ECLI:NL:RBMNE:2015:449

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
16/700135-14 en 15/800309-13 (tul) (P
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid bij poging tot overval en drugshandel

Op 29 januari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij een poging tot overval op een snackbar in Vianen en aan drugshandel. De verdachte werd veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf. De overval vond plaats op 23 september 2013, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een snackbar binnenging met vuurwapens en de aanwezigen bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet actief deelnam aan de overval, maar wel medeplichtig was door voorafgaand aan de overval een taakverdeling te bespreken en de medeverdachten naar de plaats delict te begeleiden. Daarnaast werd de verdachte ook vervolgd voor het bezit van cocaïne en munitie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de medeplichtigheid en het bezit van cocaïne en munitie wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte bij het bepalen van de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700135-14 en 15/800309-13 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 januari 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Bonaire op [1988],
thans verblijvende te PI Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2014, 30 juni 2014, 25 september 2014, 25 november 2014, 14 januari 2015 en 15 januari 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S.[naam].S. Jansen, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
primair
op 23 september 2013 te Vianen samen met anderen heeft geprobeerd door geweld en bedreiging met geweld goederen en/of geld weg te nemen van [benadeelde 2], [benadeelde 1] en/of snackbar “[naam]”
en/of
geprobeerd heeft [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] af te persen;
subsidiair
medeplichtig is aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, door voorafgaand aan die overval een taakverdeling te bespreken, vuurwapens te verstrekken, gezamenlijk naar de plaats delict te rijden, de auto te parkeren in de nabijheid van snackbar [naam] en gedurende enige tijd in de nabijheid te staan wachten.
Ten aanzien van feit 2:
primair
Op 23 september 2013 te Hoevelaken samen met anderen door geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3], [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] een portemonnee, sleutels en/of een telefoon heeft weggenomen van [benadeelde 3]
en/of
[benadeelde 3], [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] hebben afgeperst.
subsidiair
medeplichtig is aan het onder feit 2 primair ten laste gelegde, door voorafgaand aan die overval een taakverdeling te bespreken, gezamenlijk naar de plaats delict te rijden, de auto te parkeren in de nabijheid van het tankstation Gulf en gedurende enige tijd in de nabijheid te staan wachten.
Ten aanzien van feit 3:
op 4 februari 2014 te Amersfoort opzettelijk cocaïne heeft verkocht/afgeleverd/verstrekt/vervoerd.
Ten aanzien van feit 4:
op 25 februari 2014 te Amersfoort opzettelijk ongeveer 0,15 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van feit 5:
op 25 februari 2014 te Amersfoort samen met een ander 75 scherpe patronen voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De feiten 1 en 2 kunnen beide onder de primair ten laste gelegde variant ‘medeplegen’ bewezen worden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd verdachte van dit feit vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair en subsidiair, feit 2 primair en subsidiair, feit 3 en feit 4 ten laste is gelegd. Hiertoe heeft de raadsman verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken, en daarbij enkel ingaan op die standpunten die deugdelijk zijn onderbouwd en zijn voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder feit 5 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Op grond van de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de medeverdachten een overval wilden gaan plegen op het tankstation Gulf te Hoevelaken. Verdachte is met de medeverdachten meegereden naar Hoevelaken en heeft in de auto gewacht tot de medeverdachten weer terug waren en heeft zich hiervan aldus niet gedistantieerd. Deze feiten en omstandigheden zijn echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen, dan wel medeplichtigheid aan die overval te komen. Er is niet gebleken van enige actieve bijdrage van verdachte aan het plegen van die overval.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3.2
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
Op grond van de inhoud van het dossier zijn er enige aanwijzingen te vinden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van cocaïne, gezien het aantreffen van cocaïne in een blender waarvan verdachte heeft verklaard dat die van hem is, het aantreffen van versnijdingsmiddelen in de woning van verdachte en de inhoud van de getapte telefoongesprekken die door verdachte zijn gevoerd. In het dossier zijn echter onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde drugsdeal op 4 februari 2014 te komen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 3 ten laste gelegde.
4.3.3.
