In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser sub 1, een aandeelhouder van Contour Kliniek Nederland B.V., en gedaagde, die als middellijk bestuurder van deze vennootschap fungeerde. Eiser sub 1 vorderde een bedrag van € 31.228,-- van gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op grond van het feit dat Contour Kliniek haar financiële verplichtingen jegens hem niet was nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Contour Kliniek op 23 januari 2015 in staat van faillissement was verklaard en dat gedaagde op dat moment middelijk bestuurder was via zijn vennootschap Belle Cosmetic Clinics B.V.
Eiser sub 1 stelde dat hij nog een vordering had op Contour Kliniek ten bedrage van € 36.228,--, opgebouwd uit gederfde inkomsten en honoraria. Hij voerde aan dat gedaagde aansprakelijk was voor het niet voldoen van deze vordering, omdat hij ervoor had gezorgd dat andere schuldeisers wel werden betaald terwijl de vorderingen van eiser sub 1 niet werden voldaan. Gedaagde voerde gemotiveerd verweer en betwistte de verschuldigdheid van de vorderingen.
De rechtbank overwoog dat voor aansprakelijkheid van een bestuurder vereist is dat hem een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Eiser sub 1 heeft echter onvoldoende concreet gesteld welk ernstig verwijt gedaagde kan worden gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiser sub 1 moesten worden afgewezen, en compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.