In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een kort geding tussen Wiltec B.V. en ProRail B.V. over de gunning van een aanbesteding voor persoonlijke beschermingsmiddelen en kleding. ProRail had medio 2014 een aanbestedingstraject gestart en na beoordeling van de inschrijvingen had Wiltec de beste score behaald in de eerste beoordelingsronde. Echter, in de tweede ronde, de Draagproef, bleek PWG de hoogste score te hebben behaald, wat leidde tot de voorlopige gunningsbeslissing aan PWG. Wiltec maakte bezwaar tegen deze beslissing, stellende dat ProRail de beoordeling van de inschrijvingen niet objectief en zorgvuldig had uitgevoerd, met name met betrekking tot het subgunningscriterium 'uitstraling'.
De voorzieningenrechter heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, inclusief de beoordelingscriteria die ProRail had opgesteld. De rechter oordeelde dat ProRail voldoende transparantie had geboden in de beoordelingsprocedure en dat de inschrijvers op de hoogte waren van de criteria waaraan zij moesten voldoen. De rechter concludeerde dat de beoordelingscommissie binnen haar beoordelingsruimte had gehandeld en dat er geen procedurele of inhoudelijke onjuistheden waren die de voorlopige gunningsbeslissing in twijfel trokken.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Wiltec afgewezen en ProRail opgedragen om de opdracht definitief aan PWG te gunnen, mits ProRail de opdracht nog wenst te verstrekken. Wiltec werd veroordeeld in de proceskosten van zowel ProRail als PWG.