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
De overval
Aangever [benadeelde 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op maandag 23 september 2013 was ik aan het werk in snackbar [naam] te Vianen. [2]
Ik zag twee jongens de snackbar binnenkomen. Ik zag dat persoon 1 een lang zwart wapen in zijn handen had. Vlak achter hem stond een jongen met een capuchon over zijn hoofd. Ik hoorde dat persoon 1 tegen twee jongens aan een tafeltje riep: “naar achteren”. De man met de capuchon over zijn hoofd, persoon 2, kwam in mijn richting. Ik hoorde dat hij hard riep: “liggen, liggen” en daarna “kassa”. Ik ben dus op de grond gaan liggen en kroop richting de kassa. Ik zag dat [benadeelde 1], de eigenaar van de snackbar, de ruimte binnen kwam lopen. Ik zag persoon 1 de snackbar uitrennen. Ik zag dat persoon 2 daarna ook wegrende. Ik zag dat [benadeelde 1] terug kwam lopen met een lang vuurwapen in zijn hand. [3]
Getuige [getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van snackbar [naam] te Vianen. Op 23 september 2013 omstreeks 19:00 uur hoorde ik herrie vanuit de snackbar. Op het moment dat ik de snackbar binnen kwam lopen zag ik dat [benadeelde 2]door een manspersoon onder schot werd gehouden. Ik zag dat hij op zijn knieën zat. Ik zag een negroïde man met een groot zwart wapen in zijn hand in mijn snackbar staan. Ik begon slaande bewegingen in de richting van deze jongen met het vuurwapen te maken. Ik zag dat de jongen in de richting van de deur liep en wegrende. Ik zag dat het wapen op de grond was gevallen. Ik zag dat de andere persoon die in de buurt van [benadeelde 2]was geweest ook wegrende door de voordeur. Ik zag dat deze jongen een klein zwart wapen in zijn hand had. [4]
De verklaringen van de medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
O: In jouw verklaring verklaar jij betrokken te zijn geweest bij een gewapende overval op een cafetaria. [naam]: Dit was na de overval in Soest op 22 september 2012 (de rechtbank begrijpt: 2013). Ik zelf samen met een andere jongen zijn naar binnen gegaan. Buiten stonden nog twee personen te wachten in de auto. [medeverdachte 2] en [verdachte]. [medeverdachte 3] was er ook bij. O: verdachte wordt foto’s getoond van twee personen buiten op straat en in de snackbar. V: Wie zijn deze personen? [naam]: Ikzelf en [medeverdachte 3]. [5]
Ik liep naar binnen en schreeuwde “dit is een overval”. Ik had een wapen in mijn handen. [medeverdachte 3] had ook een wapen bij zich. Volgens mij was het een shotgun. Toen ik mijn wapen aan het richten was kwamen vanuit de deur zes grote kerels binnenlopen. Ik ben vervolgens gelijk naar buiten gelopen. Ik ben toen verder gerend naar de auto waar [medeverdachte 2] zat te wachten met [verdachte]. Op een gegeven moment kwam [medeverdachte 3] mij voorbij rennen en zijn we samen naar de auto gerend.
