ECLI:NL:RBMNE:2015:5151

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
13 juli 2015
Zaaknummer
C/16/389841 / KG ZA 15-234
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wijziging slagboominstellingen recreatiepark door eigenaren van recreatievilla's

In deze zaak vorderen de eisers, eigenaren van recreatievilla's in een recreatiepark, dat de gedaagde, de eigenaar van het recreatiepark, de instellingen van de slagbomen wijzigt zodat zij zonder belemmeringen toegang hebben tot het park. De voorzieningenrechter heeft de vordering toegewezen. De eisers stellen dat de gedaagde onrechtmatig handelt door de slagboominstellingen te wijzigen, waardoor zij tussen 23:00 en 07:00 uur niet met de auto het park kunnen betreden. De gedaagde voert aan dat zij op basis van de Algemene akte bevoegd is om aanvullende voorwaarden te stellen en dat de gewijzigde slagboominstellingen een minimale inperking van de erfdienstbaarheid vormen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gedaagde niet aan zijn verplichtingen voldoet, omdat de erfdienstbaarheid van uit- en overweg niet beperkt is tot overdag en de eisers recht hebben op toegang met de auto. De voorzieningenrechter concludeert dat de bodemrechter waarschijnlijk zal oordelen dat de gedaagde onrechtmatig handelt en wijst de vordering toe, met een dwangsom van € 50.000,00 als maximum. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/389841 / KG ZA 15-234
Vonnis in kort geding van 8 juli 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
4.
[eiser sub 4],
wonende te [woonplaats],
5.
[eiser sub 5],
wonende te [woonplaats],
6.
[eiseres sub 6],
wonende te [woonplaats],
7.
[eiser sub 7],
wonende te [woonplaats],
8.
[eiseres sub 8],
wonende te [woonplaats],
9.
[eiseres sub 9],
wonende te [woonplaats],
10.
[eiser sub 10],
wonende te [woonplaats],
11.
[eiseres sub 11],
wonende te [woonplaats],
12.
[eiser sub 12],
wonende te [woonplaats],
13.
[eiseres sub 13],
wonende te [woonplaats],
14.
[eiser sub 14],
wonende te [woonplaats],
15.
[eiseres sub 15],
wonende te [woonplaats],
16.
[eiseres sub 16],
wonende te [woonplaats],
17.
[eiseres sub 17],
wonende te [woonplaats],
18.
[eiseres sub 18],
wonende te [woonplaats],
19.
[eiser sub 19],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. P.F. van Esseveldt te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.J. Passenier te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 8 producties
  • de conclusie van antwoord met 14 producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eisers c.s.]
  • de pleitnota van [gedaagde].
De procedure is kort geschorst voor mediaton. Op 2 juli 2015 hebben [eisers c.s.] de kantonrechter bericht dat partijen geen minnelijke regeling hebben bereikt en hebben zij de kantonrechter verzocht vonnis te wijzen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eisers c.s.] zijn eigenaren en bewoners van recreatievilla’s met ondergrond, erf en tuin, gelegen in een recreatiepark aan de [adres] te [woonplaats], hierna: het recreatiepark.
2.2.
[gedaagde] heeft het recreatiepark, voorheen genaamd “[naam]”, op 30 augustus 2013 gekocht uit de failliete boedel van de toenmalig eigenaar. Het recreatiepark heeft naast de recreatievilla’s van [eisers c.s.] 77 toeristische kampeer- en standplaatsen. Daarnaast beschikt het park over 3 trekkershutten, 5 plaatsen met chalet en 13 overige verhuuraccomodaties. [gedaagde] is voornemens het recreatiepark uit te breiden met nog 100 plaatsen en/of verhuuraccomodaties. Zij heeft inmiddels een vergunning voor de beoogde uitbreiding verkregen.
2.3.
Het recreatiepark is te bereiken via twee ingangen: één aan de noordkant ([laan]) en één aan de zuidkant ([laan]). Beide ingangen zijn door een slagboom afgesloten van de openbare weg.
2.4.
Ten behoeve van de percelen van [eisers c.s.] en ten laste van de percelen van [gedaagde] is een erfdienstbaarheid van uit- en overweg gevestigd, die volgens de akte van vestiging van 27 september 1990 als volgt luidt:
“de erfdienstbaarheid van uit- en overweg, uit te oefenen op de bestaande wijze, zulks om te komen en te gaan van en naar de [laan] en voorts onder de hierna te melden voorwaarden (…)”.
