ECLI:NL:RBMNE:2015:5428

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
16/653985-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen een persoon, gepleegd door een minderjarige

Op 21 juli 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die wordt beschuldigd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 juni 2012 in Hilversum, waar de verdachte samen met anderen een I-pod, een I-phone en geld heeft gestolen van het slachtoffer, [aangever]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer met geweld hebben bedreigd en geslagen, waarbij een ploertendoder werd gebruikt. De verdachte is niet verschenen tijdens de zittingen, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.L. van Gaalen.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de rechtbank bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal met geweld.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 120 uur opgelegd, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 7.998,68 toegewezen aan de benadeelde partij, [aangever], voor de geleden schade als gevolg van de diefstal en het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/653985-13
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
Geboren op [1995] in [geboorteplaats] ,
Wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft deels achter gesloten deuren plaatsgevonden op 9 september 2014, 3 februari 2015 en 7 juli 2015. De verdachte is op geen van deze dagen verschenen. Ter zitting is wel verschenen mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, die verklaart uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
De zaak wordt gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken van medeverdachten [medeverdachte 2] (16/660056-13) en [medeverdachte 1] (16/653984-13).
De officier van justitie heeft tevens ter terechtzitting de dagvaarding met parketnummer 16/661022-15 aangebracht, met daarop een strafbaar feit gepleegd op 1 februari 2014. Hij heeft op de terechtzitting van 7 juli 2015 verzocht de zaken te voegen. Op de zitting van 7 juli 2015 heeft hij gerequireerd tot één straf.
De rechtbank heeft het verzoek tot voeging ter terechtzitting van 7 juli 2015 afgewezen De tenlastelegging met parketnummer 16/661022-15betreft een verdenking van een strafbaar feit door verdachte toen hij meerderjarig was en de verdenking met parketnummer 16/653985-13 betreft een verdenking van toen verdachte nog minderjarig was. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om deze zaken gevoegd te behandelen en hiervoor vervolgens één straf voor op te leggen. Het betreft immers dagvaardingen waarop een geheel andere strafvorderlijke procedure van toepassing is. Alleen indien een verdachte als minderjarige verdachte in één tenlastelegging voor de kinderrechter of een meervoudige kamer waar een kinderrechter deel uitmaakt wordt aangebracht, kan op een minderjarige- en meerderjarigenzaak, hetzelfde procesrecht van toepassing zijn. In de onderhavige zaken is op de ene zaak minderjarigen strafprocesrecht van toepassing en op de andere zaak volwassen strafprocesrecht van toepassing. De bepalingen het strafprocesrecht in minderjarigenzaken verschillen zodanig van volwassenzaken dat een gevoegde behandeling geen sprake kan zijn. Dit geldt onder meer ten aanzien van de voorlopige hechtenis en de openbaarheid van de zitting. De wet kent voorts niet de mogelijkheid na twee afzonderlijke procedures één gezamenlijke straf op te leggen. De rechtbank ziet zich daarom genoodzaakt om de zaken van beide parketnummers af te doen in aparte vonnissen.
Tevens waren aanwezig mw. [A] van de Raad voor de Kinderbescherming en de benadeelde partij [aangever] met zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Primair: op 21 juni 2012 in Hilversum samen met anderen door middel van geweld een I-pod, een I-phone en geld van [aangever] heeft gestolen;
Subsidiair: op 21 juni 2012 in Hilversum samen met anderen [aangever] zwaar heeft mishandeld;
Meer subsidiair: op 21 juni 2012 in Hilversum openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat verdachte dient te worden veroordeeld voor het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie baseert zich hierbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Verdachte is door geen van de getuigen aangewezen als degene die de ploertendoder tegen het slachtoffer heeft gebruikt en uit het dossier kan niet worden vastgesteld dat hij überhaupt betrokken is geweest bij het geweld dat is gepleegd. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat geen sprake is van medeplegen, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een substantiële rol heeft gehad in het geheel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het primair ten laste gelegde [1]
Op 21 september 2012 krijgt de politie rond 22:10 uur een melding om te gaan naar de Wirixstraat te Hilversum , waar een incident heeft plaatsgevonden. Het gaat om een groep daders van Marokkaanse afkomst en er zouden blonde vrouwen bij hen aanwezig zijn. [2] In de Van Neijenrodestraat ziet verbalisant een Marokkaanse man aan komen lopen, samen met een blonde vrouw die een fiets bij zich heeft. De man blijkt [verdachte] te zijn (hierna: verdachte). [3] De vrouw blijkt [X] te zijn. [4] Op de linkermouw van de jas van verdachte zitten bloedspetters, hij heeft een wondje boven zijn wenkbrauw, een wondje op zijn duim en een kras op zijn linkerwang. [5] De jas en de tas van verdachte worden onderzocht op sporen. [6] Hierbij worden op de voorzijde van de linkermouw (SIN nr. AAN2599NL#2), op de achterzijde van de linkermouw (SIN nr. AAN2599NL#3) en op de sluiting van het zijvak van de schoudertas (SIN nr. AAAN2601NL#02) sporen veiliggesteld. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat op alle sporen een DNA profiel is aangetroffen van [aangever] (hierna: aangever) waarvan de kans dat het DNA profiel van iemand anders afkomstig is dan aangever, kleiner is dan één op één miljard. [7]
Op 21 september 2012 neemt de politie in het ziekenhuis in Hilversum de aangifte op van [aangever] die gewond is geraakt toen hij diezelfde dag op straat is mishandeld en bestolen door meerdere jongens. [8] Uit de medische verklaring van GGD arts [B] , blijkt dat de lichamelijke klachten binnen zes weken zullen zijn hersteld, maar dat de psychische afwijkingen aanzienlijk langer kunnen duren omdat het een ernstig incident betreft. [9]
De volgende dag komt aangever naar het politiebureau en verklaart dat hij rond 21:30 uur met [getuige 1] en [getuige 2] bij het Johan Cruijffcourt in Hilversum op een bankje zat, toen een groepje van vier jongens en een meisje met een fiets naar hen toe kwam. Aangever hoorde dat ze onder andere de namen ‘
[X]’ en ‘
[medeverdachte 1]’ riepen naar elkaar. [10] Er ontstond een gesprek waarbij één van de jongens boos werd en een wapen trok. [getuige 2] werd van achter vastgepakt en de jongens schreeuwden: ‘
Ik maak je dood, geef je geld’. [getuige 2] weet zich los te rukken, waarna aangever van achteren wordt vastgepakt door drie jongens. De jongens schreeuwden: ‘
ik maak je dood, ik wil je geld, sla hem’. Hierop voelde aangever een harde klap op zijn hoofd. Hij zag dat de jongen met het wapen in zijn hand hem daarmee op zijn hoofd had geslagen. De andere jongens sloegen en schopten hem ook. Eén van de jongens pakte zijn spullen uit zijn broekzakken en jaszakken. De jongens bleven maar roepen: ‘maak hem dood, sla hem, geef je geld.’ De jongens hebben een I-pod met Apple oortjes, een Iphone 4S en € 400,- van aangever gestolen. Het wapen dat de jongen bij zich had was een ploertendoder. [11] [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat de groep jongens die op hen af kwamen lopen hebben geroepen dat ze hun zakken leeg moesten maken. Eén van de jongens had daarbij een ploertendoder in zijn handen. [12]
Bewijsoverweging
De raadsman heeft aangevoerd dat het mogelijk is dat het bloed van aangever via secundaire overdracht middels onbekende derden die betrokken zijn geweest bij het geweldsincident is overgebracht op de jas en tas van verdachte. De rechtbank acht dit onaannemelijk en verwerpt het verweer. Het door de raadsman aangevoerde scenario is niet meer dan een suggestie, welke niet nader wordt geconcretiseerd of onderbouwd. De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat het verdachte is geweest die betrokken was bij de diefstal met geweld en dat door het uitvoeren van geweldshandelingen het bloed van aangever op zijn jas en tas terecht is gekomen.
De rechtbank leidt uit het bovenstaande af dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair ten laste gelegde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
op 21 september 2012 te Hilversum, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Ipod (zilverkleurig) en oortjes (merk Apple, kleur wit) en een I-phone (type 4S, kleur wit) en vierhonderd (400) euro, toebehorende aan [aangever] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld
hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- die [aangever] hebben vastgepakt en
- vervolgens meermalen, met kracht met een ploertendoder tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [aangever] hebben geslagen en
- meermalen met kracht hebben geslagen/gestompt en geschopt/getrapt tegen het gezicht/hoofd en tegen het lichaam van die [aangever] (terwijl die [aangever] op de grond lag) en
- daarbij tegen die [aangever] hebben gezegd en geroepen: "Ik maak je dood" en "Ik wil je geld" en "Sla hem" en "Maak hem af" en "Steek hem neer" en "Zakken leegmaken".
