ECLI:NL:RBMNE:2015:4865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
2 juli 2015
Zaaknummer
3767544 UC EXPL 15-544 DJ/1067
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verhuur van sociale woning aan veroordeelde zedendelinquent

In deze zaak vorderde eiser, die meerdere malen was veroordeeld wegens ontucht met minderjarige jongens, dat de kantonrechter zou verklaren dat de stichting onrechtmatig had gehandeld door hem een seniorenwoning te weigeren. Eiser had na zijn gevangenisstraf tevergeefs geprobeerd woonruimte te vinden en had in 2014 gereageerd op een woning in Zeist. De verhuurder, de stichting, had hem telefonisch meegedeeld dat hij niet in aanmerking kwam voor de woning. Eiser stelde dat deze weigering onrechtmatig was, omdat deze gebaseerd zou zijn op zijn strafrechtelijke verleden.

De kantonrechter overwoog dat de stichting bij de toewijzing van sociale huurwoningen rekening moet houden met zowel de belangen van de woningzoekende als die van andere huurders. De rechter concludeerde dat de stichting niet onrechtmatig had gehandeld, omdat zij rekening moest houden met de achtergrond van eiser en de mogelijke onrust die zijn aanwezigheid zou kunnen veroorzaken in de buurt. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de afweging die woningcorporaties moeten maken tussen de belangen van individuele woningzoekenden en de belangen van de gemeenschap, vooral in gevallen waar er sprake is van een strafrechtelijk verleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3767544 UC EXPL 15-544 DJ/1067
Vonnis van 1 juli 2015
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.P. van Knippenbergh, advocaat te Best,
tegen:
de stichting
[de stichting],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen de [de stichting],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.J. Scholten, advocaat te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is meerdere malen veroordeeld wegens het plegen van ontucht met minderjarige jongens.
2.2.
Na het uitzitten van zijn gevangenisstraf heeft [eiser] in diverse gemeenten tevergeefs getracht woonruimte te vinden. [eiser] leidde hierdoor gedurende enige tijd een zwervend bestaan.
2.3.
Op 8 augustus 2012 heeft [eiser] zich als woningzoekende ingeschreven bij WoningNet. Medio april 2014 heeft [eiser] gereageerd op een seniorenwoning aan de [adres], die werd aangeboden door de [de stichting]. Naar aanleiding daarvan heeft een medewerker van de [de stichting] telefonisch contact met [eiser] opgenomen en hem meegedeeld dat de woning niet aan hem zou worden toegewezen.
2.4.
Bij e-mail van 17 april 2014 heeft de gemachtigde van [eiser] aan de [de stichting] verzocht om een schriftelijke motivering voor de afwijzing. Hier is bij brief van 23 april 2014 op gereageerd door de gemachtigde van de [de stichting].
2.5.
Inmiddels beschikt [eiser] over woonruimte in de gemeente [woonplaats].

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
zal verklaren voor recht dat de [de stichting] jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld;
de [de stichting] zal veroordelen tot betaling van de door [eiser] geleden immateriële schade van € 5.000,-;
de [de stichting] zal veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering - kort weergegeven - het volgende ten grondslag.
- De [de stichting] heeft onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door de woning niet aan hem te verhuren om redenen die zijn gelegen in zijn persoon. De [de stichting] handelt daarmee in strijd met haar wettelijke taak. De [de stichting] diende slechts te beoordelen of [eiser] viel onder de toetsingscriteria en of hij op grond daarvan in aanmerking kwam voor de woning. Uit de uitlatingen die de [de stichting] in de media heeft gedaan blijkt dat zij deze toets niet heeft uitgevoerd maar louter op grond van de strafrechtelijke veroordeling van [eiser] heeft besloten de woning niet aan hem te verhuren. Daarmee heeft de [de stichting] een ongeoorloofde inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser].
- De [de stichting] handelt voorts onrechtmatig door aanvullende voorwaarden te verbinden aan de verhuur van een woning aan [eiser].