Die voorwaarden luiden, voor zover hier van belang:
“a. de weg die niet zal mogen worden verlegd, zal mogen worden gebruikt niet alleen als voetpad voor mens en dier, doch tevens als rijweg voor wagens, auto’s, landbouwmachines, graafwerktuigen, motoren, rijwielen en alle andere vervoermiddelen in de ruimste zin des woords.”
2.5.
Ten behoeve van de percelen van [eisers c.s.] en ten laste van de percelen van [gedaagde] is een tweede erfdienstbaarheid van weg gevestigd, die volgens de akte van vestiging (die verwijst naar A.1 van de “algemene akte betreffende het [naam]” van 15 maart 2010, hierna: de Algemene akte) als volgt luidt:
1. Erfdienstbaarheid met betrekking het gebruik van wegen en paden
1.
De Kaveleigenaar heeft het recht de wegen, paden en voorzieningen op het park te gebruiken en de Vennootschap is verplicht het gebruik hiervan door de Kaveleigenaar te dulden;”
2.6.
De voorwaarden en bepalingen van de Algemene akte zijn in de diverse leveringsaktes, waarbij de recreatievilla’s met ondergrond aan [eisers c.s.] zijn geleverd, van toepassing verklaard. Naast voornoemde erfdienstbaarheid is in de Algemene akte, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“B.9. Slotbepalingen
(…)
5. In gevallen waarin in deze akte niet is voorzien, beslist de Vennootschap.
6. De Vennootschap is bevoegd de voorwaarden zoals vervat in de onderhavige akte te wijzigen of aan te vullen. Deze wijzigingen dienen schriftelijk aan de Kaveleigenaren/Gebruikers te worden medegedeeld en treden in werking drie maanden na deze schriftelijke mededeling.”
2.7.
In september 2014 heeft [gedaagde] aan [eisers c.s.] het, door haar recent gewijzigde, huishoudelijk reglement verstrekt. In artikel 34 van dat reglement is opgenomen:
“Gemotoriseerde voertuigen dienen tussen 23.00 uur en 07.00 uur buiten de slagboom te worden geplaatst. Het is niet toegestaan om tussen 23.00 uur en 07.00 uur met een gemotoriseerd voertuig het terrein van [gedaagde] op te rijden. Afrijden in deze uren is wel toegestaan, mits uitermate zachtjes wordt gereden en men de rust verder in acht neemt.”
2.8.
Per 15 januari 2015 heeft [gedaagde] de slagboominstellingen gewijzigd in die zin, dat het voor [eisers c.s.] niet langer mogelijk is om tussen 23:00 en 07:00 uur met de auto het recreatiepark op te rijden. [eisers c.s.] hebben tegen die wijziging geprotesteerd. [gedaagde] heeft geweigerd de wijziging ongedaan te maken.

3.Het geschil

3.1.
[eisers c.s.] vorderen veroordeling van [gedaagde] om binnen drie dagen na de betekening van het te wijzen vonnis de slagboominstellingen op eerste verzoek van [eisers c.s.] te wijzigen in die zin, dat zij zonder enige belemmering in de gelegenheid worden gesteld het recht van weg ongehinderd uit te oefenen, althans op de wijze zoals vastgelegd bij notariële akte van 27 september 1990 en waarop zulks tot 1 januari 2015 geschiedde, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per dag en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers c.s.] leggen aan hun vordering – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] inbreuk maakt op de hen toekomende rechten van erfdienstbaarheid en dus jegens hen onrechtmatig handelt, door de instellingen van de slagboom bij beide ingangen van het recreatiepark zodanig te wijzigen, dat zij hun percelen tussen 23:00 en 07:00 uur niet langer met de auto kunnen bereiken. Omdat [gedaagde] stelselmatig inbreuk maakt op hun rechten hebben zij een spoedeisend belang bij hun vordering.
3.3.
