ECLI:NL:RBMNE:2015:5246

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
C/16/393101 / KL ZA 15-167
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opzegging van een duurovereenkomst tussen een ondernemer en een meststofproducent

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een ondernemer die meststofproducten afnam, en Fillvision B.V., een producent van meststoffen. De eiser vorderde dat Fillvision haar verbintenissen uit de distributieovereenkomst met hem zou nakomen, nadat Fillvision had aangekondigd haar activiteiten te staken vanwege een wetswijziging die gevolgen had voor de verkoop van meststoffen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Fillvision gerechtigd was om de overeenkomst op te zeggen zonder opzegtermijn of schadevergoeding, omdat de wijziging van de Opiumwet een zwaarwegende grond vormde voor Fillvision om haar activiteiten te beëindigen. De rechter oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat er feiten of omstandigheden waren die aan de opzegging in de weg stonden. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Fillvision, die op € 4.680,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 14 juli 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/393101 / KL ZA 15-167
Vonnis in kort geding van 14 juli 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.M.P. Blom te Lelystad,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FILLVISION B.V.,
gevestigd te Almere,
gedaagde,
advocaat mr. A.P. Maes te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en Fillvision genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met daarbij 16 producties
  • de brief van 26 juni 2015 van de zijde van [eiser] met daarbij een brief van (de raadsman van) [eiser] gericht aan Fillvision
  • de brief van 26 juni 2015 van de zijde van Fillvision met daarbij 13 producties
  • de brief van 29 juni 2015 van de zijde van [eiser] met daarbij producties 18 tot en met 20
  • de brief van 29 juni 2015 van de zijde van Fillvision met daarbij productie 14 en 15
  • de mondelinge behandeling op 30 juni 2015
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Fillvision
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft sinds 14 januari 1994 een onderneming onder de handelsnamen ‘[bedrijf 1]’ en ‘[bedrijf 2]’. De activiteiten van de onderneming zijn: detailhandel via overige distributievormen, groothandel in bloemen en planten en de in- en verkoop (detail- en groothandel) in kweekartikelen.
2.2.
Fillvision produceerde meststofproducten, waaronder producten van het merk House & Garden (hierna H&G), die vanaf 2003 door House & Garden BV werden verkocht in binnen- en buitenland.
2.3.
Op 6 juli 2011 heeft de wetgever een wetsvoorstel tot wijziging van de Opiumwet naar de Tweede Kamer gestuurd. Op basis van de voorgestelde wetswijziging zou degene die producten verkoopt waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn voor hennepteelt, strafrechtelijk kunnen worden vervolgd.
2.4.
Per 5 augustus 2014 heeft House & Garden BV haar verkoopactiviteiten gestaakt en heeft Fillvision de verkoop van de meststoffen overgenomen. Zowel House & Garden BV als Fillvision verkochten en leverden hun meststofproducten uitsluitend aan groothandels, die de verdere distributie van de producten verzorgden.
2.5.
[eiser] heeft in eerste instantie regelmatig meststofproducten van het merk H&G afgenomen van House & Garden BV. Na de overname van de verkoopactiviteiten van House & Garden BV door Fillvision heeft [eiser] de meststofproducten van het merk H&G met dezelfde regelmaat en onder gelijke condities afgenomen van Fillvision.
2.6.
Op 20 januari 2015 heeft Fillvision aan haar afnemers een brief gestuurd waarin onder meer staat:
“Wij vragen hier uw dringende aandacht voor het volgende;
Zoals u weet heeft onze overheid een wetsvoorstel aangenomen dat voor ons allen waarschijnlijk verregaande gevolgen heeft.
Deze wet gaat in per 1 maart 2015.
Omdat wij van House&Garden/Fillvision ook niet weten wat deze wet voor gevolgen heeft voor ons bedrijf, houden wij rekening met het ergste scenario.
Dat is dat ook wij misschien onze deuren zullen moeten sluiten.”
2.7.
Bij brief van 23 januari 2015 heeft Fillvision haar afnemers onder meer als volgt bericht:
“Zoals u weet heeft onze overheid een wetsvoorstel aangenomen dat voor de verkopers van meststoffen waarschijnlijk verregaande gevolgen heeft. Deze wet gaat in per 1 maart 2015. Tegen deze wet hebben wij een kortgeding aangespannen. Wij verwachten vóór 1 maart 2015 een uitspraak van de kortgedingrechter te hebben.