[verdachte] is degene die ons de opdracht gaf om de overval te plegen. [6] [verdachte] zat toen veel te pushen. Hij wilde graag geld hebben. [7] We zouden binnen het geld pakken. [8] Hij schreeuwde dat het moest lukken, dat we tenminste 20.000 euro zouden kunnen pakken. Hij legde uit hoe we het moesten doen. U vraagt mij of hij de plek heeft aangewezen. Ja. [9] Er zit 1 persoon. Pak die persoon sla hem met zijn hoofd op de balie en dwing hem dan het geld af. Van [verdachte] moest of ik of [medeverdachte 3] dat gaan doen. [medeverdachte 3] is toen samen met mij uit de auto gestapt. [medeverdachte 2] en [verdachte] bleven achter in de auto. Zij bleef zitten omdat zij reed. En [verdachte] omdat hij wilde dat wij alles deden. Hij was een soort opdrachtgever. De auto stond dus op de afgesproken plek. [10] [verdachte] was boos omdat wij meer geld moesten hebben. [11]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik was in Vianen met die jongens. [12] [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] zaten toen bij mij in de auto. Ik heb de auto geparkeerd in een doodlopende straat. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zeiden dat ik daar moest wachten, ze kwamen terugrennen en riepen toen “weg, weg”. Ze zeiden dat het mislukt was. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hadden hun wapens vanuit Amersfoort meegenomen. [13]
U vraagt mij of het klopt dat [medeverdachte 1] in Vianen in de auto bleef zitten. Ja. Hij zei dat ze hem zouden herkennen. Hij woonde daar ook en wilde er om die reden niet aan meedoen. Ik hoor dat [medeverdachte 1] verklaard heeft dat [medeverdachte 1] de snackbar aanwees. Ja, hij kende de plekken daar. Hij heeft gezegd dat je daar kon overvallen. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[medeverdachte 1] en die andere jongen sprongen in de auto en zeiden: “rijden, weg hier”. Ik heb gezegd: “daar kun je de snelweg op richting Utrecht”. Linksaf, niet via de rotonde. [15]
4.3.4
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] onbetrouwbaar moet worden geacht, waardoor aan die verklaring geen waarde kan worden gehecht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard wel aanwezig te zijn geweest in de auto van [medeverdachte 2], maar niets te maken te hebben gehad met de overval op de snackbar. Op het moment dat verdachte in de auto stapte was hij er niet van op de hoogte dat de overige inzittenden wapens bij zich hadden, of een plan hadden om een overval te plegen.
De raadsman heeft ten aanzien van de onbetrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] aangevoerd dat [medeverdachte 1] zijn eigen rol kleiner probeert te maken. [medeverdachte 1] wil het doen voorkomen alsof verdachte degene is geweest die de leiding had en een overval wilde plegen omdat hij geld nodig had. [medeverdachte 1] heeft het willen doen voorkomen dat hij er min of meer door verdachte toe is gedwongen om de overvallen te plegen. Uit het dossier blijkt echter dat [medeverdachte 1] de initiatiefnemer en manipulator was. Voorts heeft [medeverdachte 1] een motief om verdachte als schuldige aan te wijzen. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden immers ruzie vanwege een eerder incident waarbij verdachte en zijn vriendin de naam van [medeverdachte 1] hadden genoemd bij de politie.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] op diverse punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Zo wordt de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2], die ook verklaart dat verdachte de plek heeft aangewezen die de medeverdachten konden overvallen. Dit terwijl [medeverdachte 2] op het moment van het afleggen van deze verklaring een relatie had met verdachte.
Ook wordt de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteund door de telecomgegevens, waaruit blijkt dat de verschillende door de verdachten bezochte locaties, die zijn vastgesteld aan de hand van de mastlocaties die hun telefoons aanstralen, overeenkomt met de verklaring die [medeverdachte 1] heeft afgelegd over hun route op 23 september 2013. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat hij op 23 september 2013 eerst met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in Harderwijk was en dat zij later in Harderwijk [medeverdachte 1] en zijn vriendin ([A]) ontmoetten. Zij reden vervolgens naar Utrecht, waarbij [medeverdachte 1] in de auto zat bij [medeverdachte 1] en zijn vriendin. In Utrecht ging de vriendin van [medeverdachte 1] alleen weg. Vervolgens reden zij met elkaar in de auto van [medeverdachte 2] naar Vianen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] stapten in Vianen uit de auto en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bleven zitten. Na de overval stapten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] weer in de auto en reden zij met zijn vieren naar Hoevelaken. Voorgaande komt overeen met hetgeen uit de telecomgegevens van verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt. [16]
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 1]. De rechtbank verwerpt dit verweer derhalve.
