4.3Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs voor feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 20 juni 2013 is [slachtoffer] (de dochter van verdachte, hierna: [slachtoffer]), wonende te [woonplaats], verhoord door de politie.Op de vraag waar [slachtoffer] over kwam praten antwoordde zij (V=vraag verbalisant en A=antwoord [slachtoffer]):
V: Ok is goed. Vertel me dan maar eens alles waarvoor je gekomen bent.
A: Mijn vader heeft zijn piemel in mijn mond gedaan, en aan mijn borsten gezeten, en ja hij heeft, ja ook aan mijn vagina gezeten, (…).
Ook heeft [slachtoffer] verklaard naar aanleiding van vragen van de verbalisant:
V: Want je zegt mijn vader heeft een piemel in mijn mond gedaan.
A: Ja ik lag op bed maar meestal doet hij het niet want dan lig ik gewoon op bed en dan ja, en dan gaat hij mij gewoon een kus brengen (…) de vorige keer deed hij dat ook, en toen ging hij, ja soms ja dan laat hij wel zijn piemel zien bijvoorbeeld, ja, maar toe deed hij zijn piemel eruit en toen zei hij een keer, en toen zie ik nee dat wil ik niet. En toe deed hij het gewoon en toen en daarna deed hij het drie keer. (…)
V: Ja want dat wilde ik graag van je weten van hoe vaak is dat dan gebeurd?
A: Drie keer, achter elkaar op een dag.
[slachtoffer] heeft in het weekend van 30 maart 2013 voor het laatst bij haar vader in diens woning geslapen.
[slachtoffer] heeft verder nog het volgende verklaard:
V: Ok, en waar ging hij dan met zijn vingers naar toe?
A: Maar mijn plasser.
V: Naar die plasser.
A: Ja ik weet niet hoe dat heet,
V: Nou ja je mag het zeggen zoals hij het noemt.
A: Naar dat bobbeltje, je hebt hier, nou hier zo, hier zou heb je schaamlippen en dan heb je hier zo’n knobbeltje
(de rechtbank begrijpt: de clitoris)daar zo, tussen je schaamlippen. En daar ging hij naartoe.
Verdachte heeft verklaard dat zijn dochter [slachtoffer] vanaf haar tiende jaar één keer in de twee weken een weekend bij hem thuis verbleef en daar ook bleef slapen. Verdachte was op den duur tijdens deze weekenden en soms tijdens vakanties alleen met [slachtoffer], ook als [slachtoffer] bij hem bleef slapen.[slachtoffer] had bij verdachte een eigen slaapkamer op de begane grond van het huis van verdachte.
[slachtoffer] is geboren op [2002]. Dit blijkt uit een gewaarmerkt afschrift van de akte van geboorte van [slachtoffer], verstrekt door de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] op 4 juni 2013.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt allereerst dat – anders dan de raadsman heeft betoogd – voldaan is aan het bewijsminimum zoals dat is verwoord in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De belastende verklaring van [slachtoffer] vindt namelijk voldoende steun in andere bewijsmiddelen, waaronder in ieder geval de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] weekenden doorbracht bij haar vader en dan ook bij haar vader bleef slapen. In zoverre wordt de verklaring voldoende gesteund door bewijs dat niet is afgeleid van haar eigen verklaring (HR 10 juni 2014, NJ 2014/329). Reeds om die reden zijn de door de verdediging overgelegde uitspraken niet vergelijkbaar, immers in die zaken was al het belastende bewijs nu juist beperkt tot de verklaring van het vermeende slachtoffer of uit die bron afkomstig.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] bovendien betrouwbaar en overweegt daartoe het volgende. Het is niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] al dan niet opzettelijk onjuist zou verklaren. De omgangsregeling met verdachte verliep goed en [slachtoffer] speelde graag met vriendinnen in de buurt van haar vader. De verklaring van [slachtoffer] is bovendien consistent: hetgeen zij tijdens het verhoor heeft verteld wijkt niet wezenlijk af van hetgeen zij aan haar moeder, haar schoolvriendinnen en haar leerkracht heeft verklaard. Ook maakt zij scherp onderscheid tussen enerzijds de omschrijving van het misbruik door verdachte en anderzijds het misbruik door een taxichauffeur, waarvan zij eerder slachtoffer is geworden. Hieruit blijkt dat [slachtoffer] niet bepaalde situaties met elkaar verwart, of bijvoorbeeld haar verklaring over hetgeen haar vader bij haar heeft gedaan, inkleurt met eerdere ervaringen van seksueel misbruik. Tenslotte overweegt de rechtbank, met betrekking tot het ten laste gelegde brengen van de vingers van verdachte tussen de schaamlippen van [slachtoffer], dat dit ook heeft te gelden als seksueel binnendringen (HR 12 maart 2013, NJ 2013/438).
Het bewijs voor feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Uit de hierboven bij de bespreking van het bewijs van het ten laste gelegde feit 1 geciteerde verklaringenvan [slachtoffer] blijkt dat verdachte bij [slachtoffer] met zijn hand tussen haar schaamlippen is gegaan en daarbij haar clitoris heeft aangeraakt en dat hij ook haar borsten heeft aangeraakt.Zowel ten aanzien van het betasten van de vagina en de borsten van [slachtoffer], heeft zij verklaard dat dit meer dan eens heeft plaatsgevonden. Zij verklaarde daarover:
A: Ja aan mijn borsten heeft hij al wel ja niet die eerste dag maar daar heeft hij ook wel vaker aan gezeten op andere avonden.
V: Ok
A: En aan mijn vagina ook. Heef hij ook wel andere avonden aan gezeten.
V: Ok dus borsten en vagina andere avonden ook.
A: Ja.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij eenmaal aan een borst van [slachtoffer] heeft gezeten, omdat hem opviel dat [slachtoffer] al borstontwikkeling had.
[slachtoffer] heeft verder verklaard:
A: Ja hij heeft een keer mijn hand gepakt en me zo tegen zijn piemel mijn hand, ja mijn hand tegen zijn piemel gedaan, en dat ik zo heen en weer moest met mijn hand.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat voornoemde handelingen ontuchtig zijn. Dit geldt derhalve ook voor het aanraken van de borst(en) van [slachtoffer]. Zelfs indien de bedoeling van verdachte niet anders zou zijn geweest dan het simpelweg signaleren van eerste tekenen van de groei naar volwassenheid van [slachtoffer], dan geldt dat het aanraken van de borsten als ontuchtig dient te worden aangemerkt. Het aanraken van de kennelijk ontluikende borsten van een meisje is in strijd met de sociaal ethische normen.
Met betrekking tot het bewijsminimum en de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] verwijst de rechtbank naar hetgeen daar bij de bespreking van het bewijs van feit 1 is overwogen.