Voor zover in de tenlasteleggingen, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
het medeplegen van diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

7.De strafbaarheid van verdachte

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak met parketnummer 16/661022-15 gevoegd moet worden met onderhavige zaak en heeft daarom tot één strafeis gerequireerd. Deze strafeis is dat aan verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten wordt opgelegd een jeugddetentie van 120 dagen waarvan 117 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering. Daarnaast een werkstraf van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis indien deze niet of niet naar behoren wordt verricht. Ook vraagt de officier van justitie om aan verdachte een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 2 jaar op te leggen, zoals bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht. Elke keer dat door verdachte contact wordt gezocht met het slachtoffer, zal hem 2 maanden jeugddetentie worden opgelegd. Ten slotte is verzocht om de bijzondere voorwaarde duidelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en verzoekt de rechtbank subsidiair om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Een verplicht reclasseringscontact wordt niet geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en het is dus ook niet vast te stellen of dat een meerwaarde heeft. De verdediging verzoekt dan ook om geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Ten aanzien van de dadelijke uitvoerbaarheid is de raadsman van mening dat dit niet aan de orde kan zijn, omdat het openbaar ministerie de zaak erg lang heeft laten liggen en een hulpverleningstraject in een eerder stadium in gang had moeten worden gezet.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met anderen een gewelddadige straatroof gepleegd. Het slachtoffer is bestolen van zijn geld, I-pod en I-phone, terwijl hij op het hoofd werd geslagen met een ploertendoder en er werd geroepen dat hij zou worden neergestoken en afgemaakt. Ook toen het slachtoffer inmiddels door het geweld op de grond was gevallen, zijn verdachte en zijn mededaders doorgegaan met het schoppen en slaan tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een dergelijk incident nog lange tijd zowel fysiek als geestelijk last kunnen hebben. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van slachtoffer [aangever] blijkt dat de beroving ernstige gevolgen voor hem heeft gehad. Hij lijdt aan een post traumatische stress stoornis waarvoor hij momenteel in behandeling is bij een psycholoog en hij heeft een gehoorbeschadiging opgelopen door het geweld. Daarnaast voelt hij zich nog dagelijks angstig en onveilig op straat en heeft hij zijn opleiding moeten stoppen omdat hij lijdt aan concentratieproblemen. Naast de gevolgen voor het slachtoffer, zorgen dergelijke feiten voor algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft bij dit alles in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van 9 december 2014 van verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2008 en 2009 al eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft kennis genomen van een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 24 juni 2015, waaruit blijkt dat het advies is om aan verdachte een werkstraf op te leggen. Er wordt geen meerwaarde gezien in het opleggen van bijzondere voorwaarden of andere interventies, omdat verdachte inmiddels meerderjarig is en uit het verleden is gebleken dat hij niet gemotiveerd is voor hulpverlening.
Ter zitting is mw. [A] van de Raad voor de Kinderbescherming gehoord, die heeft verklaard dat zij terugkomt op het advies van 24 juni 2015 nu haar ter zitting duidelijk wordt hoe ernstig het feit is. Ook geeft zij aan dat verdachte wel gebaat kan zijn bij reclasseringstoezicht, als het gaat om het vinden van passende woonruimte en het aanpakken van de schulden die verdachte heeft. De volwassenenreclassering is meer gericht op adolescenten en zou beter aansluiten bij wat verdachte op dit moment nodig heeft. Haar advies is om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met verplicht reclasseringstoezicht dat wordt uitgevoerd door de volwassenenreclassering in Amsterdam.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst en de aard van het feit een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen. Echter houdt de rechtbank rekening met het feit dat het incident zich drie jaar geleden, in 2012, heeft afgespeeld. Gezien dit tijdsverloop vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet langer op zijn plaats.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen voor het primair ten laste gelegde feit een jeugddetentie van 120 dagen waarvan 117 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende deze proeftijd zal meewerken aan het toezicht en de begeleiding door de (volwassenen) Reclassering Nederland aan het adres Wibautstraat 12 (1091 GM) in Amsterdam. De rechtbank acht gedwongen hulpverlening noodzakelijk. Hoewel verdachte niet erg gemotiveerd lijkt tot behandeling, gaat de rechtbank er van uit dat door ondersteuning op praktisch terrein het recidive risico in ieder geval enigszins zal verminderen en vervolgens mogelijkheid zou kunnen ontstaan om tot behandeling over te gaan van de achterliggende problematiek. Daarnaast zal aan verdachte worden opgelegd een werkstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen vervangende jeugddetentie.