Medeplegen/medeplichtigheid
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er bij verdachte sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, dan wel dat verdachte een dusdanige intellectuele of materiële bijdrage heeft geleverd aan het misdrijf.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt. Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen kan het volgende worden vastgesteld ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de overval op Snackbar [naam] te Vianen op 23 september 2013. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte de locatie heeft aangewezen waar de medeverdachten een overval konden plegen. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat verdachte hen heeft gezegd hoe zij de overval moesten plegen. Verdachte wilde volgens medeverdachte [medeverdachte 2] in de auto blijven zitten omdat mensen hem zouden kunnen herkennen in Vianen. De medeverdachten hebben vervolgens de overval op de snackbar gepleegd. Toen zij terug kwamen rennen naar de auto heeft verdachte de weg gewezen naar de snelweg richting Utrecht, zo blijkt uit de eigen verklaring van verdachte.
Gelet op deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen.Van een gezamenlijke uitvoering van de poging overval door verdachte met medeverdachten is geen sprake. De aan verdachte ten laste gelegde en bewezen medeplichtigheidgedragingen zijn, ook in samenhang bezien, onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten bij het plegen van de poging overval. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Uit de feiten en omstandigheden stelt de rechtbank wel vast dat verdachte voorafgaand en tijdens het misdrijf opzettelijk behulpzaam is geweest door een plek aan te wijzen om te overvallen, te vertellen hoe de overval gepleegd moest worden, in de auto te blijven wachten en de weg te wijzen tijdens de vlucht. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bij de poging tot overval op Snackbar [naam]. Dit wordt niet anders indien verdachte niet cafetaria [naam], maar de nabijgelegen coffeeshop als te overvallen object zou hebben aangewezen (vgl. Rb. ’s-Hertogenbosch 17 november 2010, ECLI:NL:RBSHE:2010:BO4178).
4.3.5
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 4
[B] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 25 februari 2014 vond er een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning [adres], appartement [naam] te Amersfoort, [medeverdachte 2] . [17] Tijdens de doorzoeking werden alle onderstaande goederen in appartement [naam] aangetroffen en in beslag genomen:
- 1 blender met wit poeder. [18]
Verbalisanten [verbalisant 1] en[verbalisant 2] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Deze partij was in beslag genomen tijdens een onderzoek op het adres [adres] te Amersfoort. De aangeboden partij bestond uit: [19]
AAFW6825NL: blender met wit poeder. [20]
Dit spoor krijgt vervolgens een nieuw SIN-nummer:
AAFW7277NL: 0,15 gram cocaïne, geschraapt uit kom van staafmixer. [21]
Uit de rapportage van het NFI van 7 april 2014 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
AAFW7277NL: 0,15 gram crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje: bevat cocaïne. Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. [22]
De verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
De spullen die jullie bij [medeverdachte 2] hebben aangetroffen waren van mij. Er waren mensen uit Bonaire bij mij op bezoek. Die hebben die spullen meegenomen. Ik zou die zak voor ze weggooien bij het grofvuil. Ik heb € 50,- gekregen om die zak weg te gooien voor die mensen uit Bonaire. Ik heb het echter niet meer weggegooid, maar bij [medeverdachte 2] laten liggen. Ik heb duidelijk tegen [medeverdachte 2] gezegd dat in die tas drugsspullen zaten, die ik moest weggooien. [23]
[medeverdachte 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wij hebben jouw kamer doorzocht. Van wie is die blender? A: Van [verdachte]. [24]
4.3.6
Ten aanzien van feit 4
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoeveelheid van 0,15 gram cocaïne heeft te gelden als een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik, als bedoeld in artikel 10, zesde lid, van de Opiumwet. Dealerindicatie wordt enkel aanwezig geacht indien degene in het bezit is van meer dan 0,5 gram. Op grond van het door het Openbaar Ministerie gevoerde beleid dient de officier van justitie derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer dat wel sprake is van een dealerindicatie bij verdachte, gelet op het aantreffen van cocaïne in een blender, in combinatie met het aantreffen van versnijdingsmiddelen in zijn woning en de inhoud van de getapte telefoongesprekken die door de verdachte zijn gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de officier van justitie niet in strijd heeft gehandeld met het door het Openbaar Ministerie gevoerde beleid en verwerpt het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
4.3.7
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat de drugsspullen die hij in de kamer van zijn vriendin [medeverdachte 2] heeft gelegd niet van hem zijn, maar van mensen uit Bonaire die bij verdachte op bezoek waren. Hij moest deze drugsspullen nog weggooien. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad en dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig, gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] dat de blender van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) is. Uit de verklaring van verdachte volgt voorts dat hij zich ervan bewust was dat er drugsspullen in de tas zaten, waaronder een blender. Minst genomen heeft verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het aanwezig hebben van restanten verdovende middelen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 februari 2014 0,15 gram cocaïne voorhanden heeft gehad.
