ECLI:NL:RBMNE:2015:435

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
16/700137-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere gewapende overvallen en drugshandel

Op 29 januari 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland een man veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor zijn betrokkenheid bij meerdere gewapende overvallen en drugshandel. De verdachte was betrokken bij een gewapende overval op een Grand Café in Soest op 22 september 2013, waarbij hij samen met anderen mobiele telefoons, pinpassen en geld heeft gestolen. Tijdens deze overval werden de slachtoffers bedreigd met vuurwapens. De verdachte was ook betrokken bij een poging tot overval op een snackbar in Vianen op 23 september 2013, die niet succesvol was, en een overval op een tankstation in Hoevelaken op dezelfde dag, waarbij ook geweld werd gebruikt. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en cocaïne, en voor het verkopen van deze drugs in de periode van 1 september 2013 tot en met 18 februari 2014. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn daden, een ernstige schending van de rechtsorde heeft begaan en dat zijn handelen heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die zes jaar gevangenisstraf had geëist, gevolgd. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en ontkende de feiten, ondanks de overtuigende bewijsmiddelen die tegen hem waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700137-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 januari 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats](Rwanda) op [1988],
thans verblijvende te PI Nieuwegein, Huis van Bewaring te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2014, 30 juni 2014, 25 september 2014, 25 november 2014, 14 januari 2015 en 15 januari 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. V.J.P. Tuma, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 22 september 2013 te Soest samen met anderen door geweld en/of bedreiging met geweld mobiele telefoons, pinpassen (met bijbehorende pincodes), 470 euro en/of een sporttas (met inhoud) heeft weggenomen van [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Café [naam]
en/of
samen met anderen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft afgeperst;
Ten aanzien van feit 2:
op 23 september 2013 te Vianen samen met anderen heeft geprobeerd door geweld en bedreiging met geweld goederen en/of geld weg te nemen van [benadeelde 3], [benadeelde 4] en/of snackbar “[naam]”
en/of
samen met anderen heeft geprobeerd [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] af te persen;
Ten aanzien van feit 3:
op 23 september 2013 te Hoevelaken samen met anderen door geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 5], [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] een portemonnee, sleutels en/of een telefoon heeft weggenomen van [benadeelde 5]
en/of
samen met anderen [benadeelde 5], [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] heeft afgeperst;
Ten aanzien van feit 4:
op 18 februari 2014 te Amersfoort opzettelijk ongeveer 2,59 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
Ten aanzien van feit 5:
in de periode van 1 september 2013 tot en met 18 februari 2014 te Amersfoort opzettelijk cocaïne en/of amfetamine heeft verkocht/afgeleverd/verstrekt/vervoerd;
Ten aanzien van feit 6:
in de periode van 1 september 2013 tot en met 18 februari 2014 te Amersfoort opzettelijk hashish en/of hennep heeft verkocht/afgeleverd/verstrekt/vervoerd;
Ten aanzien van feit 7:
op 19 september 2013 te [woonplaats] een woninginbraak heeft gepleegd, waarbij sieraden, een laptop, een iPad en/of een hoeveelheid (nep) (vuur)wapens zijn gestolen van [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9]

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 5 en feit 7 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 6 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd verdachte hiervan vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 3, 6 en 7 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en heeft verzocht verdachte hiervan vrij te spreken. Hiertoe heeft de raadsman verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken, en daarbij enkel ingaan op die standpunten die deugdelijk zijn onderbouwd en zijn voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 5 met betrekking tot de cocaïne wettig en overtuigend bewezen kan worden, zij het slechts voor een periode van twee weken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 6
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 september 2013 tot en met 18 februari 2014 schuldig heeft gemaakt aan het dealen in hennep en hashish. Hoewel in telefoongesprekken die van de telefoons van verdachte zijn getapt termen worden gebezigd die op deze verdovende middelen lijken te duiden, zoals ‘jonko’s’ en ‘gras’, blijkt noch uit de taps, noch uit overige bewijsmiddelen in het dossier dat het daadwerkelijk tot een verkoop is gekomen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 6 ten laste gelegde.
4.3.2
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
De overval
Uit het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik ben mede-eigenaar van Grand Café [naam]te Soest. Op 22 september 2013 omstreeks 01:50 uur bevond ik mij in het café. Nadat ik de kas had opgemaakt zat er nog ongeveer 370 euro in de kassa. [2] Toen ik mij omdraaide zag ik twee negroïde mannen achter mij staan. Ik zag gelijk dat een van deze mannen een pistool vasthield. Ik zag dat de loop van het pistool in onze richting wees. Ik hoorde dat deze man “Money, geld” riep. Dader 2 liep vervolgens op mij af. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat zij geld wilden hebben. Terwijl hij dit zei had hij het wapen op ons gericht. Ik hoorde dat hij tegen [benadeelde 1] zei “op de grond”. Dader 1 zei: “we moeten geld hebben, we moeten geld hebben”. Ik liep vervolgens naar de kassa en maakte de kassa open. Vervolgens zei dader 1: “doe het muntgeld in een tas”. [3]
Ik zag dat dader 1 een vuilniszak pakte. In deze plastic zak heb ik het muntgeld gegooid. Dader 1 vroeg mij ook om mijn portemonnee. Ik hoorde dat dader 1 tegen mij zei: “je hebt meer”. Ik pakte mijn portemonnee uit mijn broekzak en haalde het papiergeld eruit. Vervolgens zei dader 1: “geef je pinpas en ik moet een goede pincode hebben”. Volgens mij was dat het moment dat dader 1 het pistool op mij gericht hield. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “geef je goede pincode of heb je liever een …. in je lijf.” Ik zag dat de man dus het pistool weer liet zien. Ik gaf hem mijn ING, ABN en Rabopas. Ik schreef vervolgens de pincode van de ING pas op een papiertje. Nadat ik de pincode had opgeschreven zei dader 1 tegen mij ga liggen, ga liggen. Dader 1 vroeg om mijn telefoons. [4]
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 21 september 2013 heb ik gewerkt bij [naam], samen met [benadeelde 2]. Ik ging rond 02:10 uur, dit was 22 september 2013, naar buiten bij de hoofdingang. Ik zag dat drie negroïde mannen op ons af kwamen lopen. De man met een wit t-shirt vroeg aan ons of de discotheek nog open was. Ik ben toen naar binnen gelopen. [5]
Nadat wij enkele minuten aan de bar zaten, zag ik iemand zijn hoofd om de muur steken. Ik zag dat dit hoofd bedekt was met een ‘Arafat’ doek. Ik zag dat hij een zwarte jas aan had, met witte mouwen. Ik herkende deze man als een van de mannen die even daarvoor buiten langs gelopen was en die vroeg naar de discotheek. Ik zag ook dat deze man in zijn hand een vuurwapen had. Ik zag dat achter deze man de man met het witte t-shirt aan kwam lopen. Ik herkende deze man als een van de drie die eerder langs gelopen waren. De man met de sjaal kwam op mij af lopen. Ik zag dat de man met het witte t-shirt naar mijn collega [benadeelde 2] toeliep. Ik hoorde de man met de sjaal tegen mij zeggen: “on the floor”. Ik ging op de vloer liggen. De man met de sjaal heeft mijn iphone uit mijn broekzak gehaald. Ik hoorde de man in het witte t-shirt aan [benadeelde 2] vragen of er nog meer geld was. De man wilde de pinpas van [benadeelde 2] hebben, met de pincode. Ik had deze avond een sporttas bij me. In deze tas zat een handdoek, toiletspullen en een sleutelbos. Ik zag dat de mannen het geld in deze tas deden. Ik zag dat de man met het witte t-shirt mijn sporttas meenam. Omdat de overvallers onze iphones mee hadden genomen konden we niet 112 bellen. [6]
De verklaringen van de medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik wil u vertellen over de overval op een restaurant in Soest. We waren met zijn vieren. Wij zagen dat dit restaurant nog geopend was. We hebben eerst een gesprekje met die mensen gehad en zijn toen doorgelopen. Ongeveer 15/30 minuten later zijn we terug gegaan. Wij zijn toen naar binnen gelopen. Voordat wij naar binnen gingen werden er geen afspraken gemaakt. Dit ging vanzelf. Een van ons bleef bij de deur staan en ik liep mee naar binnen. Ik zag toen twee mannen. Ik had een wapen in mijn handen, dit was een shotgun. De jongen bij de deur had een 9mm. Ik droeg die avond een wit t-shirt en een zwarte muts. Ik vroeg aan de man achter de bar waar de kluis was. Toen zag ik dat hij de kassa opendeed en wat daarin lag gaf hij aan mij, samen met drie pinpassen. [7] U vraagt mij hoe ik aan de pincodes ben gekomen. Ik heb er 1 gekregen en die zette hij op een papiertje. [8] We hebben twee iPhones meegenomen. [medeverdachte 2] is degene die de sjaal voordoet. [verdachte] is de persoon met de capuchon. [9] [medeverdachte 