- [eiser] heeft door het handelen van de [de stichting] immateriële schade geleden die voor rekening van de [de stichting] behoort te komen.
3.3.
De [de stichting] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
De [de stichting] baseert haar verweer - kort weergegeven - op het volgende.
- De [de stichting] dient als instelling een bijdrage te leveren aan de doelmatige en rechtvaardige woonruimteverdeling en betaalbare woonruimte te verhuren aan met name sociaal zwakkeren. Daarnaast is de [de stichting] op grond van artikel 12a van het Besluit Beheer Sociale Huursector gehouden om bij te dragen aan de leefbaarheid in buurten en wijken.
- De [de stichting] rekent het enerzijds tot haar taak om zorg te dragen voor een prettige en veilige woonomgeving voor haar zittende huurders en anderzijds om zorg te dragen voor de huisvesting van woningzoekenden die na een detentieperiode behoefte hebben aan passende woonruimte. Het verzoek van [eiser] is met inachtneming van deze uitgangspunten beoordeeld. Daarbij is van belang dat [eiser] op basis van de door hem zelf verstrekte gegevens als derde kandidaat in aanmerking kwam voor bestuursrechtelijke toewijzing, waarbij tevens geldt dat sprake is van een vernieuwbouwproject waardoor er specifieke toewijzingsafspraken gelden. Zo wordt voorrang gegeven aan woningzoekers die een gezinswoning achter laten. Dat [eiser] op basis van de criteria in aanmerking was gekomen voor de woning staat dan ook geenszins vast.
- Daar komt bij dat het, gelet op achtergronden van [eiser] in combinatie met de problematiek in de betreffende wijk, niet verstandig was om de woning aan [eiser] te verhuren. Dit standpunt heeft de [de stichting] telefonisch aan [eiser] meegedeeld.
- De [de stichting] vreesde verder dat het bekend worden van de identiteit van [eiser] tot maatschappelijke onrust in en rond de woning zou leiden. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de [de stichting] om die gevolgen te voorkomen.
- De woning is voorts gelegen in een zeer kinderrijke buurt. Rondom de flat liggen drie flatgebouwen, waarin veel gezinnen met jonge kinderen gehuisvest zijn. Voorts zijn er speelvoorzieningen direct voor de deur van de flat.
- De [de stichting] heeft aangeboden om onder voorwaarden gezamenlijk te zoeken naar een passende woonruimte. [eiser] is op dit voorstel echter niet ingegaan.
- De [de stichting] heeft de persoonlijke levenssfeer van [eiser] niet geschonden. [eiser] kiest er immers zelf voor om steeds opnieuw de publiciteit te zoeken.
- De [de stichting] betwist dat [eiser] door haar handelen immateriële schade heeft geleden.
3.5.
Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd komt, voor zover relevant, hierna aan de orde.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die ter beantwoording voorligt is of de [de stichting] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door de woning waarvoor hij zich had aangemeld niet aan hem te verhuren. Het ligt op de weg van [eiser] om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat van onrechtmatig handelen sprake is. [eiser] stelt daartoe dat de [de stichting] onrechtmatig heeft gehandeld door te weigeren de woning aan de [adres] aan hem te verhuren om redenen die zijn gelegen in ‘zijn persoon’.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat het [eiser] sinds het uitzitten van zijn gevangenisstraf in beginsel vrijstaat om zich te vestigen in de woonplaats van zijn keuze. Dit betekent echter niet dat een woningcorporatie gehouden is om iedere woning waar de belangstelling van [eiser] naar uit gaat aan hem te verhuren. Een woningcorporatie als de [de stichting] dient bij de toewijzing van sociale huurwoningen immers zowel rekening te houden met het belang van [eiser] als woningzoekende als met het belang van de andere huurders in het complex en daarbuiten. Daarbij kan niet worden geabstraheerd van de persoon en achtergrond van [eiser], vanwege de onrust die zijn aanwezigheid nu eenmaal oproept bij omwonenden. Een woningcorporatie moet een afweging maken tussen het belang van [eiser] bij geschikte woonruimte en het belang van omwonenden, hetgeen tot gevolg kan hebben dat de ene woning wel en de andere woning niet geschikt is voor toewijzing aan [eiser]. Voor zover [eiser] stelt dat er geen verschil is tussen hem en andere woningzoekenden gaat die stelling niet op. Het niet toewijzen van de woning aan de [adres] leidt op zichzelf dan ook niet tot het oordeel dat onrechtmatig is gehandeld. Voor zover de stellingen van [eiser] daarop zijn gebaseerd kunnen deze dan ook niet tot toewijzing van de vordering leiden.