Gelet op de uiterst geringe hoeveelheid cocaïne die is aangetroffen, zal de bewezenverklaring van dit feit echter geen enkel gewicht hebben bij het bepalen van de strafmaat.
4.3.8
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 5
Vrijspraak in vereniging
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’, nu een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie ontbreekt.
Bewezenverklaring
Aangezien verdachte het feit voor het overige heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming op 25 februari 2014 [25] ;
- Het proces-verbaal van categorisering inzake de Wet Wapens en Munitie [26] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015 [27] .
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Subsidiair
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 23 september 2013 te Vianen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 3] voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of snackbar "[naam]", en welke poging diefstal in vereniging werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] en
[benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
-met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of snackbar "[naam]",
als volgt hebben gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 3]
-voornoemde snackbar betreden en
-"naar achteren" en "liggen, liggen, kassa, kassa", geroepen naar die [benadeelde 2] en klanten van voornoemde snackbar en
-vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, op die [benadeelde 2] gericht gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 23 september 2013 te Vianen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en inlichtingen heeft verschaft door
-voorafgaand aan de overval die overval (voor) te bespreken en te bedenken en
-gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en
-gedurende enige tijd in de directe nabijheid van snackbar "[naam]"
te staan wachten op die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 3] met als doel de vlucht mogelijk te maken voor die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 3];
4.
op 25 februari 2014 te Amersfoort, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,15
gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
op 25 februari 2014 te Amersfoort voorhanden heeft gehad
- 25 scherpe patronen, kaliber .25 auto (6,35 mm) en
- 50 scherpe patronen, kaliber 7,65 mm,
munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2 primair, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 en een half jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 1 primair en subsidiair, feit 2 primair en subsidiair, feit 3, feit 4. De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over de strafoplegging ten aanzien van feit 5.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij een poging tot overval op Snackbar [naam]. In die snackbar waren op dat moment medewerkers en klanten aanwezig, die door de mededaders zijn bedreigd met een wapen. Dit handelen heeft bij de in het restaurant aanwezige personen heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Verdachte is bij dit misdrijf medeplichtig geweest door de locatie aan te wijzen die overvallen kon worden, de medeverdachten te vertellen hoe zijn de overval moesten plegen, in de nabijheid in een auto te blijven wachten en bij de vlucht de weg te wijzen naar de snelweg. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op deze wijze heeft geholpen bij een ernstig misdrijf.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid scherpe patronen en het aanwezig hebben van cocaïne. Zoals eerder in dit vonnis opgemerkt zal aan dat laatste feit geen gewicht worden toegekend in de strafmaat, gezien de zeer geringe hoeveelheid. Het voorhanden hebben van scherpe patronen levert evenwel een gevaar op voor de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2014. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een poging diefstal met geweld, te weten op 9 juli 2012 tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Ook is verdachte ten aanzien van de Opiumwet eerder veroordeeld, te weten op 23 mei 2013 tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden.
De oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren (LOVS) geven in geval van een voltooide overval op een winkel, waarbij het slachtoffer is bedreigd, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. Bij medeplichtigheid aan een misdrijf wordt de straf met een derde verminderd, alsmede bij een poging tot het plegen van een misdrijf. Recidive kan een straf vermeerderende factor zijn. Gelet op de documentatie van verdachte is zonder meer sprake van recidive.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank spreekt verdachte – in tegenstelling tot wat de officier van justitie heeft gevorderd – vrij van de ten laste gelegde overval op het tankstation in Hoevelaken, alsmede van het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van de poging tot overval op de snackbar in Vianen.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die op de beslaglijst staan vermeld. Deze beslaglijst zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht. De officier van justitie heeft gevorderd zoals op de beslaglijst achter elk goed is geschreven.