2] is [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]). [10] U vraagt mij op welk moment de wapens in de auto kwamen. Die lagen al in de auto van mevrouw [medeverdachte 3]. U vraagt met welke bedoeling ze in de auto lagen. Om iets mee te doen. [11]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U vraagt op welk moment het idee ontstond om iets in Soest te gaan doen. Het idee was er thuis, bij [A] al, maar ze zouden eerst gaan kijken. Toen we er waren gingen ze het meteen doen. [12] U vraagt naar wat er in de auto besproken werd over wat men ging doen. Eerst werd er gezegd, we gaan kijken. Toen kwamen ze terug en zeiden, we gaan over een kwartier naar binnen. U vraagt mij op welk moment er wapens in mijn auto zijn beland. Vanaf dat we thuis, bij [A], wegreden. U vraagt of er daarvoor gesproken is over het meenemen van wapens. Ja. [13] [medeverdachte 1] had een wapen bij zich en [verdachte] ook. Die lange zat in de tas, die korte heeft [verdachte] bij zich gehouden. Ik zag dat [verdachte] het wapen onder zijn trui had, dit was buiten. Nadat ze waren uitgestapt om te gaan kijken, waren ze na vijf minuten terug bij de auto. We hebben toen in de auto gezeten. [medeverdachte 1] ging toen uitleggen dat het nu rustig was en dat we naar binnen gingen. Ik denk dat ze toen een kwartier in de auto hebben gezeten. De jongens stapten weer uit. Volgens mij kwamen zij binnen 10 minuten weer aanrennen. [14]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Betreffende de overval wil ik het volgende verklaren. Ik was bij mijn vriendin [medeverdachte 3] thuis. Daar kwamen twee mannen. De ene is [verdachte] en de ander is [medeverdachte 1], zo noemen ze hen. Ze kwamen met een plan naar voren. [15] Ik weet nu dat [medeverdachte 1] heet. We stapten in de auto. We gingen naar Soest en reden daar rond. We gingen het café binnen en overvielen twee mensen die daar binnen waren. [16] Het klopt dat wij een aantal keren voor het café langs zijn gelopen. [medeverdachte 1] heeft inderdaad met mensen gesproken voor het café. [verdachte] en [medeverdachte 1] wilden het doen. [medeverdachte 1] had een wapen en liep naar de counter. We sommeerden beiden dat de twee personen in het café op de grond moesten gaan liggen. [medeverdachte 1] pakte het geld en stopte het in een tas. We namen ook twee iPhones mee. We hebben beiden een iPhone gepakt van de twee personen. Daarna zijn we weggegaan. [17] Ik heb dat wapen gekregen vlak voordat we het café binnen gingen. [verdachte] stond voor de deur. [verdachte] was de ogen en oren en samen met [medeverdachte 1] de bedenker van de overval. [verdachte] en [medeverdachte 1] zouden de volgende dag de twee iPhones verkopen. [18]
De verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
U, voorzitter, vraagt mij of mensen mij [verdachte], [verdachte] en [verdachte] noemen? Ja. Ik ken de medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]. Wij waren op zaterdagavond 21 september 2013 bij [A] thuis. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn nog langs geweest. [19]
4.3.3
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], op het punt waar hij verdachte aanwijst als één van de mededaders, onbetrouwbaar moet worden geacht. Verdachte ontkent bij de overval aanwezig te zijn geweest. De primaire reden van de onbetrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] is volgens de raadsman gelegen in het volgende. Verdachte is op de hoogte geraakt van de overval door een televisie uitzending van Bureau Hengeveld waarin de bewakingsbeelden van deze overval zijn getoond. Verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] hier vervolgens mee geconfronteerd en gezegd dat hij [medeverdachte 1] heeft herkend op deze bewakingsbeelden. Verdachte heeft tegenover [medeverdachte 1] gedreigd dat hij hiermee naar de politie zou gaan. Hierna is verdachte door [medeverdachte 1] bedreigd en fysiek mishandeld. Dat [medeverdachte 1] verdachte als dader heeft aangewezen heeft hij mogelijk gedaan uit vergelding voor het feit dat verdachte heeft gedreigd naar de politie te stappen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], op het punt waar hij verdachte aanwijst als één van de daders van de overval, op diverse punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Zo wordt de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteund door de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], die verdachte ook aanwijzen als één van de mededaders van de overval.
