ECLI:NL:RBMNE:2015:4389

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
4042734 AE VERZ 15-46
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontbindingsverzoek arbeidsongeschikte werkneemster door gebrek aan bijzondere omstandigheden en onvoldoende bedrijfseconomische noodzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2015 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van de Stichting Larikslaan2, die de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werkneemster wilde ontbinden. De werkneemster, die sinds 11 november 2014 arbeidsongeschikt was, had gesolliciteerd naar een andere functie binnen de organisatie, maar kreeg geen kans om deel te nemen aan de sollicitatieprocedure omdat zij tijdelijk niet beschikbaar was. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden, ondanks het opzegverbod tijdens ziekte. De rechtbank concludeerde dat de bedrijfseconomische noodzaak voor het ontbindingsverzoek niet aannemelijk was gemaakt en dat de werkgever niet had voldaan aan zijn zorgplicht ten opzichte van de zieke werknemer. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af en veroordeelde de werkgever in de proceskosten van de werkneemster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 4042734 AE VERZ 15-46 MS/1270
Beschikking van 16 juni 2015
inzake
de stichting
Stichting Larikslaan2,
gevestigd te Leusden,
verder ook te noemen Larikslaan2,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S.N. Meijers,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerster],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. P.A. de Koningh.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift d.d. 14 april 2015;
  • het verweerschrift;
  • de mondelinge behandeling van 1 juni 2015, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt die aan het dossier zijn toegevoegd;
  • de pleitnota van Larikslaan2.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerster], geboren op [1953], is op 1 februari 2008 in dienst van de Stichting voor Welzijn Ouderen te Leusden (hierna: Welzijn Leusden) getreden. [verweerster] was laatstelijk werkzaam in de functie van secretaresse op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 24 uur per week. Het laatstgenoten bruto maandloon bedraagt € 1.939,43 exclusief 8% vakantiebijslag.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening van toepassing.
2.3.
De gemeente Leusden heeft Welzijn Leusden en Larikslaan2 in december 2013 de opdracht gegeven om te komen tot een gezamenlijk uitvoeringsplan 2015 en heeft in dat kader een aantal bezuinigingen doorgevoerd. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat beide stichtingen na een reorganisatie met ingang van 1 april 2015 zijn samengegaan onder de naam Larikslaan2, waarbij Larikslaan2 taken en werknemers van Welzijn Leusden, waaronder [verweerster], heeft overgenomen.
2.4.
De functie van [verweerster] is als gevolg van deze reorganisatie vervallen verklaard. [verweerster] is sinds 11 november 2014 arbeidsongeschikt.
2.5.
De directeur van Larikslaan 2, [A] (hierna: [A]), heeft [verweerster] op 13 maart 2015 laten weten dat zij boventallig was, maar dat zij nog zou kunnen solliciteren op de functie van administratief medewerker.
2.6.
[verweerster] heeft op 19 maart 2015 op deze functie gesolliciteerd. Larikslaan2 heeft haar vervolgens bij e-mail van dezelfde dag uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek op 25 maart 2015 om haar geschiktheid te beoordelen.
2.7.
[verweerster] heeft Larikslaan2 bij e-mail van 20 maart 2015 meegedeeld dat een gesprek op korte termijn niet mogelijk was, omdat zij vanaf 22 maart voor een periode van naar verwachting vier weken alleen in de weekenden thuis zou zijn.
2.8.
Larikslaan2 heeft niet afgewacht tot [verweerster] weer beschikbaar was voor een sollicitatiegesprek en heeft de gesprekken met de andere kandidaten gevoerd. De keuze is uiteindelijk gevallen op een collega van [verweerster], mevrouw [B] (hierna: [B]).
2.9.
Larikslaan2 heeft [verweerster] vervolgens bij brief van 26 maart 2015 meegedeeld dat zij naar aanleiding van de gevoerde gesprekken een kandidaat heeft geselecteerd die aan het gestelde functieprofiel voldoet. Larikslaan2 heeft toegelicht dat zij, uitgaande van gelijke geschiktheid, het afspiegelingsbeginsel heeft toegepast. Op basis van dit afspiegelingsbeginsel is vastgesteld dat de andere kandidaat een langer dienstverband heeft dan [verweerster]. Zij is daarom in de functie geplaatst.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Larikslaan2 verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden. Zij voert daartoe aan dat er sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie, als gevolg waarvan de arbeidsplaats van [verweerster] is komen te vervallen. Er is geen mogelijkheid om [verweerster] te herplaatsen in de nieuwe organisatie. Larikslaan2 heeft ten aanzien van de reorganisatie een sociaal plan opgesteld, ter zake waarvan zij overleg heeft gevoerd met de gezamenlijke Personeelsvertegenwoordiging van de beide stichtingen. Op basis van dit sociaal plan en artikel 11.6 van de toepasselijke CAO kan aan [verweerster] een gekapitaliseerde vergoeding van € 15.709,38 bruto worden toegekend. Larikslaan2 stelt dat de verzochte ontbinding geen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] en dat het opzegverbod tijdens ziekte daarom niet geldt.