Gelet op de leeftijd, de beperkte scholing van verdachte en de noodzaak tot individuele aandacht zal de rechtbank bepalen dat in geval van tenuitvoerlegging van de opgelegde vervangende jeugddetentie, deze niet zal worden ten uitvoer worden gelegd als vervangende hechtenis, maar dat verdachte in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie (artikel 77l Wetboek van Strafvordering, zoals dat gold ten tijde van het tenlastegelegde). Ditzelfde geldt voor een eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bij de hierna te bespreken schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de officier van justitie niet volgen in zijn eis om aan verdachte een contactverbod met het slachtoffer in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen. In lid 1 van het artikel staat dat de maatregel kan worden opgelegd ‘ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten’. Het feit is drie jaar geleden gepleegd en in de afgelopen drie jaar is vanuit verdachte geen contact met aangever opgenomen. De voorgestelde maatregel kan dus niet bijdragen aan bovengenoemde doeleinden. Aan de wettelijke vereisten wordt dus niet voldaan.
De rechtbank zal evenmin de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gelasten, aangezien niet voldaan is aan het wettelijke vereiste dat er ernstig rekening gehouden mee dient te worden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In de periode na het feit heeft verdachte met politie en justitie in aanraking is gekomen, betreft dit geen agressiefeiten. Aan het wettelijk criterium is dan ook niet voldaan.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever] heeft de door het tenlastegelegde feit geleden schade gevorderd van € 18.955,68, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank primair om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat vrijspraak is bepleit en omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Subsidiair verzoekt de verdediging de vordering (gedeeltelijk) af te wijzen.
Voor de post ‘beschadigde kleding’ kan niet worden vastgesteld of deze kleding nog hersteld had kunnen worden. In ieder geval kan niet de nieuwwaarde van de al gedragen kleding worden toegewezen.
Ten aanzien van de fiets ontbreekt het causaal verband tussen de eventuele bewezenverklaring en de schade omdat de fiets niet wordt genoemd op de tenlastelegging.
De hoogte van de zorgkosten kan niet worden vastgesteld, omdat op de stukken niet de naam van de benadeelde partij wordt genoemd. Het is bovendien niet aannemelijk dat alle geboden zorg in verband staat met het voorval van 21 september 2012.
Uit de stukken blijkt niet wanneer en hoe vaak de benadeelde partij een reis heeft gemaakt, dus de reiskosten zijn niet voldoende inzichtelijk gemaakt.
Met betrekking tot de immaterieel gevorderde schade, worden een drietal vergelijkbare zaken opgevoerd door de benadeelde partij. De hoogst toegekende schade in die zaken is € 10.000,-. Als dit volgens de benadeelde partij vergelijkbare zaken zijn, is het niet te volgen dat er een hoger bedrag dan € 10.000,- aan immateriële schade wordt gevorderd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Ook is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank stelt vast dat de materiële schade bestaat uit de volgende posten. Allereerst de € 400,- aan contant geld. Ten aanzien van de I-pod, de I-phone en de kleding zal de rechtbank de schade schatten, nu deze goederen al een tijd door verdachte zijn gebruikt voor het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal deze kosten voor de helft van het gevorderde bedrag toewijzen, te weten voor respectievelijk € 100,-, € 300,- en € 500,-. Ten aanzien van de beschadigingen aan de fiets verklaart de rechtbank de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk aangezien de fiets niet op de tenlastelegging wordt genoemd en hierdoor het causaal verband tussen de schade en het bewezen verklaarde feit ontbreekt. De zorgkosten, de reiskosten en de telefoonkosten worden in zijn geheel toegewezen, nu de verdediging de betwisting hiervan onvoldoende heeft gemotiveerd.
De rechtbank stelt vast dat de immateriële schade moet worden begroot op € 5.000,-, mede gelet op de vergelijkbare zaken uit de Smartengeldgids die de verdediging heeft aangevoerd. Een vaststelling voor het overige deel voert te ver voor het strafproces.
De rechtbank waardeert de totale schade op € 7.998,68 (zegge: zevenduizendnegen honderdachtennegentig euro en achtenzestig eurocent), wat bestaat uit € 2.998,68 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. De vordering wordt voor het bedrag van € 7.998,68 toegewezen, inclusief de wettelijke rente berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 21 september 2012, tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige deel kan de benadeelde partij zich wenden tot de burgerlijke rechter.
