Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verdere verloop van de procedure
2.Vaststaande feiten
3.Beoordeling van het verzochte
4.Beslissing
[minderjarige A]en
[minderjarige B], geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juli 2015, hebben twee gehuwde pleegouders, een pleegvader en een pleegmoeder, verzocht om adoptie van hun pleegkinderen, [minderjarige A] en [minderjarige B]. De rechtbank heeft eerder op 15 april 2015 een beschikking gegeven en verwees naar deze beschikking voor het verloop van de procedure tot die datum. De pleegouders hebben de wens geuit dat de kinderen hun huidige geslachtsnaam behouden, wat hen emotioneel belangrijk is, vooral voor de biologische moeder van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen sinds 2006 deel uitmaken van het gezin van de pleegouders en dat er een goede band is tussen de pleegouders en de biologische moeder.
De rechtbank heeft de adoptie toegewezen, waarbij zij oordeelde dat de adoptie recht doet aan de feitelijke situatie van de kinderen, die langdurig door de pleegouders zijn verzorgd. De rechtbank heeft ook overwogen dat een nieuw onderzoek door de Raad geen toegevoegde waarde heeft, gezien de eerdere onderzoeken en de huidige situatie. De rechtbank heeft de juridische bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW) in overweging genomen, met name artikel 1:5 lid 3, dat bepaalt dat een kind dat door gehuwde adoptanten van verschillend geslacht wordt geadopteerd, de geslachtsnaam van de vader krijgt, tenzij anders gezamenlijk wordt verklaard.
De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het onderscheid in de wetgeving ongerechtvaardigd is, vooral omdat de kinderen inmiddels meerderjarig zijn en niet meer thuis wonen. De rechtbank heeft de keuze van de pleegouders voor het behoud van de geslachtsnaam van de kinderen in de beschikking vermeld. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. L.E. Verschoor-Bergsma, met griffier mr. T.M.M.P. Westbroek.