4.3.
Een woningcorporatie als de [de stichting] is gehouden om ook de belangen van [eiser] als veroordeelde zedendelinquent te behartigen. Van de [de stichting] mag dan ook worden verwacht dat zij zich, indien daarom wordt verzocht, inspant om in overleg geschikte woonruimte voor [eiser] te zoeken. Door [eiser] is niet weersproken dat de [de stichting] heeft aangeboden om in overleg te treden maar dat [eiser] daarop niet is ingegaan.
[eiser] stelt dat de [de stichting] slechts onder voorwaarden tot overleg bereid was. Het stellen van nadere voorwaarden is volgens [eiser] onrechtmatig. De kantonrechter volgt [eiser] niet in die stellingname. Het recidivegevaar dat bij pedoseksuelen bestaat en de gevoelens van onbehagen die de strafrechtelijke achtergrond van [eiser] oproept bij omwonenden, brengt met zich dat een woningcorporatie een meer dan normale zorg in acht moet nemen bij het vinden van geschikte woonruimte. Onder die omstandigheden kan er aanleiding bestaan om daarbij tot nadere afspraken met de betrokkene te komen of nadere voorwaarden te stellen. Deze voorwaarden mogen echter niet verder gaan dan noodzakelijk is om het doel, namelijk het vinden van een geschikte woning waarbij zowel recht wordt gedaan aan de belangen van de betrokkene als van de omwonenden, te bereiken.
4.4.
Welke voorwaarden de [de stichting] precies heeft gesteld blijkt niet uit het dossier, nu de correspondentie daarover niet is overgelegd. [eiser] stelt dat geheimhouding, publicatieverbod, intensieve begeleiding en controle werd vereist. Naar het oordeel van de kantonrechter kan van deze voorwaarden in zijn algemeenheid niet worden aangenomen dat deze verder gaan dan noodzakelijk is om het doel, het vinden van een geschikte woning waarbij zowel recht wordt gedaan aan de belangen van [eiser] als van de omwonenden, te bereiken. Gebleken is dat ruchtbaarheid omtrent zijn woonlocatie reeds eerder tot onrust en ophef heeft geleid bij omwonenden. Weliswaar dient de [de stichting] zich bij haar keuzes niet te laten leiden door dergelijke onrustgevoelens, zij dient daarmee wel rekening te houden en ervoor te zorgen dat een situatie ontstaat waarin [eiser] zich in rust kan vestigen. Het publiceren van informatie omtrent zijn woonplaats kan leiden tot strijdigheid met dit uitgangspunt. Onder die omstandigheden is een voorwaarde om geen informatie over woonplaats te openbaren dan ook niet zonder meer onrechtmatig.
Onder omstandigheden kan er tevens aanleiding bestaan voor intensieve begeleiding en controle. De vraag of de [de stichting] met het stellen van deze voorwaarden verder is gegaan dan noodzakelijk om eerdergenoemd doel te bereiken kan in het kader van deze procedure niet worden beantwoord omdat nadere gegevens daarover ontbreken. [eiser] onderbouwt immers niet wat de begeleiding en controle inhielden. Zonder nadere toelichting kan dan ook niet worden geoordeeld dat de [de stichting] door het stellen van deze voorwaarden onrechtmatig heeft gehandeld.
4.5.
Het voorgaande brengt met zich dat de vordering als zijnde onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen met veroordeling van [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten welke worden begroot op € 500,- aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de [de stichting], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 500,- aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2015.