De verdediging heeft om teruggave van de in beslag genomen auto en telefoon gevraagd, gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van drugshandel.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank beveelt de teruggave aan verdachte van de goederen op de beslaglijst, te weten de personenauto merk Audi en de mobiele telefoon merk Samsung Galaxy.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van feit 1
[naam]/Cafetaria [naam]
/Cafetaria [naam] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 302,50, bestaande uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [naam]/Cafetaria [naam], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 302,50 (driehonderdtwee euro en tweeënvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit de sauspomp en behuizing. Voormeld bedrag bestaat derhalve uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt derhalve dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 2]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.292,10, bestaande uit € 207,10 materiële schade en € 1.085 immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 2], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.264,86 (duizend tweehonderdvierenzestig euro en zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande € 179,86 materiële schade (het bedrag vanwege vijf dagen niet kunnen werken) en € 1.085,- immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[getuige 1]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.135,33, bestaande uit € 50,33 materiële schade en € 1.085,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [getuige 1], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.108,09 (duizend honderdacht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit € 23,09 materiële schade (reiskosten) en € 1.085,- immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 4 juni 2014 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 15/800309-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 23 mei 2013 van de rechtbank Noord-Holland, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 48, 49, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van het beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK Personenauto [kenteken], Audi A4;
- 1.00 STK Mobiel, Samsung Galaxy gt-I9001.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [naam]/Cafetaria [naam]
Wijst de vordering van [naam]/Cafetaria [naam] geheel toe tot een bedrag van € 302,50 (zegge driehonderdtwee euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam]/Cafetaria [naam] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam]/Cafetaria [naam], € 302,50 (zegge driehonderdtwee euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 1.264,86 (zegge duizend tweehonderdvierenzestig euro en zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2], € 1.264,86 (zegge duizend tweehonderdvierenzestig euro zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 22 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [getuige 1]
Wijst de vordering van [getuige 1] toe tot een bedrag van € 1.108,09 (zegge duizend honderdacht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [getuige 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [getuige 1], € 1.108,09 (zegge duizend honderdacht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 21 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 15/800309-13:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 23 mei 2013, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. C.A.M. van Straalen en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 23 september 2013 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of
snackbar "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of welke poging diefstal in vereniging werd voorafgegaan en / of vergezeld
en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] en/of
[benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] te dwingen
tot de afgifte van goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of snackbar "[naam]", in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt
heeft/hebben gehandeld: zijnde en/of hebbende hij/zij, verdachte, en/of (één
of meer van) zijn mededader(s)
-voornoemde snackbar betreden en/of
-"naar achteren" en/of "liggen, liggen, kassa, kassa", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking geroepen naar die [benadeelde 2] en/of een of meer
klant(en) van voornoemde snackbar en/of
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 2] gericht (gehouden),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 23 september 2013 te Vianen, althans
in het arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of
snackbar "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3]
en/of welke poging diefstal in vereniging werd voorafgegaan en / of vergezeld
en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] en/of
[benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] te dwingen
tot de afgifte van goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of snackbar "[naam]", in elk geval aan een
ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt
heeft/hebben gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3]
-voornoemde snackbar betreden en/of
-"naar achteren" en/of "liggen, liggen, kassa, kassa", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking geroepen naar die [benadeelde 2] en/of een of meer
klant(en) van voornoemde snackbar en/of
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 2] gericht (gehouden),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 23 september 2013 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander (te weten [medeverdachte 2]) of anderen,
althans alleen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door
-met het idee te komen om een overval, althans voornoemd misdrijf te plegen
en/of
-(hiertoe) een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (vuur)wapen(s)
gelijkende voorwerp(en) te verstrekken en/of
-voorafgaand aan de overval (de taakverdeling bij) die, althans een overval
(voor) te bespreken en/of te bedenken en/of
-gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en/of
-de auto waarin die [medeverdachte 2] en/of hij, verdachte, zich bevond(en) te parkeren
