ECLI:NL:RBMNE:2015:4816

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
394872 / HA RK 15-152
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek wegens vermeende partijdigheid van de rechter in een strafzaak

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 10 juni 2015 een verzoek ingediend tot wraking van de rechter die zijn strafzaak zou behandelen. Verzoeker stelt dat de rechter partijdig is en niet geïnteresseerd in een correcte procesgang. Hij verwijst naar een eerdere aantijging van de officier van justitie over een snelheidsovertreding, die hij zou hebben weerlegd met tegenstrijdige informatie. Verzoeker is van mening dat het Openbaar Ministerie geen verder onderzoek verricht omdat het ervan uitgaat dat de rechter hen in het gelijk zal stellen. De wrakingskamer heeft verzoeker de gelegenheid gegeven om zijn verzoek aan te vullen met de naam van de rechter en de gronden van zijn verzoek.

De rechtbank heeft de procedure en de relevante wetgeving, zoals artikel 512 Sv en artikel 6 EVRM, in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval heeft verzoeker geen specifieke rechter kunnen aanwijzen, aangezien de behandeling van zijn zaak nog niet was begonnen. De rechtbank concludeert dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de eisen en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 juni 2015 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Wrakingskamer
Locatie: Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: 394872 / HA RK 15-152
Beschikking van 29 juni 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken op verzoek tot wraking door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen verzoeker.

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van het e-mailbericht met bijlagen van verzoeker van 10 juni 2015.
Bij e-mailbericht van 15 juni 2015 heeft de wrakingskamer verzoeker tot uiterlijk
22 juni 2015 in de gelegenheid gesteld zijn verzoek aan te vullen met de naam van de rechter waar zijn verzoek op ziet alsmede de gronden waarop het verzoek is gebaseerd aan te vullen.
Verzoeker heeft hierop bij e-mailbericht van 17 juni 2015 gereageerd.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoeker voert in zijn verzoek tot wraking als grondslag aan dat de rechter die zijn zaak zal gaan behandelen reeds partijdig is en niet is geïnteresseerd in een correcte procesgang gericht op waarheidsvinding. Verzoeker stelt daartoe dat hij de aantijging van de officier van justitie inhoudende dat verzoeker de maximumsnelheid zou hebben overtreden, heeft weerlegd met een andere daarmee - volgens verzoeker - tegenstrijdige aantijging. Het Openbaar Ministerie heeft hierop nimmer gereageerd. Volgens verzoeker verricht het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek omdat het ervan uitgaat dat de rechter het Openbaar Ministerie in het gelijk zal stellen. De behandelend rechter zal aan het Openbaar Ministerie geen enkele kritische vraag stellen. Daarom is de rechter in de procedure met nummer 3477694 UM VERZ 14-6829 partijdig en niet geïnteresseerd in een correcte procesgang gericht op waarheidsvinding. Verzoeker verzoekt daarom om een andere rechter die zijn zaak zal gaan behandelen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 EVRM, in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten of omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de
rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn
aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke
omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat
een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij
bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
In het tweede lid van artikel 515 Sv is bepaald dat de verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is
beoogd verzoeker de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hem aangevoerde
feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent dat de onpartijdigheid van één of
meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en
wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het
verzoek.
3.4.
In het onderhavige geval ziet de rechtbank aanleiding om - in afwijking van het in
artikel 515 lid 2 Sv neergelegde uitgangspunt - uitspraak te doen over het door verzoeker
ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Hiertoe
wordt als volgt overwogen.
3.5.
In het tweede lid van artikel 513 Sv is - onder meer - bepaald dat het wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn. Artikel 4.1 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank bepaalt eveneens dat het verzoek gemotiveerd moet zijn en voorts dat de naam van iedere rechter op wie het betrekking heeft moet worden vermeld.
3.6.
Verzoeker heeft in zijn verzoek van 10 juni 2015 aangegeven ‘de rechter’ te wraken omdat die kort gezegd partijdig zou zijn. De wrakingskamer stelt vast dat de behandeling van de door verzoeker bedoelde (Mulder)zaak door de rechter nog geen aanvang heeft genomen. Vooralsnog is slechts een datum voor de mondelinge behandeling bepaald. Tijdens die mondelinge behandeling zal een rechter de zaak voor het eerst inhoudelijk behandelen. Dat betekent dat het wrakingverzoek niet ziet noch kan zien op het handelen van een specifieke rechter.
Bovendien is de enkele stelling van verzoeker dat het Openbaar Ministerie geen onderzoek heeft verricht omdat het weet dat het door de rechter in het gelijk zal worden gesteld en dat daaruit volgt dat de rechter daarom partijdig en niet geïnteresseerd is in een correcte procesgang gericht op waarheidsvinding en geen enkele kritische vraag aan het Openbaar Ministerie zal stellen onvoldoende om verzoeker in zijn verzoek te ontvangen. Immers, verzoeker kan nog niet weten hoe de rechter zich jegens het Openbaar Ministerie zal opstellen nu de mondelinge behandeling van de zaak nog moet aanvangen. Er is derhalve geen sprake van een gemotiveerd wrakingsverzoek.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de aan het verzoek tot wraking gestelde eisen.
3.7.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek wraking niet-ontvankelijk verklaren.
3.8.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het wrakingsprotocol van deze rechtbank is te raadplegen op de website
www.rechtspraak.nl.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, alsmede aan de voorzitter van de afdeling strafrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 3477694 UM 14-6829 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.M. Koene en mr. C.A. de Beaufort als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.L. Leijten-Puister, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2015. [1]
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.type: KA(M