[gedaagde] voert als verweer – samengevat – aan dat zij op grond van artikel B.9 van de Algemene akte, welk artikel woordelijk in de diverse leveringsaktes is opgenomen, aanvullende voorwaarden mag stellen. Het artikel is bedoeld om in niet-voorziene situaties noodzakelijke nadere voorwaarden te kunnen stellen, zoals ook hier het geval is. Het is een volstrekt gangbare huisregel op recreatieparken dat parkgasten, met het oog op de nachtrust van de overige gasten, na 23:00 uur niet met de auto het park op mogen rijden, maar deze buiten de slagboom dienen te plaatsen. Daarbij komt dat [eisers c.s.] welbewust een chalet gelegen in een recreatiepark hebben gekocht. Op het moment van de koop was het park al afgesloten met slagbomen en ook onder de vorige eigenaar bleven deze ’s nachts gesloten. Uit artikel 5:74 BW volgt dat [eisers c.s.] de erfdienstbaarheid dienen uit te voeren op de voor [gedaagde] minst bezwarende wijze. Zij hebben nog steeds ’s nachts toegang tot het park, alleen niet met de auto en zij kunnen het park wel 24 uur per dag met de auto verlaten. De gewijzigde slagboominstellingen zijn volgens [gedaagde] dan ook een te verwaarlozen inperking van het recht van erfdienstbaarheid. [gedaagde] heeft daarentegen een groot belang bij het kunnen handhaven van de rust op het park ten behoeve van haar overige gasten en zij zal dan ook aanzienlijke schade lijden als de vordering van [eisers c.s.] wordt toegewezen.
De vestigingsakte uit 1990, waarop [eisers c.s.] zich ook beroepen, ziet op een erfdienstbaarheid van weg ten laste van percelen van [gedaagde] die zijn gelegen buiten de slagbomen van het recreatiepark. Die akte heeft niets te maken met het recreatiepark en [eisers c.s.] kunnen daaraan geen rechten ontlenen, aldus [gedaagde].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een vordering als de onderhavige is naar haar aard spoedeisend. [eisers c.s.] zijn ontvankelijk in hun vordering.
4.2.
In deze kort-geding-procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van [eisers c.s.] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing van de gevorderde voorziening gerechtvaardigd is.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat erfdienstbaarheid een zakelijk recht is, dat in de openbare registers wordt ingeschreven. De rechter kan op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid wijzigen of opheffen (a) op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid niet van de eigenaar van het dienende erf kan worden gevergd (b) indien ten minste twintig jaren na het ontstaan van de erfdienstbaarheid zijn verlopen en het ongewijzigd voortbestaan van de erfdienstbaarheid in strijd is met het algemeen belang (artikel 5:78 BW; vóór de wetswijziging van 1 januari 1992 waren wijziging of opheffing door de rechter niet mogelijk; artikel 5:78 BW is dan ook slechts beperkt van toepassing op onder het oude recht bestaande erfdienstbaarheden).
4.4.
Duynparc stelt echter dat zij op grond van de artikelen B.9.5. en B.9.6. van de Algemene akte bevoegd is (de voorwaarden van) de erfdienstbaarheden te wijzigen.
4.5.
De voorzieningenrechter constateert dat onder A. van de Algemene akte twee erfdienstbaarheden worden omschreven die in de leveringsakte van elke afzonderlijke kavel zullen worden gevestigd, namelijk een erfdienstbaarheid met betrekking tot het gebruik van wegen en paden en een erfdienstbaarheid met betrekking tot de aanwezigheid van nutsvoorzieningen (laatstgenoemde erfdienstbaarheid kan voor de beoordeling van dit geschil buiten beschouwing blijven). In de leveringsaktes van de afzonderlijke kavels van [eisers c.s.] wordt daarnaast melding gemaakt van een al bestaande erfdienstbaarheid van uit- en overweg van en naar de [laan], die is gevestigd bij akte van 27 september 1990.
Onder B. van de Algemene akte worden nadere bepalingen en bedingen vastgesteld met betrekking tot (1) de overdracht van kavel en recreatieverblijf (2) het gebruik/de inrichting van kavel en recreatieverblijf (3) voorkeursrecht van koop (4) verhuur (5) provisie bij verkoop (6) ordebepalingen (7) niet-nakoming en sancties (8) vestiging erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en kettingbedingen (9) slotbepalingen. Gelet op de formulering van de artikelen B.9.5. en B.9.6. en mede gelet op de plaats van die artikelen in de akte, namelijk onder “slotbepalingen” en niet onder “A. erfdienstbaarheden” of “B.8. vestiging erfdienstbaarheden”, kan er vanuit worden gegaan dat bedoelde artikelen een algemene bevoegdheid inhouden van [gedaagde] om de voorwaarden zoals vervat in de Algemene akte te wijzigen en aan te vullen. Dat die bevoegdheid zich tevens uitstrekt tot het eenzijdig wijzigen van de inhoud van een erfdienstbaarheid, acht de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende aannemelijk. Zowel met de aard van het recht alsook met de dwingendrechtelijke regeling van Titel 6 van Boek 5 BW verdraagt zich immers niet dat [gedaagde], als eigenaar van het dienende erf, op grond van een algemene, tussen partijen overeengekomen wijzigingsbevoegdheid de invulling van de erfdienstbaarheid op elk moment en in elke willekeurige zin zou kunnen wijzigen en/of beperken.
