voortzetting van de na-wettelijke uitkering inderdaad mogelijk zou blijken te zijn. Dit onderscheid tussen toezegging en inlichtingen is van belang omdat indien sprake is van een onjuiste inlichting een overheidsorgaan minder snel voor eventuele schade aansprakelijk is dan in het geval sprake is van een onterecht gedane toezegging.
Deze inlichting van [A] was overigens onjuist, omdat de tekst van eerdergenoemd artikel 10d ongeclausuleerd bepaalt dat de uitkering eindigt bij het einde van de werkloosheid. Ook elders in de Arbeidsvoorwaardenregeling is geen bepaling opgenomen waaruit het recht op herleving van een dergelijke uitkering kan worden afgeleid.
3.5.
[eiseres] kan echter eerst aanspraak maken op schadevergoeding jegens de gemeente indien eventueel door haar geleden schade door deze onjuiste inlichting is veroorzaakt. Dit zou het geval kunnen zijn indien zij, afgaande op deze inlichting, iets heeft gedaan (of nagelaten) wat zij niet zou hebben gedaan (nagelaten) indien zij wél over de juiste inlichtingen had beschikt. [eiseres] heeft in dit verband gesteld dat het de gemeente bekend was dat zij door het accepteren van de aangenomen functie in haar inkomstenpositie zou worden geschaad, en dat de gemeente deze schade had kunnen voorkomen indien zij [eiseres] tijdig had geïnformeerd. [eiseres] stelt echter niet dat zij, indien zij juist zou zijn geïnformeerd, de aangenomen functie niet zou hebben aangenomen. Ter comparitie heeft zij zelfs gesteld dat zij er geen spijt van heeft dat zij die baan heeft aanvaard, want zij wilde graag werken. Aangenomen moet daarom worden dat zij deze functie ook zou hebben aanvaard als zij had geweten dat de na-wettelijke uitkering niet zou herleven na het eindigen van die arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
3.6.
Hier komt nog bij dat de gemeente - en [eiseres] is daarop in het geheel niet ingegaan - heeft gesteld dat [eiseres] niet eens de keuze had om de aangeboden functie niet te aanvaarden, omdat zij daartoe verplicht was op grond van de uitkeringsvoorschriften.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat het verlies van de na-wettelijke uitkering niet is veroorzaakt doordat [eiseres] op een (verkeerde) inlichting van de gemeente is afgegaan (maar voortvloeit uit de inhoud van de regeling zelf). Dat [eiseres] in haar verwachtingen is teleurgesteld in die zin, dat zij gedurende korte tijd in de veronderstelling heeft verkeerd dat de na-wettelijke uitkering na de beëindiging van het dienstverband zou herleven, levert op zichzelf geen schade op. Of het e-mailbericht van mevrouw [B] van 8 februari 2013 al als een
"opzetje"zou moeten worden aangemerkt (hetgeen mevrouw [B] ter zitting overigens uitdrukkelijk heeft betwist), kan gezien het voorgaande in het midden blijven.
3.8.
[eiseres] heeft nog aangevoerd (akte 22 april 2015 punt 3) dat zij de indruk heeft dat de gemeente heeft willen voorkomen dat zij recht zou kunnen doen gelden op een na‑wettelijke uitkering, namelijk door de begeleiding naar werk te intensiveren tegen het einde van de duur van de WW-uitkering; er wordt plots proactief opgetreden met als resultaat dat [eiseres] een werkplek vindt die naar zijn aard van korte duur is, met verlies van haar recht op een na-wettelijke uitkering.
3.9.
De rechtbank kan [eiseres] hierin niet volgen. De gemeente heeft bij akte van 22 april 2015 een groot aantal stukken overgelegd, waaruit blijkt dat van een reële begeleiding steeds sprake is geweest (met uitzondering van een periode waarin [eiseres] op eigen verzoek heeft geprobeerd een eigen onderneming op te zetten). Bovendien stelt [eiseres] zelf dat zij blij was met de aangeboden functie.
3.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.766,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.766,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.type: PK