Ook wordt de verklaring van [medeverdachte 1] op andere onderdelen ondersteund namelijk door de telecomgegevens, waaruit blijkt dat de verklaring van [medeverdachte 1] met betrekking tot de geografische locaties wordt onderschreven door de mastgegevens. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat zij ([medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte]) eerst in de woning van [A] in Amersfoort bijeen zijn gekomen, hetgeen wordt ondersteund door het feit dat het telefoonnummer dat aan verdachte wordt toegeschreven op 21 september 2013 tussen 23:19 uur en 00:04 uur meerdere malen een mast aanstraalt gelegen aan de Zonnehof te Amersfoort. Ook het telefoonnummer dat aan medeverdachte [medeverdachte 3] wordt toegeschreven straalt tussen 20:00 uur en 20:42 uur en te 23:07 uur een mast aan gelegen aan de Zonnehof te Amersfoort. Tot slot straalt het telefoonnummer dat aan [medeverdachte 1] wordt toegeschreven te 19:37 en tussen 23:34 en 01:00 uur meerdere malen een mast aan gelegen aan de Zonnehof te Amersfoort. [20]
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat het toestel dat aan verdachte wordt toegeschreven op 22 september 2013 te 01:50 uur en 02:20 uur een mast te Soest aanstraalt. De overval vond plaats tussen 01:50 uur en 02:10 uur. [21] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit kan worden verklaard doordat hij zijn telefoon in de woning van [A] aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gegeven omdat [medeverdachte 1] geen telefoon had en de bel van de woning van [A] niet werkte. De rechtbank acht dit echter niet aannemelijk gelet op het feit dat het toestel dat aan medeverdachte [medeverdachte 1] wordt toegeschreven op 22 september 2013 te 02:07 uur ook een mast aanstraalt op ongeveer 1.100 meter afstand van de plaats delict in Soest. [22]
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 1]. De rechtbank verwerpt dit verweer derhalve.
Betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3], op het punt waar zij verdachte aanwijst als één van de mededaders, onbetrouwbaar moet worden geacht. Verdachte ontkent bij de overval aanwezig te zijn geweest. De verdediging heeft erop gewezen dat [medeverdachte 3] een relatie had met andere medeverdachten. Dat maakt het niet onaannemelijk dat een bepaalde loyaliteit ten grondslag heeft gelegen aan de verklaring van [medeverdachte 3], waardoor zij een motief heeft om belastend te verklaren over verdachte.
De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat medeverdachte [medeverdachte 3] een relatie had met een of meer medeverdachten en haar loyaliteit mogelijk eerder bij anderen ligt, haar verklaring niet onbetrouwbaar maakt. [medeverdachte 3] verklaart immers ook belastend over de medeverdachte waar zij op het moment van het afleggen van haar verklaring een relatie mee heeft. Voorts wordt de verklaring van [medeverdachte 3] ondersteund door de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. De rechtbank verwerpt dit verweer derhalve.
Alibi van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij niet bij de overval op Grand Café [naam] betrokken is geweest. Verdachte heeft daartoe aangevoerd dat hij op 22 september 2013 vanaf de namiddag tot en met de ochtend van 23 september 2013 heeft verbleven in de woning van [A]. Hij heeft daartoe gesteld dat hij op zondagen altijd voetbalt tot 17:00 uur en daarna naar de woning van [A] gaat en daar blijft. Daar is hij vervolgens van zondag op maandag blijven slapen. [A] is ter terechtzitting als getuige gehoord en heeft in lijn met het voorgaande verklaard dat verdachte op zondagen, na het voetballen, met hem mee naar huis gaat en daar dan blijft slapen.
De rechtbank gaat voorbij aan deze verklaring van verdachte. Het door de verdachte en de getuige geschetste alibi ziet immers op zondag overdag en de nacht van zondag op maandag, terwijl de overval in de nacht van zaterdag 21 september op zondag 22 september 2013 is gepleegd.
Medeplegen/medeplichtigheid
De verdediging heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank er vanuit gaat dat verdachte wel betrokken is geweest bij de overval, het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden. Op basis van het dossier kan immers enkel worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die bij de deur op de uitkijk heeft gestaan. Dit op de uitkijk staan is onvoldoende voor een bewezenverklaring van medeplegen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 16 december 2014 (HR 2014:3637) blijkt dat, wil er sprake zijn van medeplegen, uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, de daarvoor vereiste nauwe en bewuste samenwerking dienen te worden afgeleid. De verdediging stelt dat uit het dossier weinig tot geen aanknopingspunten kunnen worden afgeleid om op basis van deze factoren medeplegen te kunnen aannemen. Nu medeplichtigheid niet ten laste is gelegd heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt. Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen kan het volgende worden vastgesteld ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de overval op Grand Café [naam] in Soest op 22 september 2013. Verdachte is bij de voorbespreking van de overval in de woning van [A] aanwezig geweest. Medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat bij [A] thuis het idee reeds is ontstaan om een overval te gaan plegen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben beiden een wapen meegenomen in de auto van medeverdachte [medeverdachte 3]. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat hij pas vlak voordat zij het café binnengingen een wapen heeft gekregen.