Omdat wij van House&Garden/Fillvision ook niet weten welke gevolgen deze wet heeft voor het voortbestaan van ons bedrijf en evenmin kunnen voorspellen hoe de rechter over de rechtmatigheid van de wet zal oordelen in kort geding, houden wij rekening met het ergste scenario, namelijk dat wij onze deuren per 1 maart 2015 moeten sluiten.”
2.8.
Bij brief van 26 februari 2015 heeft Fillvision aan haar afnemers onder meer het volgende geschreven:
“Fillvision (House&Garden) zal per 1 maart 2015 al haar bedrijfsactiviteiten die zien op de productie en verkoop van meststoffen staken.
Op 1 maart 2015 zal een wetsvoorstel dat vergaande gevolgen heeft voor onder andere verkopers van meststoffen in werking treden. Tegen de invoering van deze wet hebben wij een kort geding aangespannen. De rechter heeft echter geen voorziening getroffen die ons voldoende zekerheid biedt om door te gaan met de productie en verkoop van onze producten.”
2.9.
Fillvision heeft per 1 maart 2015 daadwerkelijk haar productie en verkoop van meststofproducten (waaronder die van het merk H&G) gestaakt.
2.10.
De bij haar ten gevolge van de staking resterende voorraden heeft Fillvision eind februari 2015 tegen hoge kortingen op de reguliere prijs te koop aangeboden aan onder andere [eiser].
2.11.
[eiser] heeft van het aanbod gebruik gemaakt.
2.12.
Fillvision heeft eind februari 2015 haar activiteiten en bijbehorende productiemiddelen verkocht en geleverd aan een partij in de Verenigde Staten.
2.13.
Op 13 maart 2015 heeft [eiser] aan Fillvision een e-mail gestuurd, waarin hij onder meer heeft geschreven:
“Ik wil ook even kwijt dat als jullie mochten besluiten het buitenland toch te beleveren, ik ook gewoon belevert moet worden.
Ben het namelijk niet eens met jullie beslissing om te stoppen, en voel me ook zeker niet aangesproken met betrekking tot de nieuwe wet.”
2.14.
In een e-mail van 16 maart 2015 aan Fillvision heeft [eiser] zijn standpunt als volgt verduidelijkt:
“Om mijn stand punt iets duidelijker te maken bedoelde ik met het niet eens zijn, dat als de firma house & garden onverhoopt toch mocht beslissen om door te gaan, en zou besluiten om enkel het buitenland te beleveren ik mij daar niet een twee drie bij zou neerleggen! En dus ook gewoon belevert dient te worden, conform de huidige Nederlandse democratische wetgeving.”
2.15.
Op 10 april 2015 heeft [eiser] telefonisch van Fillvision gevorderd dat zij de levering van meststoffen aan [eiser] hervat.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft gevorderd om Fillvision bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
I. met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 1 maart 2016 haar verbintenissen uit de (distributie)overeenkomst met [eiser] na te komen, althans de handelsrelatie met [eiser] voort te zetten en al de uit die overeenkomst of handelsrelatie voor haar voortvloeiende verbintenissen na te komen en daartoe in elk geval, binnen de tussen partijen gebruikelijke termijn van een werkdag, de door [eiser] bij haar geplaatste en te plaatsen orders uit te voeren tegen de op 28 februari 2015 tussen partijen geldende prijzen en overige voorwaarden;
II. tot betaling van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere overtreding van het onder I. verzochte bevel, of, naar keuze van [eiser], van € 2.500,- voor iedere dag of deel daarvan dat Fillvision met de gehele of gedeeltelijke nakoming van dat bevel in gebreke blijft;
III. tot betaling van een bedrag van € 415.000,- als voorschot op de aan [eiser] toekomende vergoeding van de schade die [eiser] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden tot het tijdstip waarop Fillvision haar verbintenissen jegens [eiser] alsnog nakomt;
IV. tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Fillvision heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of Fillvision jegens [eiser] gerechtigd was om haar activiteiten te beëindigen op de wijze zoals zij dat heeft gedaan.
4.2.
