Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.Verdere beoordeling van het geschil
800,00(2 punten x tarief € 400,00)
95,43
400,00(1 punt x tarief € 400,00)
400,00(1 punt x tarief € 400,00)
3.Beslissing
€ 1.323,00;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2015, staat de vraag centraal of een beding in de algemene voorwaarden van een doorlopend krediet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn 93/13. De eiser, Hoist Portfolio Holding Ltd., had een vordering ingesteld tegen De Waarborg van 1990 B.V. en een natuurlijke persoon, aangeduid als [gedaagde sub 2]. De eiser betoogde dat de algemene voorwaarden een beding bevatten dat de consument verplicht om na opeising van de kredietsom contractuele vertragingsrente over het openstaande saldo te betalen. De kantonrechter oordeelt dat dit beding oneerlijk is, omdat het de consument een vertragingsrente oplegt die de wettelijke rente substantieel overschrijdt, terwijl de consument geen gebruik meer kan maken van de kredietfaciliteiten. Dit leidt tot een onevenredig hoge schadevergoeding voor de consument.
De kantonrechter verwijst naar artikel 3:40 en 6:233 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit volgt dat het beding buiten toepassing moet blijven. De eiser had ook aangevoerd dat het beding als een kernbeding moet worden aangemerkt, maar de kantonrechter verwierp deze stelling. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde sub 2], zoals het zorgen voor een minderjarig kind en een rugkwaal, werden niet als voldoende geacht om de betalingsverplichting te ontlopen. Uiteindelijk werd de vordering van Hoist Portfolio tot betaling van het uitstaande saldo van € 25.850,78 toegewezen, evenals de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.