3.2.
[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna
- voor zover van belang - zal worden ingegaan. [verweerster] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van € 78.967,-- bruto.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerster] sinds 11 november 2014 arbeidsongeschikt is.
4.2.
Op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient de kantonrechter zich ervan te vergewissen of het ontbindingsverzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod en geldt in beginsel dat het verzoek bij een geconstateerd verband door de kantonrechter zal worden afgewezen, tenzij zich andere bijzondere omstandigheden voordien die een gewichtige reden voor ontbinding vormen. Deze reflexwerking van het opzegverbod geldt zowel voor een ontbindingsverzoek dat "wegens ziekte" wordt ingediend, als voor een ontbindingsverzoek dat "tijdens ziekte" wordt ingediend.
4.3.
De kantonrechter van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat in dit geval geen sprake is van een ontbindingsverzoek dat wegens de ziekte van [verweerster] is ingediend, maar dat wel vaststaat dat sprake is van een verzoek tot ontbinding tijdens ziekte. Het ontbindingsverzoek kan om die reden slechts voor toewijzing in aanmerking komen indien zich bijzondere omstandigheden voordoen die ondanks het opzegverbod ontbinding rechtvaardigen. Een reorganisatie op grond van bedrijfseconomische omstandigheden waarbij de zieke werknemer voor ontslag in aanmerking komt op grond van het afspiegelingsbeginsel, zonder dat er een verband is tussen de ziekte en de ontslaggrond, kan in beginsel een dergelijke bijzondere omstandigheid opleveren. Gezien het risico dat een zieke werknemer als gevolg van het ontslag in zijn re-integratiemogelijkheden wordt beperkt, is er voor de kantonrechter echter wel aanleiding om terughoudend te zijn om een dergelijk verzoek toe te wijzen.
4.4.
Allereerst wordt opgemerkt dat vooralsnog niet vastgesteld kan worden of de functie van [verweerster] terecht vervallen is verklaard. Hierbij kunnen de nodige vraagtekens worden geplaatst, nu Larikslaan2 ten aanzien van de door haar gestelde bedrijfseconomische noodzaak voor het ontbindingsverzoek heeft verwezen naar haar slechte financiële situatie, maar onvoldoende gegevens heeft verstrekt om deze financiële situatie deugdelijk te onderbouwen. Het had in dit geval op de weg van Larikslaan2 gelegen om voor deze onderbouwing aansluiting te zoeken bij de vereisten die de Beleidsregels Ontslagtaak UWV stellen met betrekking tot de aanvraag van een ontslagvergunning op bedrijfseconomische gronden en concreet feiten en omstandigheden te benoemen waaruit de bedrijfseconomische noodzaak blijkt, onder verwijzing naar specifieke posten/passages in meegestuurde cijfermatige rapportages, en om een concrete onderbouwing te geven van het minimaal te bezuinigen bedrag op personeelskosten. Larikslaan2 heeft dit echter nagelaten. Zij heeft volstaan met het overleggen van brieven van de gemeente Leusden, een motie van de gemeenteraad met betrekking tot Larikslaan2 en een overzicht van de verdeling van de verstrekte subsidie. Deze stukken bevatten echter te weinig concrete financiële gegevens om daaruit de bedrijfseconomische noodzaak voor het verval van de functie van [verweerster] af te kunnen leiden.
4.5.
Larikslaan2 heeft nog aangevoerd dat het ontbindingsverzoek niet is gegrond op bedrijfseconomische redenen maar op organisatorische veranderingen. Volgens Larikslaan2 hoeft zij om die reden geen financiële gegevens te verstreken maar hoeft zij alleen aannemelijk te maken dat zij terecht gebruik heeft gemaakt van haar beleidsvrijheid als ondernemer/werkgever om haar organisatie anders in te richten. De kantonrechter volgt Larikslaan2 hierin niet. Uit de door Larikslaan2 overgelegde stukken (met name de brieven van de gemeente Leusden) blijkt dat de organisatorische veranderingen zijn ingegeven door financiële motieven. Allereerst dient dáárvoor dus een gedegen onderbouwing te worden gegeven (vgl. Beleidsregels Ontslagtaak UWV Hst 7-4 sub c).