4.6.
Het verweer van [gedaagde] dat de erfdienstbaarheid van 1990 ([laan]) niet ter zake doet, omdat de dienende erven buiten het recreatiepark liggen, kan daarnaast niet slagen. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij (ook) eigenaar is van de betreffende dienende erven, gelegen tussen het recreatiepark en de [laan]. Zij moet dan ook dulden dat [eisers c.s.], als eigenaren van de heersende erven gelegen op het recreatieterrein, over die dienende erven komen en gaan van en naar de [laan], blijkens de omschrijving van de erfdienstbaarheid uitdrukkelijk ook met de auto en zonder dat een uitzondering is gemaakt voor de nachtelijke uren. [gedaagde] voldoet dus niet aan die verplichting als zij op het terrein van het recreatiepark een slagboom plaatst aan de zijde van de [laan], met instellingen die het [eisers c.s.] feitelijk onmogelijk maken om van hun rechten uit de betreffende erfdienstbaarheid (ten volle) gebruik te maken. Ook voor de erfdienstbaarheid met betrekking tot het gebruik van de wegen en paden op het recreatiepark, die in de Algemene akte onder A.1. is omschreven, geldt dat het recht van gebruik niet beperkt is tot overdag, terwijl het gebruik van de paden per auto niet is uitgesloten. Dat [eisers c.s.] van hun rechten gebruik moeten maken op de minst bezwarende wijze, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden, in aanmerking genomen dat [eisers c.s.] zich op grond van de Algemene akte al hebben verplicht om van hun bevoegdheid op de minst bezwarende wijze gebruik te maken, (onder andere) door op het park niet harder te rijden dan 10 km per uur en de auto te parkeren op de centrale parkeerplaatsen.
4.7.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat ook de plaatselijke gewoonte bij de uitleg van een erfdienstbaarheid van belang is. Volgens [gedaagde] moet daarom in aanmerking worden genomen dat ook de voormalige eigenaar van het recreatiepark de slagbomen ’s nachts gesloten hield. Zij verwijst naar het destijds geldende Terreinreglement. [eisers c.s.] hebben dit echter gemotiveerd betwist. Zij stellen dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen kaveleigenaren en andere parkgasten, oftewel huurders van een plaats of recreatieverblijf. Voor laatstgenoemden gold het Terreinreglement, op grond waarvan zij ’s nachts met de auto geen toegang hadden tot het terrein. De kaveleigenaren daarentegen hebben op grond van de erfdienstbaarheden altijd onbeperkt toegang met de auto gehad, aldus [eisers c.s.] Met dit gemotiveerde verweer heeft [eisers c.s.] naar het oordeel van de voorzieningenrechter het standpunt van [gedaagde] in deze procedure voldoende weerlegd.
4.8.
Volgens [gedaagde] veroorzaken [eisers c.s.] overlast op het park omdat zij permanent op het park wonen, terwijl permanente bewoning op grond van de Algemene akte alsook op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan. [eisers c.s.] hebben dit betwist. Dit geschilpunt ligt in deze procedure echter niet voor. Voor de beoordeling van de onderhavige vordering is namelijk niet relevant of [eisers c.s.] de recreatiewoningen al dan niet permanent bewonen. Overigens heeft [gedaagde] de gestelde overlast door [eisers c.s.] niet onderbouwd.
4.9.
Dit alles leidt tot de conclusie dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde] ten opzichte van [eisers c.s.] onrechtmatig handelt door de slagboominstellingen zodanig te wijzigen, dat zij tussen 23:00 uur en 07:00 uur niet langer met de auto toegang hebben tot het recreatiepark. De gevorderde voorziening zal worden toegewezen als hierna te melden. De dwangsom zal worden gemaximeerd op € 50.000,00.
4.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld. Zij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eisers c.s.], tot de datum van dit vonnis begroot op in totaal € 1.195,19, te weten:
  • € 285,00 vastrecht;
  • € 94,19 explootkosten;
  • € 816,00 salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis op eerste verzoek van [eisers c.s.] de instellingen van de twee slagbomen die toegang geven tot het recreatiepark te wijzigen in die zin, dat [eisers c.s.] 24 uur per dag met de auto toegang hebben tot het recreatiepark, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag voor iedere dag dat zij nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,00;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eisers c.s.], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.195,19;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.type: AW/4074