Die vraag moet bevestigend beantwoord worden, zelfs als er, zoals [eiser] heeft gesteld, vanuit moet worden gegaan dat de relatie tussen partijen en het samenstel van de tussen partijen gesloten elkaar opvolgende overeenkomsten moet worden gekwalificeerd als duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was de duurovereenkomst ook in dat geval opzegbaar zonder opzegtermijn of (schade)vergoeding en daartoe wordt als volgt overwogen.
4.3.
Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, geldt dat deze in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en de inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat (HR 3 december 1999, NJ 2000/120, bevestigd in HR 28 oktober 2011, NJ 2012/685).
Uit diezelfde eisen kan voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
4.4.
Het uitgangspunt is opzegbaarheid. De partij die de opzegging aanvecht, zal moeten stellen en zo nodig bewijzen dat zich omstandigheden voordoen die aan opzegging in de weg staan, of die maken dat niet opgezegd kan worden zonder een passende opzegtermijn of een aanbod tot een (schade)vergoeding.
4.5.
[eiser] lijkt bij zijn uitleg van het criterium voor opzegbaarheid een onjuiste rechtsopvatting te hanteren. [eiser] heeft gesteld dat er een voldoende zwaarwegende grond moet zijn om een duurovereenkomst te mogen beëindigen. Daarbij miskent [eiser] het hiervoor vermelde uitgangspunt. De stelplicht en bewijslast van het bestaan van feiten en omstandigheden die aan opzegging in de weg staan, rusten op [eiser] en [eiser] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die aan opzegging zonder zwaarwegende grond in de weg staan.
4.6.
Overigens is de voorzieningenrechter, anders dan [eiser], van oordeel dat het uitsluiten van het risico op strafvervolging is te kwalificeren als een zwaarwegende grond. Dit is geen risico dat onder de normale bedrijfsrisico’s geschaard kan worden. Van Fillvision kan niet tegen haar zin worden gevergd dat zij zichzelf en haar medewerkers willens en wetens blootstelt aan het risico op strafvervolging, ook al schatten partijen die risico’s anders in.
4.7.
Voor zover tussen partijen al een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd bestond, was deze op grond van het voorgaande opzegbaar.
4.8.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of Fillvision bij de opzegging een nadere opzegtermijn in acht had moeten nemen of dat zij een vergoeding aan had moeten bieden. Uit vaste jurisprudentie volgt dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en de duur van de duurovereenkomst kan voortvloeien dat een opzegtermijn in acht had moeten worden genomen of dat een vergoeding aangeboden had moeten worden. Bij een regelmatige opzegging is in beginsel geen grond voor toewijzing van een (voorschot op) schadevergoeding. De schadevergoeding treedt immers in de plaats van de niet in acht genomen opzegtermijn en daarvan is bij een regelmatige opzegging geen sprake.
4.9.
Bij de beoordeling of een opzegtermijn in acht had moeten worden genomen of een vervangende vergoeding had moeten worden aangeboden, neemt de voorzieningenrechter, op basis van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, de volgende feiten en omstandigheden in overweging.
4.9.1.
Fillvision heeft onderbouwd gesteld dat zij geen langere opzegtermijn in acht had kunnen nemen. Fillvision heeft haar activiteiten gestaakt omdat zij elk risico op strafvervolging ten gevolge van de wijziging van de Opiumwet heeft willen uitsluiten en deze wetswijziging is op 1 maart 2015 in werking getreden. Fillvision heeft ter onderbouwing van het risico op strafvervolging een advies van een advocaat in het geding gebracht. Maar ook uit het advies van de door [eiser] ingeschakelde advocaat volgt dat er een risico op strafvervolging bestaat. De risico’s worden door de door partijen ingeschakelde deskundigen enkel verschillend ingeschat.
4.9.2.
Het staken van de activiteiten was voor [eiser] niet onvoorzienbaar. [eiser] was op de hoogte van de inmiddels in werking getreden wetswijziging, de potentiële gevolgen daarvan en het standpunt van Fillvision daarover. Dat partijen de risico’s op strafvervolging ten gevolge van de wetswijziging verschillend inschatten, maakt dit niet anders.
4.9.3.