4.6.
Als Larikslaan2 de bedrijfseconomische noodzaak voor het ontbindingsverzoek al aannemelijk zou kunnen maken, dan geldt nog het volgende.
4.7.
[verweerster] heeft, nadat haar eigen functie vervallen was verklaard, op 19 maart 2015 gesolliciteerd op de vacature voor een administratief medewerkster. Tussen partijen is in geschil of dit een passende functie voor haar was. Zij zijn het er wel over eens, dat het in beginsel een geschikte functie was.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat Larikslaan2 [verweerster] ten onrechte geen volwaardige kans heeft gegeven om met de sollicitatieprocedure voor deze functie mee te doen. Larikslaan2 had de sollicitatiegesprekken voor deze vacature op 25 maart 2015 gepland. Naar aanleiding van de mededeling van [verweerster] bij e-mail van 20 maart 2015 dat een gesprek op korte termijn niet mogelijk was omdat zij vanaf 22 maart 2015 voor een periode van naar verwachting vier weken alleen in de weekenden thuis zou zijn, heeft Larikslaan2 verder afgezien van het houden van een sollicitatiegesprek met [verweerster]. Larikslaan2 heeft niet willen wachten tot [verweerster] wel weer beschikbaar was en heeft evenmin bij [verweerster] geïnformeerd of het niet mogelijk was het gesprek in een weekend te houden. [A], de directeur van Larikslaan2, heeft ter zitting verklaard dat het belangrijk was om de reorganisatie vóór 1 april 2015 af te ronden en dat zij de andere kandidaten niet te lang in onzekerheid wilde laten verkeren. Dit laat echter onverlet dat zij ten opzichte van een zieke werknemer als [verweerster] een bijzondere zorgplicht had. [A] heeft voorts gesteld dat zij er niet van op de hoogte was dat de afwezigheid van [verweerster] tijdens werkdagen verband hield met een opname in een instelling in verband met haar ziekte. Gezien de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] had zij hier echter redelijkerwijs rekening mee dienen te houden.
4.9.
Bovendien is niet gebleken dat Larikslaan2 zich op andere wijze heeft ingespannen om een goed beeld te krijgen van de geschiktheid van [verweerster] voor de nieuwe functie. Larikslaan2 heeft ter zitting toegelicht dat zich in het personeelsdossier van [verweerster] slechts één beoordeling bevond van enkele jaren geleden en dat nadien geen beoordelingen meer hadden plaatsgevonden. Dit dient echter voor risico van Larikslaan2 als (overnemende) werkgever van [verweerster] te komen. Evenmin is gebleken dat Larikslaan2 pogingen heeft gedaan om de voormalige leidinggevenden van [verweerster] te benaderen om informatie te krijgen over de verwachte geschiktheid van [verweerster] voor de functie.
4.10.
Larikslaan2 heeft ter zitting gesteld dat [B] het meest geschikt was voor de nieuwe functie. De kantonrechter is echter van oordeel dat dit, gelet op het uitgebreide verweer dat [verweerster] op dit punt heeft gevoerd, vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden. Larikslaan2 is blijkens haar brief van 26 maart 2015 ook uitgegaan van een gelijke geschiktheid van de kandidaten en heeft met toepassing van het afspiegelingsbeginsel voor [B] gekozen. Larikslaan2 heeft nadien toegelicht dat [B] reeds sinds 1 januari 2004 en derhalve langer dan [verweerster] in dienst is. [verweerster] heeft gesteld dat [B] formeel pas sinds 1 januari 2008 in dienst is, aangezien zij oorspronkelijk in dienst was bij de gemeente Leusden maar haar dienstjaren bij indiensttreding bij Larikslaan2 niet heeft “meegenomen”. Dit is door Larikslaan2 niet betwist. Gelet hierop moet worden aangenomen dat [verweerster] en [B] even lang in dienst zijn en is onvoldoende aannemelijk geworden dat op grond van het afspiegelingsbeginsel de keuze op [B] diende te vallen.
4.11.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de verzochte ontbinding dient te worden afgewezen. Larikslaan2 heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die ondanks het opzegverbod meebrengen dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dient te eindigen.
4.12.
Larikslaan2 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerster] worden begroot op: € 400,-- voor salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 200,--).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt Larikslaan2 in de proceskosten aan de zijde van [verweerster], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2015.