Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juni 2015 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“Cliënte reageert allergisch op stof, hiervoor heeft cliënte medicatie. Ze reageert bij kleding vouwen met traanogen, roodheid van de ogen, jeuk van slijmvliezen en niezen. In brief van huisarts staat dat cliënte medicatie voor allergie gebruik (eenmaal daags). Cliënte geeft verder aan dat er bloedonderzoek is gedaan waar niets uit is gekomen. Ze is niet geëvalueerd voor allergie bij een specialist. Er is om die reden dus ook geen medische informatie bekend voor wat betreft de allergie van cliënte.”
31 december 2014 bij de totstandkoming van het advies is betrokken. Gelet op hetgeen in het SCIO-advies is opgenomen, zoals hiervoor weergegeven onder 7., heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om nadere informatie bij de huisarts op te vragen. Hierbij weegt mee dat eiseres niet heeft aangegeven welke relevante informatie de huisarts nog zou kunnen verstrekken in aanvulling op zijn brief van 31 december 2014. Nu eiseres voorts geen gronden heeft aangevoerd tegen de inhoud van het SCIO-advies, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit advies en de daarin getrokken conclusies aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Verweerder heeft zich op grond van het SCIO-advies op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een aanvullende maatwerkmodule wegens allergieklachten. De beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.225,-.