De rechtbank legt de betalingsverplichting tot schadevergoeding hoofdelijk op omdat verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep die de schade aan [aangever] heeft toegebracht. Hij is daardoor medeverantwoordelijk voor de gehele schade.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten 21 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. Uitsluitend voor wat betreft de strafrechtelijke schadevergoedingsmaatregel zal de rechtbank de betalingsverplichting voor verdachte beperken tot 1/3 (één derde) deel. De jeugddetentie die wordt opgelegd in het geval niet tot betaling wordt overgegaan, wordt dan ook beperkt tot één derde deel van hetgeen anders zou worden opgelegd. Kortom: verdachte is hoofdelijk met zijn mededaders verantwoordelijk voor de gehele schade en kan door de benadeelde partij voor het volle bedrag worden aangesproken, echter de Staat zal verdachte bij de executie van de schadevergoedingsmaatregel slechts voor 1/3 deel van de schade kunnen aanspreken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77l (oud)77m, 77n, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Het bewezen verklaarde levert op zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Strafbaarheid
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 120 dagen;
- Beveelt dat
117 dagen van die jeugddetentieniet zullen worden uitgevoerd, tenzij later anders wordt gelast en stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- Met bevel dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf in mindering zal worden gebracht.
- De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende
algemene voorwaardenhoudt:
o de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
o de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
o de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende
bijzondere voorwaardenhoudt:
o De verdachte zal zich binnen 5 (vijf) werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij de Reclassering Nederland aan het adres Wibautstraat 12 (1091 GM) in Amsterdam en zich zal blijven melden zo lang en zo vaak als deze instelling dat nodig acht;
o De verdachte zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven namens of door de Reclassering Nederland.
- Draagt de reclasseringsinstelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
- Veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 120 uur, met bevel voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
60 dagen.
- Bepaalt dat deze vervangende jeugddetentie als jeugddetentie in een justitiële jeugdinrichting ten uitvoer zal worden gelegd.
Benadeelde partij
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] , wonende te Hilversum, toe tot een bedrag van € 7.998,68 (zegge: zevenduizendnegen honderdachtennegentig euro en achtenzestig eurocent), bestaande uit € 2.998,68 aan materiele schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 21 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- Verklaart de benadeelde partij [aangever] voor het overige deel niet ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat deze de vordering voor dit deel bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- Veroordeelt verdachte aan [aangever] voornoemd, het hierboven gemelde bedrag te betalen;
- Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever] , te betalen de som van € 2.666,23 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2012 tot de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
- Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen tot het bedrag dat door verdachte in het kader van de andere betalingsverplichting is voldaan.
- Bepaalt dat deze vervangende jeugddetentie als jeugddetentie in een justitiële jeugdinrichting ten uitvoer zal worden gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. G.V.M. Veldhoen en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juli 2015.
Mr. J.G. van Ommeren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen Ipod (zilverkleurig) en/of oortjes (merk Apple, kleur wit) en/of een I-phone (type 4S, kleur wit) en/of vierhonderd (400) euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) - die [aangever] heeft/hebben vastgepakt en/of
- ( vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) met een ploertendoder, in elk geval met een hard en/of scherp voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of in/op/tegen het lichaam van die [aangever] heeft/hebben geslagen en/of gestoken en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) heeft/hebben geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [aangever] (terwijl die [aangever] op de grond lag) en/of
- ( daarbij) tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd en/of geroepen: "Ik maak je dood" en/of "Ik wil je geld" en/of "Sla hem" en/of "Maak hem af" en/of "Steek hem neer" en/of "Zakken leegmaken", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Hilversum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [aangever] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [aangever] heeft vastgepakt en/of
- ( vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) met een ploertendoder, in elk geval met een hard en/of scherp voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of in/op/tegen het lichaam van die [aangever] heeft geslagen en/of gestoken en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [aangever] (terwijl die [aangever] op de grond lag) en/of
- ( daarbij) tegen die [aangever] heeft gezegd en/of geroepen: "Ik maak je dood" en/of "Ik wil je geld" en/of "Sla hem" en/of "Maak hem af" en/of "Steek hem neer" en/of "Zakken leegmaken", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Hilversum, althans in Nederland met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, bij het Johan Cruijff Court aan de Van der Welstraat en/of Stepensonlaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , welk geweld bestond uit
- het vastpakken van die [aangever] en/of
- ( vervolgens) het meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) met een ploertendoder, in elk geval een hard en/of scherp voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of in/op/tegen het lichaam van die [aangever] slaan en/of steken en/of
- het meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [aangever] (terwijl die [aangever] op de grond lag) en/of
- ( daarbij) tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd en/of geroepen: "Ik maak je dood" en/of "Ik wil je geld" en/of "Sla hem" en/of "Maak hem af" en/of "Steek hem neer" en/of "Zakken leegmaken", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL1405-2012043089, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 35.
3.Proces-verbaal van aanhouding, p. 36.
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 37.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 204.
6.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 269.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapportage van 29 januari 2013.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 110.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring d.d. 24 september 2014, opgesteld door GGD arts Gooi en Vechtstreek [B] , forensisch geneeskundige.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 114.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 116.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 168.