ECLI:NL:RBMNE:2015:441

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
16/700136-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overvallen en bezit van munitie

Op 29 januari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die medeplichtig was aan drie gewapende overvallen en in het bezit was van munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 september 2013 samen met anderen een overval heeft gepleegd op een Grand Café in Soest, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De verdachte heeft voorafgaand aan de overval een taakverdeling besproken en heeft de medeverdachten naar de plaats delict gereden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige, omdat zij opzettelijk heeft geholpen bij de overval door de medeverdachten te vervoeren en hen gelegenheid te bieden om te vluchten.

Daarnaast was de verdachte betrokken bij een poging tot overval op een snackbar in Vianen op 23 september 2013, waarbij ook geweld werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dezelfde wijze als bij de eerste overval heeft gehandeld, door de medeverdachten naar de snackbar te rijden en hen te helpen bij de vlucht.

Bij een derde overval op een tankstation in Hoevelaken op dezelfde dag heeft de verdachte eveneens een ondersteunende rol gespeeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van deze overvallen, maar heeft haar wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid.

Tot slot heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 25 februari 2014 in het bezit was van scherpe patronen, wat in strijd is met de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een behandelverplichting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700136-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 januari 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2014, 30 juni 2014, 25 september 2014, 25 november 2014, 14 januari 2015 en 15 januari 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
primair
op 22 september 2013 te Soest samen met anderen door geweld en/of bedreiging met geweld mobiele telefoons, pinpassen (met bijbehorende pincodes), 470 euro en/of een sporttas (met inhoud) heeft weggenomen van [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Café “[naam]”
en/of
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] hebben afgeperst;
subsidiair
medeplichtig is aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, door voorafgaand aan die overval een taakverdeling te bespreken en in Soest rond te rijden op zoek naar een gelegenheid die nog open was, gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en de auto te parkeren in de nabijheid van Grand Café [naam] en enige tijd in de nabijheid te staan wachten;
Ten aanzien van feit 2:
primair
op 23 september 2013 te Vianen samen met anderen heeft geprobeerd door geweld en bedreiging met geweld goederen en/of geld weg te nemen van [benadeelde 3], [benadeelde 4] en/of snackbar “[naam]”
en/of
samen met anderen geprobeerd heeft [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] af te persen;
subsidiair
medeplichtig is aan het onder feit 2 primair ten laste gelegde, door voorafgaand aan die overval een taakverdeling te bespreken, gezamenlijk naar de plaats delict te rijden, de auto te parkeren in de nabijheid van snackbar [naam] en gedurende enige tijd in de nabijheid te staan wachten;
Ten aanzien van feit 3:
primair
op 23 september 2013 te Hoevelaken samen met anderen door geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 5], [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] een portemonnee, sleutels en/of een telefoon heeft weggenomen van [benadeelde 5]
en/of
samen met anderen [benadeelde 5], [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] heeft afgeperst;
subsidiair
medeplichtig is aan het onder feit 3 primair ten laste gelegde, door voorafgaand aan die overval een taakverdeling te bespreken, gezamenlijk naar de plaats delict te rijden, de auto te parkeren in de nabijheid van het tankstation Gulf en gedurende enige tijd in de nabijheid te staan wachten;
Ten aanzien van feit 4:
op 25 februari 2014 te [woonplaats] samen met een ander 75 scherpe patronen voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De feiten 1, 2 en 3 kunnen onder de primair ten laste gelegde variant ‘medeplegen’ bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden in de subsidiair ten laste gelegde variant ‘medeplichtigheid’. De verdediging heeft verzocht verdachte van het primair ten laste gelegde medeplegen vrij te spreken.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft verzocht verdachte hiervan vrij te spreken.
Hiertoe heeft de raadsman verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken, en daarbij enkel ingaan op die standpunten die deugdelijk zijn onderbouwd en zijn voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1
Vrijspraak van medeplegen
Aan verdachte is onder feit 1 primair ten laste gelegd dat zij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de overval op Grand Café [naam] te Soest op 22 september 2013.
Verdachte heeft hierover verklaard dat zij in de woning was bij de voorbespreking van de overval. Zij wist dat de medeverdachten vanuit die woning wapens hadden meegenomen in de auto van verdachte. Verdachte is vervolgens met de medeverdachten in haar auto naar Soest gereden. Daar zijn de medeverdachten uitgestapt en hebben gezocht naar een geschikte locatie om te overvallen. Zij hebben een gesprekje aangeknoopt met de medewerker van het grand café en zijn daarna weer teruggegaan naar de auto van verdachte. In de auto hebben de medeverdachten, in het bijzijn van verdachte, besproken dat zij over een kwartier naar binnen zouden gaan om het grand café te overvallen. Tegen verdachte werd gezegd dat zij rustig moest wegrijden als zij terug zouden komen van de overval, zodat zij niet zouden opvallen. Op het moment dat de medeverdachten terug kwamen rennen en zij in de auto van verdachte waren gestapt, is verdachte, zoals gevraagd, rustig weggereden. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op deze feiten en omstandigheden, de betrokkenheid van verdachte moet worden gekwalificeerd als ‘medeplichtigheid’. De verdediging heeft derhalve verzocht om verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde ‘medeplegen’. Deze handelingen van verdachte kunnen gekwalificeerd worden als medeplichtigheid.
De rechtbank gaat, met de verdediging, uit van voornoemde feiten en omstandigheden ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte. De kern van het aan verdachte ten laste gelegde medeplegen ziet aldus niet op een gezamenlijke uitvoering van de overval, maar op een samenstel van medeplichtigheidachtige gedragingen (HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474). Uit genoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van het feit dat de medeverdachten voornemens waren een overval te plegen en dat zij wist dat zij wapens hadden meegenomen in de auto van verdachte. Zij heeft de medeverdachten naar de te overvallen locatie gereden en heeft daar op de medeverdachten gewacht in de auto. Daarna heeft zij de medeverdachten geholpen bij de vlucht, door, zoals door de medeverdachten was aangegeven, rustig weg te rijden. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte heeft gedeeld in de buit van deze overval. Verdachte heeft geld van medeverdachte [medeverdachte 1] gekregen dat van de overval afkomstig was, maar medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tevens verklaard dat dit een huurbetaling was vanwege het feit dat hij bij verdachte woonde.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bij het plegen van de overval dat verdachte daardoor als medepleger kan worden gezien. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Wel acht de rechtbank op grond van het voorgaande en op basis van na te noemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bij de overval op Grand Café [naam] te Soest op 22 september 2013.
Bewezenverklaring
Aangezien verdachte de medeplichtigheid aan het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank acht feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] [2] ;
- Het proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1] [3] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015 [4] .
4.3.2
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 2
Vrijspraak van medeplegen
Aan verdachte is onder feit 2 primair ten laste gelegd dat zij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan een poging tot overval op snackbar [naam] te Vianen op 23 september 2013.
Verdachte heeft verklaard dat zij die dag met de medeverdachten naar Vianen is gereden. De medeverdachten hebben tegen verdachte gezegd waar zij moest parkeren. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] de locatie heeft aangewezen en heeft gezegd dat je daar kon overvallen. De medeverdachten zijn vervolgens uitgestapt en hebben tegen verdachte gezegd dat zij daar in de auto moest blijven wachten. Toen de medeverdachten weer in de auto waren gestapt is verdachte uit Vianen weggereden. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, gelet op deze feiten en omstandigheden, dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen. Deze handelingen van verdachte kunnen gekwalificeerd worden als medeplichtigheid.
De rechtbank gaat, met de verdediging, uit van deze feiten en omstandigheden en gaat er van uit dat verdachte daadwerkelijk kennis en wetenschap had van het feit dat de medeverdachten een overval wilden gaan plegen. Dit blijkt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] die verklaart dat verdachte hen heeft zien weggaan met een tas met wapens en dat zij erbij was toen werd besproken dat zij een overval wilden gaan plegen. Voorts blijkt dit uit het feit dat verdachte zelf heeft verklaard dat [medeverdachte 2] de plek heeft aangewezen die de medeverdachten konden overvallen. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte aanwezig is geweest op het moment dat door de medeverdachten het plan is besproken om een overval te gaan plegen en dat zij zich hiervan niet heeft gedistantieerd. Ook heeft zij de medeverdachten geholpen bij de vlucht, door in de buurt van de snackbar in haar auto te blijven wachten totdat de medeverdachten weer in haar auto waren gestapt, waarna zij is weggereden uit Vianen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bij het plegen van de poging tot overval dat verdachte daardoor als medepleger kan worden gezien. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde.
Wel acht de rechtbank op grond van het voorgaande en op basis van na te noemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij de poging tot overval op snackbar [naam] te Vianen op 23 september 2013.
Bewezenverklaring
Aangezien verdachte de medeplichtigheid aan het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] [5] ;
- Het proces-verbaal van verklaring van getuige [getuige] [6] ;
- De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] [7] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015 [8] ;
- De verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de rechter-commissaris op 29 september 2014 [9] .
4.3.3
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 3
Vrijspraak van medeplegen
Aan verdachte is onder feit 3 primair ten laste gelegd dat zij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de overval op het tankstation Gulf te Hoevelaken op 23 september 2013.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] na de mislukte overval te Vianen door wilde gaan. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 3] opgefokt was omdat het niet gelukt was in Vianen en dat hij niet met lege handen wilde thuiskomen. Verdachte is toen met de medeverdachten naar Hoevelaken gereden. Verdachte heeft verklaard dat het voor haar wel duidelijk was dat er nog iets zou gebeuren. Verdachte is vervolgens in een steegje bij het tankstation in de buurt in haar auto blijven wachten, terwijl de medeverdachten zijn uitgestapt. Op het moment dat de medeverdachten weer terug kwamen bij de auto van verdachte is zij met hen weggereden. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, gelet op deze feiten en omstandigheden, dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen. Deze handelingen van verdachte kunnen gekwalificeerd worden als medeplichtigheid.
De rechtbank gaat, met de verdediging, uit van voornoemde feiten en omstandigheden ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de overval op het Gulf tankstation op 23 september 2013 te Hoevelaken. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte wetenschap had van het feit dat de medeverdachten een overval wilden gaan plegen. [medeverdachte 3] wilde na de mislukte overval in Vianen immers niet met lege handen thuiskomen en wilde doorgaan. Verdachte is daarop met de medeverdachten naar Hoevelaken gereden, alwaar door de medeverdachten de overval is gepleegd. Vervolgens is verdachte met de medeverdachten weggereden uit Hoevelaken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bij het plegen van de overval dat verdachte daardoor als medepleger kan worden gezien. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder feit 3 primair ten laste gelegde.
Wel acht de rechtbank op grond van het voorgaande en op basis van na te noemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij de overval op het tankstation Gulf te Hoevelaken op 23 september 2013.
Medeplichtigheid ten aanzien van feit 3
De overval
Aangeefster [benadeelde 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben medewerkster van benzinestation Gulf te Hoevelaken. Op 23 september 2013 stond er een overvaller voor mijn neus aan de andere kant van de counter. Ik zag dat die overvaller een pistool op mij richtte. Ik hoorde die overvaller tegen mij schreeuwen: “geld, geld, ik moet het geld hebben, al het geld”. [10] Ik zag en hoorde dat de klant op zijn knieën moest gaan zitten. Ik hoorde dat tegen de klant werd gezegd dat hij zijn geld en alles af moest geven. Er waren twee overvallers. [11]
Aangever [benadeelde 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 23 september 2013 ging ik naar tankstation Gulf in Hoevelaken. Ik hoorde achter mij in de shop geschreeuw. Ik hoorde een manspersoon schreeuwen dat hij geld wilde of dat de tas gevuld moest worden. [12] Op datzelfde moment voelde ik dat ik iets in mijn nek gedrukt kreeg aan de achterkant. De persoon die schreeuwde richtte zijn aandacht op de vrouw achter de balie. De andere persoon zei tegen mij dat ik op mijn knieën moest gaan zitten. Ook zei hij tegen mij: “Geef mij je portemonnee, sleutels en telefoon”. Ik gaf hem de spullen waar hij om had gevraagd. Daarna zijn de twee mannen naar buiten gerend en met mijn spullen er vandoor gegaan. [13]
Aangever [benadeelde 7] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Mijn vrouw werkt bij tankstation Gulf in Hoevelaken. Ik ging haar op 23 september 2013 ophalen. Ik keek door het raam en zag mijn vrouw achter de balie staan. Ik zag een man over de balie hangen. Ik zag dat hij een vuurwapen richtte op mijn vrouw. Ik zag dat de man wilde gebaren aan het maken was met het vuurwapen. Uit reactie sloeg ik keihard op het raam. [14] Ik zag dat de man met het vuurwapen naar buiten kwam rennen in mijn richting. Ik zag dat de man zijn vuurwapen op mijn lichaam richtte. Ik zag dat de man het vuurwapen wilde afvuren. Ik zag dit aan het samenspannen van zijn hand. Ik hoorde een klik maar er gebeurde niks. Hierna rende de man weg. [15]
Verbalisant [verbalisant] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van een overval op 23 september 2013 op het Gulf tankstation te Hoevelaken heb ik de veiliggestelde camerabeelden bekeken. [16]
Camera 4: De Gulfmedewerkster zakt door haar benen en gaat op haar knieën zitten zodra de daders binnen komen. Zij opent de kassa. Zij pakt de tas van de grond. Vervolgens klopt er iemand op de buitenkant van de ramen. De daders vluchten hierdoor weg.
Camera 3: dader 1 gooit de tas achter de balie van de tankshop, wijst en drukt met het op een vuurwapen lijkend voorwerp in de richting van de Gulfmedewerkster. Hij richt zijn wapen om en om op de Gulfmedewerkster en de Gulfklant. Dader 2 houdt zich bezig met de klant. Hij heeft in zijn hand een lang wapen, waarmee hij de klant port en duwt. Dader 2 schrikt ergens van en vlucht direct weg. [17]
Camera 2: een bezoeker (aangever [benadeelde 7]) slaat op het raam van de shop. Dader 2 verlaat als eerste direct de shop. Dader 1 komt naar buiten en gaat naar de bezoeker toe. Ik zie dat de dader zijn arm strekt in de richting van de man en dat de dader ‘iets’ in zijn hand heeft, en vervolgens wegrent. [18]
De verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb verklaard dat ik verantwoordelijk ben voor de overval op een benzinestation bij Hoevelaken. [19] Die dag hadden we ook die overval op de cafetaria in de woonplaats van de vriendin van [A] gedaan. Wij gingen met zijn tweeën naar binnen. In totaal waren wij met zijn vieren. De andere jongen was best gewelddadig. Ik zag dat de vrouw die wij overvielen al druk bezig was met dingen te pakken. Op een bepaald moment keek ik om mij heen en zag dat de andere jongen weg was. Wel weet ik dat de andere jongen een portemonnee heeft gepakt. Ik hoorde mensen op de ramen kloppen. Ik ben toen weggegaan. Ik had een klein handwapen bij mij. Ik weet niet welk wapen die andere jongen bij zich had. [20] [medeverdachte 4] en ik hebben de overval gepleegd. [A] bleef in een steegje staan. [verdachte] stond met de auto in de wijk geparkeerd. [21]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: wat kan je nog vertellen over Hoevelaken? A: Ik wist dat [medeverdachte 3] iets wilde gaan doen, ze waren opgefokt omdat het in Vianen niet gelukt was. [22] Ik weet alleen nog dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] kwamen aanrennen. [23]
Ter zitting heeft verdachte – zakelijk weergegeven – verklaard:
We gingen gewoon ergens de snelweg af. [medeverdachte 3] wou doorgaan. Volgens mij zijn we daar gaan rondrijden tot [medeverdachte 3] iets zag. We zijn er (de rechtbank begrijpt: het Gulf tankstation te Hoevelaken) wel langsgereden. Ik weet niet hoe ik in het steegje terecht ben gekomen. Het tankstation was toen uit zicht. Het was duidelijk dat er nog iets zou gebeuren, ze gingen iets doen. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] gingen de auto uit.
Ze kwamen rennend terug bij de auto, daarna zijn we gelijk naar huis gereden.
De rechtbank acht feit 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen op grond van de voornoemde bewijsmiddelen.
4.3.4
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 4
Uit het proces-verbaal van doorzoeking blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 25 februari 2014 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden de woning, [adres], appartement A, te [woonplaats]; [verdachte]. [24] Tijdens de doorzoeking werden alle onderstaande goederen in beslag genomen:
- 50 stuks munitie; patronen Browning 7,65mm;
- 25 stuks munitie; patronen Federal 6,35mm. [25]
Uit het proces-verbaal van categorisering inzake de Wet Wapens en Munitie blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
25 scherpe patronen, kaliber .25 auto (6,35mm).
50 scherpe patronen, kaliber 7,65mm, merk G.F.L.
Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie. [26]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb de doosjes wel zien staan op mijn bureau, naast mijn computer. [27]
4.3.5
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] de doosjes in haar kamer heeft gezet. Zij heeft de doosjes wel op haar bureau zien staan, maar had geen idee wat er in de doosjes zat. De verdediging heeft daarom verzocht om verdachte vrij te spreken van dit feit.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De patronen zijn aangetroffen in de kamer van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat zij de doosjes op haar bureau heeft zien staan. Op pagina 756 van het dossier staan twee foto’s afgebeeld van de manier waarop verbalisanten de doosjes in de kamer van verdachte hebben aangetroffen. Te zien is dat de doosjes duidelijk in het zicht op het bureau van verdachte staan, naast de laptop. Op het bovenste doosje staat het volgende opschrift: ’25 center fire pistol cartridges’. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte had moeten weten dat in de doosjes munitie zat en dat zij daar ook de beschikking over had.
Vrijspraak in vereniging
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’, nu een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie ontbreekt.
De rechtbank acht het feit voor het overige wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Subsidiair
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op 22 september 2013 te Soest,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen (mobiele) telefoons en een sporttas met inhoud, te weten een handdoek en een hoeveelheid toiletspullen en sleutels, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of horecagelegenheid Grand Cafe "[naam]", welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
-met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 2] hebben gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en pinpassen met bijbehorende pincode en 470 euro, toebehorende aan die [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Cafe "[naam]",
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 4]
meermalen
-(vuur)wapens, althans op (vuur)wapens gelijkende voorwerpen, op die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gericht hebben gehouden en
-hierbij hebben gezegd: "money, geld" en "op de grond" en "on the floor" en "doe het muntgeld in een tas" en "je hebt meer" en "geef je pinpas en ik moet een goede pincode hebben" en "geef de goede pincode of heb je liever een kogel in je lijf" en "ga liggen, ga
liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 22 september 2013 te Soest,
opzettelijk behulpzaam is geweest en middelen heeft verschaft door
-voorafgaand aan de overval die overval (voor) te bespreken en vervolgens in Soest rond te rijden op zoek naar een gelegenheid die nog open was en
-gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en
-de auto waarin zij, verdachte, zich bevond te parkeren in de directe nabijheid van Grand Cafe "[naam]" en
-gedurende enige tijd in de directe nabijheid van Grand Cafe "[naam]" te staan wachten op die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 4] met als doel de vlucht mogelijk te maken voor die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 4];
2.
Subsidiair
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op of omstreeks 23 september 2013 te Vianen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] voorgenomen misdrijf om
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of
geld, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of snackbar "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] en welke poging diefstal in vereniging werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] en [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
-met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 3] en [benadeelde 4] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of snackbar "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4],
tezamen en in vereniging met een ander, als volgt hebben gehandeld: hebbende die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4]
-voornoemde snackbar betreden en
-"naar achteren" en "liggen, liggen, kassa, kassa", geroepen naar die [benadeelde 3] en klanten van voornoemde snackbar en
-(vuur)wapens, althans op (vuur)wapens gelijkende voorwerpen, op die [benadeelde 3] gericht gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 23 september 2013 te Vianen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en middelen heeft verschaft door
-voorafgaand aan de overval die overval (voor) te bespreken en
-gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en
-de auto waarin [medeverdachte 2] en zij, verdachte, zich bevonden te parkeren in de directe nabijheid van snackbar "[naam]" en
-gedurende enige tijd in de directe nabijheid van snackbar "[naam]" te staan wachten op die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] met als doel de vlucht mogelijk te maken voor die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] ;
3.
Subsidiair
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 23 september 2013 te Hoevelaken,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een portemonnee en sleutels en een telefoon, toebehorende aan [benadeelde 5], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 5] en [benadeelde 6] en [benadeelde 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] meermalen
-(vuur)wapens, althans op (vuur)wapens gelijkende voorwerpen, op die [benadeelde 5] en die [benadeelde 6] en die [benadeelde 7] gericht hebben gehouden en voornoemd wapen hebben
doorgeladen terwijl dit op die [benadeelde 7] gericht werd en
-hierbij tegen die [benadeelde 6] hebben geroepen: "Geld, geld, ik moet het geld hebben, al het geld" en tegen die [benadeelde 5] hebben geroepen: "ga op je knieën zitten" en "Geef mij je
portemonnee en je sleutels ook",
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 23 september 2013 te Hoevelaken,
opzettelijk behulpzaam is geweest en middelen heeft verschaft door
-voorafgaand aan de overval die overval (voor) te bespreken en
-gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en
-de auto waarin [medeverdachte 2] en zij, verdachte, zich bevonden te parkeren in de directe nabijheid van het tankstation "Gulf" en
-gedurende enige tijd in de directe) nabijheid van tankstation "Gulf" te staan wachten op die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] met als doel de vlucht mogelijk te maken voor die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] ;
4.
op 25 februari 2014 te [woonplaats],
voorhanden heeft gehad
- 25 scherpe patronen, kaliber .25 auto (6,35 mm) en
- 50 scherpe patronen, kaliber 7,65 mm,
munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
medeplichtigheid aan
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd in het rapport van 28 maart 2014.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen bij de uitspraak.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat het volgende aangevoerd.
Primair heeft de raadsman verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om de uitkomsten van het diagnostisch onderzoek bij De Waag af te wachten. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat mogelijk sprake kan zijn van toepassing van het adolescentenstrafrecht, gelet op de leeftijd van verdachte, haar ontwikkelingsniveau en haar verleden. De uitkomsten van het onderzoek bij De Waag zou informatie kunnen opleveren omtrent de ontwikkeling van verdachte en een eventuele diagnose. Deze informatie zou de rechtbank mee moeten nemen bij de beoordeling van deze zaak.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en daaraan een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor lange duur te koppelen met de bijzondere voorwaarden, zoals die thans in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis golden.
De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat voor wat betreft de feiten 2 en 3 sprake is van voortgezette handelingen ex artikel 56 Wetboek van Strafrecht. Uit het dossier volgt immers dat er tussen deze twee overvallen een tijdsbestek van een uur heeft gezeten en dat de overval te Hoevelaken (feit 3) is voortgekomen uit de omstandigheid dat de overval in Vianen (feit 2) mislukt was. Om deze reden kan gesteld worden dat beide overvallen zijn voortgekomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit. Voorts is voldaan aan de vereisten dat sprake moet zijn van twee afzonderlijke strafbare feiten, gelijksoortige handelingen en een kort tijdsverloop.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aanhoudingsverzoek
De raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden, teneinde de onderzoeksresultaten van De Waag af te wachten, omdat mogelijk het adolescentenstrafrecht toegepast kan worden.
De rechtbank wijst dit verzoek af. Uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot invoering van het adolescentenstrafrecht (33.498) blijkt dat als hoofdregel bij verdachten boven de 18 jaar het gewone strafrecht toepassing vindt. Voor criminele adolescenten kan, afhankelijk van de ernst van het gepleegde feit en de persoonlijkheid van de dader, op deze hoofdregel een uitzondering worden gemaakt. Het adolescentenstrafrecht kan worden toegepast wanneer de ontwikkelingsfase van de adolescent hiervoor aanleiding geeft.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten 22 jaar en 11 maanden oud. Uit de rapportages die thans door de reclassering over de verdachte zijn opgemaakt blijkt dat verdachte zelfstandig woont, in de afrondende fase van een HBO-opleiding zit en werkt. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat sprake is van een achterstand in de ontwikkelingsfase van verdachte. De ontwikkeling van verdachte geeft de rechtbank al met al geen aanleiding tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
Dat er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte, blijkt reeds uit de reclasseringsrapportages. Er is echter niet gebleken of aannemelijk geworden dat deze persoonlijkheidsproblematiek (in overwegende mate) samenhangt met de leeftijd en/of ontwikkelingsfase van verdachte. De rechtbank zal met de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte in sterke mate rekening houden bij het bepalen van de strafmaat. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om het rapport van De Waag en de exacte duiding van de problematiek van verdachte af te wachten.
Strafoplegging
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij drie gewapende overvallen. Door de medeverdachten rond te rijden heeft zij hen gelegenheid geboden om de overvallen te plegen en na afloop te vluchten. Verdachte was zich ervan bewust dat de medeverdachten overvallen wilden plegen en wapens bij zich hadden. Op alle drie de locaties waren op dat moment medewerkers aanwezig, die door de medeverdachten zijn bedreigd met deze wapens en zijn gedwongen om geld, telefoons en andere persoonlijke eigendommen af te geven. Dit handelen heeft bij de in die bedrijven aanwezige personen heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Hoe groot de impact van een dergelijke gebeurtenis kan zijn voor een slachtoffer blijkt wel uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen van [benadeelde 2], [benadeelde 3], [getuige] en [benadeelde 5] die op het moment van de overvallen aanwezig waren en met een vuurwapen werden bedreigd. Zij ondervinden tot op de dag van vandaag de gevolgen van deze overvallen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij door haar handelen heeft geholpen bij het plegen van deze zeer ernstige misdrijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 28 maart 2014. Daaruit blijkt dat verdachte in het laatste jaar van een HBO-opleiding zit en bij de manege werkt. Verdachte heeft geen schulden. Daarnaast blijkt echter dat verdachte een zorgelijke relatiegeschiedenis kent. Ze heeft relaties gehad met twee van de mededaders, is in het verleden slachtoffer geweest van een loverboy en heeft tegen haar zin in prostitutiewerkzaamheden verricht. Binnen een andere relatie werd gefraudeerd met haar bankrekening. Betrokkene wordt op ernstige wijze slachtoffer van dit patroon en tot op heden is het haar niet gelukt dit te stoppen. De reclassering acht het noodzakelijk dat verdachte inzicht krijgt in de negatieve invloed die dit soort partnerkeuzes op haar ontwikkeling hebben en dat zij leert om partnerkeuzes te maken die haar ontwikkeling ten goede komen. De reclassering acht haar beperkte coping en probleembesef delictgerelateerd en diagnostiek en behandeling hiervoor geïndiceerd. De reclassering adviseert derhalve om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een verplichte ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, een contactverbod met de medeverdachten en een locatiegebod.
Op 17 april 2014 is de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden geschorst. Uit het voortgangsverslag van het toezicht door de reclassering van 6 januari 2015 blijkt dat verdachte zich heeft gehouden aan de voorwaarden. Door omstandigheden buiten de schuld van verdachte is de behandeling bij De Waag nog niet gestart. Er heeft wel een intake plaatsgevonden en verdachte heeft meegewerkt aan diagnostisch onderzoek. Verdachte is gemotiveerd voor een behandeling. Het locatiegebod kan volgens de reclassering worden opgeheven.
De verdediging heeft aangevoerd dat ten aanzien van de feiten 2 en 3 sprake is van een voortgezette handeling ex artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht, waardoor slechts één strafbepaling kan worden toegepast. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van één wilsbesluit, maar dat de daders na het mislukken van de overval op de snackbar in Vianen (feit 2) samen in de auto zijn gestapt, in de auto hebben overlegd dat zij nog een overval wilden gaan plegen omdat zij niet zonder geld thuis wilden komen en daarom naar het tankstation zijn gereden en daar hebben besloten om deze ook te overvallen (feit 3). Dit duidt op een nieuw wilsbesluit en derhalve niet op een voortgezette handeling. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op artikel 56 Wetboek van Strafrecht.
De oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren (LOVS) geven in geval van een voltooide overval op een winkel, waarbij het slachtoffer is bedreigd, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. Bij medeplichtigheid aan een misdrijf wordt de straf met een derde verminderd, alsmede bij een poging tot het plegen van een misdrijf. Gelet op de richtlijnen zou een gevangenisstraf van ruim drieënhalf jaar daarom in het geval van verdachte passend zijn.
De rechtbank houdt echter in sterke mate rekening met de persoon van verdachte zoals die naar voren komt uit de rapporten van de reclassering. Met name haar verkeerde partnerkeuze en haar beïnvloedbaarheid hebben een grote rol gespeeld bij het plegen van de onderhavige delicten. Voorts heeft verdachte een kleinere rol gehad dan de medeverdachten die de overvallen daadwerkelijk hebben gepleegd. Een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest, zoals voorgesteld door de verdediging, acht de rechtbank – gelet op de ernst van de feiten – echter niet passend.
De rechtbank acht het wel noodzakelijk dat aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Dit dient als signaal en moet ertoe leiden dat verdachte zich bewust is van haar beïnvloedbaarheid, in het licht waarvan het van groot belang is dat zij in de toekomst niet opnieuw een verkeerde partnerkeuze maakt en in strafbaar gedrag kan vervallen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat de rechtbank - in tegenstelling tot de officier van justitie - niet tot een bewezenverklaring komt van het medeplegen van de drie ten laste gelegde overvallen, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht – alles afwegende - een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact en een behandelverplichting passend en geboden.
Opheffing schorsing voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen bij de uitspraak. De maatschappelijke belangen bij een onmiddellijke hervatting van de detentie van verdachte wegen naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang van verdachte om in vrijheid af te wachten totdat de rechterlijke uitspraak in haar zaak onherroepelijk is.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die op de beslaglijst staan vermeld. Deze beslaglijst zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht. De officier van justitie heeft gevorderd zoals op de beslaglijst achter elk goed is geschreven.
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen opmerkingen gemaakt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank beveelt de teruggave aan verdachte van de goederen met nummers 1 (USB-stick) en 3 (navigatiesysteem Tomtom).
De rechtbank verklaart verbeurd het goed met nummer 2, te weten de personenauto van het merk Peugeot (kenteken [kenteken]). Het betreft een voorwerp met behulp waarvan het strafbare feit is begaan of voorbereid.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen, omdat een medeplichtige aan een misdrijf niet kan worden geacht aansprakelijk te zijn voor het handelen van derden waar verdachte zelf geen invloed op heeft gehad.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat vorderingen van benadeelde partijen ook kunnen worden toegewezen indien sprake is van medeplichtigheid.
De rechtbank oordeelt op dit punt als volgt. Verdachte heeft deelgenomen aan het plegen van strafbare feiten. Zonder haar deelname zouden de overvallen niet mogelijk zijn geweest. Verdachte heeft derhalve onrechtmatig gehandeld jegens de slachtoffers welk handelen in causaal verband staat tot de schade. De opvatting dat een medeplichtige niet aansprakelijk kan zijn vindt geen steun in het recht (HR 9 oktober 2012, NJ 2012/595, r.o. 3.3). Indien verdachte van mening is dat zij een beperkter deel van de schade dient te dragen dan haar mededeelnemers aan de strafbare feiten kan zij in een afzonderlijke civiele procedure jegens haar mededeelnemers vergoeding vragen van het door haar gesteld te veel betaalde deel (art. 6:12 Burgerlijk Wetboek).
10.1
Vorderingen benadeelde partij ten aanzien van feit 1
[naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam]
Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 877,50, bestaande uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 377,50 (driehonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit het startbedrag van de kassalade en het uittreksel uit de Kamer van Koophandel. Voormeld bedrag bestaat derhalve uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde 1]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 750-, bestaande uit immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 1], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 2]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 904,48, bestaande uit € 154,48 materiële schade en € 750,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 2], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 850,-(achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 750,- aan immateriële schade en € 100,- aan materiële schade (contant geld uit portemonnee). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.2
Vorderingen benadeelde partij ten aanzien van feit 2
[naam]/Cafetaria [naam]
/Cafetaria [naam] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 302,50, bestaande uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [naam]/Cafetaria [naam], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 302,50 (driehonderdtwee euro en tweeënvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit de sauspomp en behuizing. Voormeld bedrag bestaat derhalve uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 3]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.292,10, bestaande uit € 207,10 materiële schade en € 1.085 immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 3], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.264,86 (duizend tweehonderdvierenzestig euro en zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande € 179,86 materiële schade (het bedrag vanwege vijf dagen niet kunnen werken) en € 1.085,- immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[getuige]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.135,33, bestaande uit € 50,33 materiële schade en € 1.085,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [getuige], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.108,09 (duizend honderdacht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit € 23,09 materiële schade (reiskosten) en € 1.085,- immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.3
Vorderingen benadeelde partij ten aanzien van feit 3
[benadeelde 6]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.545,-, bestaande uit immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 6], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.545,- (duizend vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 5]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.712,30, bestaande uit € 167,30 materiële schade en € 1.545,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 5], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.712,30 (duizend zevenhonderdtwaalf euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit € 25,49 materiële schade (reiskosten en kosten ‘inleren’ autosleutel) en € 1.545,- immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 7]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.545,-, bestaande uit immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 5], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.545,- (duizend vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 48, 49, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 50 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
medeplichtigheid aan
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
8 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na haar veroordeling binnen vijf dagen meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Vervolgens moet zij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt.
5. wordt verplicht zich ambulant te laten behandelen bij de forensische polikliniek De Waag of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
6. geen contact heeft, direct of indirect, met de medeverdachten in deze zaak, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van het beslag
- Verklaart verbeurd:
1
STK Personenauto [kenteken], Peugeot 106.
- Gelast de teruggave aan verdachte van:
1
STK Usb-stick Kl: zwart, Dank Elec 4 GB;
1
STK Navigatiesysteem, Tomtom One in hoesje.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam]
Wijst de vordering van [naam] Horeca BV: handelssnaam: Grand Café [naam] toe tot een bedrag van € 377,50 (zegge driehonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam], € 377,50 (zegge driehonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering van [benadeelde 1] geheel toe tot een bedrag van € 750,- (zegge zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1], € 750,- (zegge zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 15 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 850,- (zegge achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2], € 850,- (zegge achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 17 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [naam]/Cafetaria [naam]
Wijst de vordering van [naam]/Cafetaria [naam] geheel toe tot een bedrag van € 302,50 (zegge driehonderdtwee euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam]/Cafetaria [naam] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam]/Cafetaria [naam], € 302,50 (zegge driehonderdtwee euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 1.264,86 (zegge duizend tweehonderdvierenzestig euro en zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3], € 1.264,86 (zegge duizend tweehonderdvierenzestig euro zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 22 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [getuige]
Wijst de vordering van [getuige] toe tot een bedrag van € 1.108,09 (zegge duizend honderdacht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [getuige] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [getuige], € 1.108,09 (zegge duizend honderdacht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 21 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot € 1.545,- (zegge duizend vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 6] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6], aan de Staat € 1.545,- (zegge duizend vijfhonderdvijfenveertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst de vordering van [benadeelde 5] toe tot € 1.712,30 (zegge duizend zevenhonderdtwaalf euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 5] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5], aan de Staat € 1.712,30 (zegge duizend zevenhonderdtwaalf euro en dertig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 27 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst de vordering van [benadeelde 7] toe tot € 1.545,- (zegge duizend vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 7] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 7], aan de Staat € 1.545,- (zegge duizend vijfhonderdvijfenveertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. C.A.M. van Straalen en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
zij op of omstreeks 22 september 2013 te Soest, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een
of meer (mobiele) telefoon(s) en/of een of meer pinpas(sen) (met bijbehorende
pincode(s)) en/of 470 euro, althans een geldbedrag en/of een sporttas (met
inhoud, te weten een handdoek en/of een hoeveelheid toiletspullen en/of een
of meer sleutel(s)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Cafe
"[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of
[benadeelde 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een of meer
(mobiele) telefoon(s) en/of een of meer pinpas(sen) (met bijbehorende
pincode(s)) en/of 470 euro, althans een geldbedrag en/of een sporttas (met
inhoud, te weten een handdoek en/of een hoeveelheid toiletspullen en/of een of
meer sleutel(s)), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Cafe
"[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /
of haar mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij,
verdachte en/of haar mededader(s) (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] gericht
heeft/hebben (gehouden) en/of
-(hierbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "money, geld" en/of "op de grond"
en/of "on the floor" en/of "doe het muntgeld in een tas" en/of "je hebt meer"
en/of "geef je pinpas en ik moet een goede pincode hebben" en/of "geef de
goede pincode of heb je liever een kogel in je lijf" en/of "ga liggen, ga
liggen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 22 september 2013
te Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een
of meer (mobiele) telefoon(s) en/of een of meer pinpas(sen) (met bijbehorende
pincode(s)) en/of 470 euro, althans een geldbedrag en/of een sporttas (met
inhoud, te weten een handdoek en/of een hoeveelheid toiletspullen en/of een
of meer sleutel(s)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Cafe
"[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3] en/of
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 4],
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of
[benadeelde 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een of meer
(mobiele) telefoon(s) en/of een of meer pinpas(sen) (met bijbehorende
pincode(s)) en/of 470 euro, althans een geldbedrag en/of een sporttas (met
inhoud, te weten een handdoek en/of een hoeveelheid toiletspullen en/of een of
meer sleutel(s)), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Cafe
"[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4],
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 4]
(meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] gericht
heeft/hebben (gehouden) en/of
-(hierbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "money, geld" en/of "op de grond"
en/of "on the floor" en/of "doe het muntgeld in een tas" en/of "je hebt meer"
en/of "geef je pinpas en ik moet een goede pincode hebben" en/of "geef de
goede pincode of heb je liever een kogel in je lijf" en/of "ga liggen, ga
liggen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 22 september 2013 te Soest, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door
-voorafgaand aan de overval (de taakverdeling bij) die, althans een overval
(voor) te bespreken
en/of te bedenken en/of (vervolgens) in Soest rond te rijden op zoek naar een
gelegenheid die nog open was en/of
-gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en/of
-de auto waarin zij, verdachte, zich bevond te parkeren in de (directe)
nabijheid van Grand Cafe "[naam]" en/of
-gedurende enige tijd in de (directe) nabijheid van Grand Cafe "[naam]"
te staan wachten (op die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 4]) (met als
doel de vlucht mogelijk te maken voor die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 1] en/of die
[medeverdachte 4]);
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 48 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
zij op of omstreeks 23 september 2013 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of
snackbar "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s),
en/of welke poging diefstal in vereniging werd voorafgegaan en / of vergezeld
en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] en/of
[benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] te dwingen
tot de afgifte van goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of snackbar "[naam]", in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt
heeft / hebben gehandeld: zijnde en/of hebbende zij, verdachte, en/of (één of
meer van) haar mededader(s)
-voornoemde snackbar betreden en/of
-"naar achteren" en/of "liggen, liggen, kassa, kassa", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking geroepen naar die [benadeelde 3] en/of een of meer
klant(en) van voornoemde snackbar en/of
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 3] gericht (gehouden),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 23 september 2013 te Vianen, althans
in het arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of
snackbar "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan
die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4]
en/of welke poging diefstal in vereniging werd voorafgegaan en / of vergezeld
en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] en/of
[benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] te dwingen
tot de afgifte van goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of snackbar "[naam]", in elk geval aan een
ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt
heeft/hebben gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4]
-voornoemde snackbar betreden en/of
-"naar achteren" en/of "liggen, liggen, kassa, kassa", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking geroepen naar die [benadeelde 3] en/of een of meer
klant(en) van voornoemde snackbar en/of
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 3] gericht (gehouden),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 23 september 2013 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander (te weten [medeverdachte 2]) of anderen,
althans alleen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door
-voorafgaand aan de overval (de taakverdeling bij) die, althans een overval
(voor) te bespreken
en/of te bedenken en/of
-gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en/of
-de auto waarin die [medeverdachte 2] en/of zij, verdachte, zich bevond(en) te parkeren
in de (directe) nabijheid van snackbar "[naam]" en/of
-gedurende enige tijd in de (directe) nabijheid van snackbar "[naam]"
te staan wachten (op die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4]) (met als doel de vlucht
mogelijk te maken voor die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of die [medeverdachte 2]);
art 48 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
zij op of omstreeks 23 september 2013 te Hoevelaken, althans in het
arrondissement Oost-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een
portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6]
en/of [benadeelde 7],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 5] en/of
[benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
een portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar,
verdachte, en/of haar mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij,
verdachte en/of haar mededader(s) (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 5] en/of die [benadeelde 6] en/of die
[benadeelde 7] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of voornoemd wapen heeft/hebben
doorgeladen (terwijl dit op die [benadeelde 7] gericht werd (gehouden)) en/of
-(hierbij) (tegen die [benadeelde 6]) heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld, ik
moet het geld hebben, al het geld" en/of (tegen die [benadeelde 5])
heeft/hebben geroepen/gezegd: "ga op je knieën zitten" en/of "Geef mij je
portemonnee en je sleutels ook",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 23 september 2013 te Hoevelaken,
althans in het arrondissement Oost-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een
portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4],
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6]
en/of [benadeelde 7],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 5] en/of
[benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
een portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3]
en/of die [medeverdachte 4],
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 5] en/of die [benadeelde 6] en/of die
[benadeelde 7] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of voornoemd wapen heeft/hebben
doorgeladen (terwijl dit op die [benadeelde 7] gericht werd (gehouden)) en/of
-(hierbij) (tegen die [benadeelde 6]) heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld, ik
moet het geld hebben, al het geld" en/of (tegen die [benadeelde 5])
heeft/hebben geroepen/gezegd: "ga op je knieën zitten" en/of "Geef mij je
portemonnee en je sleutels ook",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 23 september 2013 te Hoevelaken, althans in het
arrondissement Oost-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander (te weten [medeverdachte 2]) of anderen,
althans alleen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door
-voorafgaand aan de overval (de taakverdeling bij) die, althans een overval
(voor) te bespreken
en/of te bedenken en/of
-gezamenlijk naar de plaats delict te rijden en/of
-de auto waarin die [medeverdachte 2] en/of zij, verdachte, zich bevond(en) te parkeren
in de (directe) nabijheid van het tankstation "Gulf" en/of
-gedurende enige tijd in de (directe) nabijheid van tankstation "Gulf" te
staan wachten (op die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4]) (met als doel de vlucht mogelijk
te maken voor die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of die [medeverdachte 2]);
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
zij op of omstreeks 25 februari 2014 te [woonplaats], althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
voorhanden heeft/hebben gehad
- 25 scherpe patronen, kaliber .25 auto (6,35 mm) en/of
- 50 scherpe patronen, kaliber 7,65 mm,
in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie
III;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 1405011515 (onderzoek 093GRAND/096SMUL) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], d.d. 23 september 2013, p. 28-31.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1], d.d. 22 september 2013, p. 32-34.
4.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3], d.d. 24 september 2013, p. 294-296.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], d.d. 23 september 2013, p. 297-298.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], d.d. 7 april 2014, p. 859.
8.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een afzonderlijk proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van verdachte [verdachte], d.d. 29 september 2014, p. 1-4.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6], d.d. 26 september 2013, p. 253.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6], d.d. 26 september 2013, p. 254.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5], d.d. 24 september 2013, p. 259.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5], d.d. 24 september 2013, p. 260.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7], d.d. 24 september 2013, p. 269.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7], d.d. 24 september 2013, p. 270.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 oktober 2013, p. 275.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 oktober 2013, p. 276.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 oktober 2013, p. 275.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], d.d. 27 november 2013, p. 806.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], d.d. 27 november 2013, p. 807.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], d.d. 7 februari 2014, p. 851.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], d.d. 26 februari 2014, p. 977.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten een afzonderlijk proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van getuige [verdachte], d.d. 29 september 2014, p. 3.
24.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, d.d. 27 februari 2014, p. 1957.
25.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, d.d. 27 februari 2014, p. 1958.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 maart 2014, p. 759.
27.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015.