in de (directe) nabijheid van snackbar "[naam]" en/of
-gedurende enige tijd in de (directe) nabijheid van snackbar "[naam]"
te staan wachten (op die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3]) (met als doel de vlucht
mogelijk te maken voor die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2]);
art 48 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 23 september 2013 te Hoevelaken, althans in het
arrondissement Oost-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een
portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4]
en/of [benadeelde 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 3] en/of
[benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
een portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem,
verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 4] en/of die
[benadeelde 5] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of voornoemd wapen heeft/hebben
doorgeladen (terwijl dit op die [benadeelde 5] gericht werd (gehouden)) en/of
-(hierbij) (tegen die [benadeelde 4]) heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld, ik
moet het geld hebben, al het geld" en/of (tegen die [benadeelde 3])
heeft/hebben geroepen/gezegd: "ga op je knieën zitten" en/of "Geef mij je
portemonnee en je sleutels ook",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 23 september 2013 te Hoevelaken,
althans in het arrondissement Oost-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een
portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3],
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4]
en/of [benadeelde 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 3] en/of
[benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
een portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1]
en/of die [medeverdachte 3],
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 4] en/of die
[benadeelde 5] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of voornoemd wapen heeft/hebben
doorgeladen (terwijl dit op die [benadeelde 5] gericht werd (gehouden)) en/of
-(hierbij) (tegen die [benadeelde 4]) heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld, ik
moet het geld hebben, al het geld" en/of (tegen die [benadeelde 3])
heeft/hebben geroepen/gezegd: "ga op je knieën zitten" en/of "Geef mij je
portemonnee en je sleutels ook",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 23 september 2013 te Hoevelaken, althans in het
arrondissement Oost-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander (te weten [medeverdachte 2]) of anderen,
althans alleen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door
-met het idee te komen om een overval, althans voornoemd misdrijf te plegen
en/of
-(hiertoe) een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (vuur)wapen(s)
gelijkende voorwerp(en) te verstrekken en/of
-voorafgaand aan de overval (de taakverdeling bij) die, althans een overval
(voor) te bespreken en/of te bedenken en/of
-gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en/of
-de auto waarin die [medeverdachte 2] en/of hij, verdachte, zich bevond(en) te parkeren
in de (directe) nabijheid van het tankstation "Gulf" en/of
-gedurende enige tijd in de (directe) nabijheid van tankstation "Gulf" te
staan wachten (op die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3]) (met als doel de vlucht mogelijk
te maken voor die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2]);
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 4 februari 2014 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 25 februari 2014 te Amersfoort, althans in het
arrodissement Midden-Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,15
gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
5.
hij op of omstreeks 25 februari 2014 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
voorhanden heeft/hebben gehad
- 25 scherpe patronen, kaliber .25 auto (6,35 mm) en/of
- 50 scherpe patronen, kaliber 7,65 mm,
in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie
III;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 1405011515 (onderzoek 093GRAND/096SMUL) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], d.d. 24 september 2013, p. 294.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], d.d. 24 september 2013, p. 295.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 23 september 2013, p. 297.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 20 december 2013, p. 826.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 20 december 2013, p. 827.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 7 februari 2014, p. 841.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 7 februari 2014, p. 843.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een afzonderlijk proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 29 september 2014, p. 2.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 7 februari 2014, p. 843.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 7 februari 2014, p. 845.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 26 februari 2014, p. 977.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 26 februari 2014, p. 976.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een afzonderlijk proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 29 september 2014, p. 3.
15.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 april 2014, p. 410-414.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, d.d. 27 februari 2014, p. 1957.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, d.d. 27 februari 2014, p. 1958.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, d.d. 28 februari 2014, p. 547.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, d.d. 28 februari 2014, p. 549.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, aanvulling, d.d. 1 mei 2014, p. 552.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI, d.d. 7 april 2014, p. 555.
23.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015.
24.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 6 maart 2014, p. 985.
25.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, d.d. 27 februari 2014, p. 1957-1958.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 maart 2014, p. 759-760.
27.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2015.