ECLI:NL:RBMNE:2015:4654

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 328
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen indicatiebesluit zorgverlening en medisch advies

Op 24 juni 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P. Bosma, en verweerder, Centrum Indicatiestelling Zorg, vertegenwoordigd door mr. J.E. Koedood. De rechtbank heeft het beroep van eiseres, dat gericht was tegen het besluit van 31 maart 2015, ongegrond verklaard. Dit besluit hield in dat verweerder een indicatie voor zorgverlening aan eiseres had verstrekt, maar eiseres was van mening dat het medisch advies dat aan dit besluit ten grondslag lag, onzorgvuldig tot stand was gekomen. Eiseres stelde dat er onvoldoende contact was geweest met haar behandelend huisarts, die geen psychiater was. De rechtbank oordeelde dat het medisch advies wel degelijk zorgvuldig was opgesteld en dat verweerder op basis daarvan in redelijkheid had kunnen beslissen.

Daarnaast verklaarde de rechtbank het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 17 december 2014, niet-ontvankelijk. Dit besluit was niet gehandhaafd door verweerder, waardoor er geen procesbelang meer was. De rechtbank bepaalde dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 45,- aan haar diende te vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 15/328

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

24 juni 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P. Bosma),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).
Zitting hebben:
mr. A.M.I. van der Does, rechter, en
mr. W.F.C. Vogel, griffier.
Ter zitting zijn verschenen:
[A] (gemachtigde en zoon van eiseres)
mr. P. Bosma (gemachtigde eiseres)
mr. J.E. Koedood (gemachtigde verweerder)

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 17 december 2014, niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 45,- aan haar vergoedt;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 31 maart 2015, ongegrond.

Overwegingen

1. Aan de orde is het besluit van 31 maart 2015, waarbij verweerder bij nader inzien het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond heeft verklaard en besloten heeft om aan eiseres een indicatie te verstrekken voor de functie PV (1), klasse 3, met een geldigheid van 19 april 2014 tot en met 2 mei 2014, de functie PV (2), klasse 1, met een geldigheid van 3 mei 2014 tot en met 16 maart 2015, de functie BG, klasse 1 en de functie BI, klasse 2, beiden met een geldigheid van 19 april 2014 tot en met 30 september 2015.
2. Dit besluit is gebaseerd op een aanvullend medisch advies van 12 maart 2015.
Eiseres heeft tegen dit medisch advies aangevoerd dat bij de totstandkoming daarvan onvoldoende contact is geweest met de behandelend huisarts. Deze huisarts is de enige arts waarmee eiseres contact heeft, zij staat niet onder behandeling van een psychiater.
3. Uit het aanvullend medisch advies blijkt dat informatie die van de huisarts is verkregen in oktober 2014 in het advies is meegenomen. Uit wat ter zitting is gezegd is duidelijk geworden dat de huisarts ook thans geen aanvullende informatie zal kunnen verschaffen. Dat betekent dat er geen grond is voor het oordeel dat het medisch advies onzorgvuldig tot stand is gekomen dan wel dat dit niet inzichtelijk of niet deugdelijk zou zijn gemotiveerd. Verweerder kon daarom in redelijkheid overeenkomstig dit medisch advies beslissen.
3. Het beroep van eiseres is voor het overige gestoeld op de feitelijke constatering van haar zoon dat zij meer begeleiding en persoonlijke verzorging nodig heeft dan in het bestreden besluit is geïndiceerd. Er is geen medische onderbouwing van deze stelling.
De rechtbank overweegt daarover dat op grond van dit rapport de geïndiceerde begeleiding en persoonlijke verzorging voldoende zou moeten zijn, in ieder geval voor een overgangsperiode. Die overgangsperiode kan worden gebruikt om deugdelijk te onderbouwen welke zorg eiseres werkelijk nodig heeft. Daarvoor zal in ieder geval onderzoek door een psychiater en mogelijk nog andere specialisten nodig zijn. Deze psychiatrische onderbouwing zal met name van belang zijn voor de nieuwe situatie, waarbij eiseres op grond van onder meer de Wmo 2015 en de Zorgverzekeringswet beoordeeld zal moeten worden. Voor het thans aan de orde zijnde beroep is dat niet van belang. Het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 31 maart 2015, is daarom ongegrond.
4. Nu verweerder het besluit van 17 december 2014, waartegen het beroep aanvankelijk was ingesteld, niet heeft gehandhaafd en van enig resterend (proces)belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van dit besluit niet is gebleken, is het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk. Wel dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 45,- te vergoeden.
5. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: