Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.de maatschap [gedaagde sub 1] Advocaten,
[gedaagde sub 2] , lid gedaagde sub 1,
[gedaagde sub 3] , lid van gedaagde sub 1,
[gedaagde sub 4] , lid van gedaagde sub 1,
[gedaagde sub 5] , lid van gedaagde sub 1,
6.de naamloze vennootschap VvAA Schadeverzekeringen N.V.,
Coöperatieve Huisartsendienst Noord-Brabant Noordoost U.A., handelend onder de naam
Huisartsenpost HOV,
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
NJ1998, 257). Bij het voorgaande komt dat [eiser] niet is ingegaan op het door [gedaagden] gevoerde verweer dat allerminst zeker was dat [eiser] daadwerkelijk kosten zou hebben willen maken om een advocaat grieven te laten formuleren, het hoger beroep door te zetten en op de stelling dat het niet onaannemelijk was dat [eiser] het hoger beroep alsnog zou hebben ingetrokken. [eiser] wilde immers, zo voert [gedaagden] onweersproken aan, de appeltermijn veiligstellen en de tijd die voorhanden was door op langere termijn te dagvaarden, gebruiken om een minnelijke regeling te beproeven. Voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eiser] jegens [gedaagden] , als onvoldoende onderbouwd, zullen worden afgewezen. Of [eiser] de maatschap en al haar maten of alleen mr. Van Beek diende te dagvaarden behoeft vanwege het voorgaande geen bespreking.