De beslissing van Fillvision om haar activiteiten te staken is, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niet lichtvaardig genomen. Fillvision heeft zich ten aanzien van de aan de wetswijziging verbonden risico’s op strafvervolging laten adviseren en zij heeft vervolgens nog een procedure gestart tegen de Staat met betrekking tot de toen nog aanstaande wetswijziging. De definitieve beslissing heeft Fillvision uiteindelijk afhankelijk gesteld van de uitkomst van die procedure en die uitkomst heeft de zorgen van Fillvision onvoldoende weg kunnen nemen. [eiser] was hiervan op de hoogte.
4.9.4.
[eiser] had, en heeft dat in zekere mate ook gedaan, anticiperend op de staking kunnen handelen. [eiser] heeft, onder gebruikmaking van door Fillvision aangeboden hoge kortingen, nog voorraden van door hem gewenste producten kunnen kopen en ook daadwerkelijk gekocht.
4.9.5.
Fillvision heeft ook nog onbetwist gesteld dat zij, indien [eiser] daarom had verzocht, bereid zou zijn geweest om in februari 2015 de productie van de door [eiser] gewenste producten te verhogen om zodoende [eiser] in de gelegenheid te stellen zijn voorraden verder aan te vullen.
4.9.6.
[eiser] was geen exclusief distributeur van het merk H&G. Fillvision verkocht en leverde haar producten ook aan andere groothandels in Nederland en [eiser] mocht ook andere merken voeren dan H&G. [eiser] heeft desgevraagd verklaard ook daadwerkelijk een ander merk te voeren, te weten ‘Canna’. Daarnaast heeft [eiser] verklaard dat hij er voor gekozen heeft om, in tegenstelling tot andere groothandels/leveranciers, slechts twee merken te voeren. Daardoor is weliswaar een zekere afhankelijkheid van Fillvision ontstaan, maar in dit geval levert dat geen omstandigheid op die relevant is voor de opzegtermijn of vergoeding. [eiser] heeft om hem moverende redenen gekozen voor slechts twee merken. Dat is een ondernemingsrisico dat [eiser] zelf heeft genomen en dat kan Fillvision niet worden aangerekend. Vanuit Fillvision bestond er geen enkele verplichting voor [eiser] om zich te beperken.
4.9.7.
Fillvision heeft onweersproken gesteld dat zij haar activiteiten in Nederland heeft gestaakt. Aan geen enkele groothandel/leverancier worden nog producten van het merk H&G verkocht en geleverd. [eiser] bevindt zich daarin niet in een andere positie dan de overige Nederlandse groothandels/leveranciers in meststoffen.
4.10.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat de eisen van de redelijkheid en billijkheid in dit specifieke geval niet leiden tot een verplichting voor Fillvision om jegens [eiser] een nadere opzegtermijn in acht te nemen, of bij gebreke daarvan een (schade)vergoeding aan te bieden. De opzegging van Fillvision moet voor [eiser] als een normaal bedrijfsrisico worden beschouwd.
4.11.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat een rechter, oordelend in een bodemprocedure, tot het oordeel zal komen dat Fillvision jegens [eiser] gerechtigd was de overeenkomst op te zeggen op de wijze waarop zij dat heeft gedaan, te weten zonder nadere opzegtermijn en zonder het aanbieden van een vergoeding.
4.12.
Gelet op het vorenstaande moeten de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter ten aanzien van het gevorderde onder I. op dat deze vordering zich al niet leende voor toewijzing omdat Fillvision, onderbouwd met verklaringen van een accountant en een advocaat, heeft gesteld dat zij, door de verkoop van haar activiteiten en merkrechten aan een derde partij, niet meer in staat is om meststoffen te verkopen en leveren aan [eiser]. [eiser] heeft deze stelling weliswaar betwist, maar heeft zijn betwisting op geen enkele wijze onderbouwd. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat het voor Fillvision onmogelijk is om aan het gevorderde te voldoen. Nog daargelaten dat de vordering dermate onbepaald is geformuleerd dat bij toewijzing voor Fillvision een te grote onduidelijkheid zou bestaan over hetgeen waartoe zij is veroordeeld.
4.13.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Fillvision worden begroot op:
- griffierecht € 3.864,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 4.680,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Fillvision tot op heden begroot op € 4.680,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser], onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Fillvision volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2015.