Uit de verklaring van aangever [benadeelde 1] en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte, samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een voorverkenning bij Grand Café [naam] heeft uitgevoerd. Tijdens deze voorverkenning is met een aantal personeelsleden van het [naam] gesproken, waaronder het slachtoffer [benadeelde 1]. Vervolgens zijn verdachte en de medeverdachten terug gegaan naar de auto van [medeverdachte 3] en hebben daar met elkaar besproken dat zij de overval wilden gaan uitvoeren. Verdachte en de medeverdachten zijn vervolgens weer naar het grand café gelopen en zijn in het halletje naar binnen gegaan. Op de camerabeelden is te zien dat de drie verdachten in het halletje nog met elkaar spreken en dat vervolgens de medeverdachten de restaurantruimte binnen gaan en verdachte in het halletje op de uitkijk blijft staan. Daarnaast verklaart medeverdachte [medeverdachte 2] dat ‘[verdachte]’ (de rechtbank begrijpt uit de door verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting dat hij ook wel ‘[verdachte]’ wordt genoemd) en ‘[medeverdachte 1]’ de gestolen iPhones zouden verkopen. Verdachte had aldus zeggenschap over de buit, terwijl verdachte de iPhones zelf niet heeft gepakt van de slachtoffers.
De omstandigheid dat verdachte, na het gezamenlijk betreden van het pand, in het halletje van het grand café is blijven staan, duidt volgens de rechtbank, gelet op alle feiten en omstandigheden, veeleer op een rolverdeling waarbij deze rol toevallig op verdachte is gevallen. Dit blijkt ook uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] die verklaart dat er geen afspraken waren gemaakt voordat zij naar binnen gingen en dat dit vanzelf ging.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zowel voorafgaand aan de overval, als tijdens de overval, als na afloop van de overval een significante bijdrage heeft geleverd, zowel materieel als intellectueel. De samenwerking tussen de verdachten is daarmee dermate nauw en bewust geweest dat de rol van verdachte wordt gekwalificeerd als die van medepleger.
4.3.4
De feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 2
De overval
Aangever [benadeelde 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op maandag 23 september 2013 was ik aan het werk in snackbar [naam] te Vianen. [23]
Ik zag twee jongens de snackbar binnenkomen. Ik zag dat persoon 1 een lang zwart wapen in zijn handen had. Vlak achter hem stond een jongen met een capuchon over zijn hoofd. Ik hoorde dat persoon 1 tegen twee jongens aan een tafeltje riep: “naar achteren”. De man met de capuchon over zijn hoofd, persoon 2, kwam in mijn richting. Ik hoorde dat hij hard riep: “liggen, liggen” en daarna “kassa”. Ik ben dus op de grond gaan liggen en kroop richting de kassa. Ik zag dat [benadeelde 4], de eigenaar van de snackbar, de ruimte binnen kwam lopen. Ik zag persoon 1 de snackbar uitrennen. Ik zag dat persoon 2 daarna ook wegrende. Ik zag dat [benadeelde 4] terug kwam lopen met een lang vuurwapen in zijn hand. [24]
Getuige [benadeelde 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van snackbar [naam] te Vianen. Op 23 september 2013 omstreeks 19:00 uur hoorde ik herrie vanuit de snackbar. Op het moment dat ik de snackbar binnen kwam lopen zag ik dat [benadeelde 3] door een manspersoon onder schot werd gehouden. Ik zag dat hij op zijn knieën zat. Ik zag een negroïde man met een groot zwart wapen in zijn hand in mijn snackbar staan. Ik begon slaande bewegingen in de richting van deze jongen met het vuurwapen te maken. Ik zag dat de jongen in de richting van de deur liep en wegrende. Ik zag dat het wapen op de grond was gevallen. Ik zag dat de andere persoon die in de buurt van[benadeelde 3] was geweest ook wegrende door de voordeur. Ik zag dat deze jongen een klein zwart wapen in zijn hand had. [25]
De verklaringen van de medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
O: In jouw verklaring verklaar jij betrokken te zijn geweest bij een gewapende overval op een cafetaria. A: Dit was na de overval in Soest op 22 september 2012 (de rechtbank begrijpt: 2013). Ik ben zelf samen met een andere jongen naar binnen gegaan. [medeverdachte 3], [medeverdachte 4]en [verdachte] er ook bij. O: verdachte wordt foto’s getoond van twee personen buiten op [medeverdachte 1] en in de snackbar. V: Wie zijn deze personen? A: Ikzelf en [verdachte]. [26]
Ik liep naar binnen en schreeuwde “dit is een overval”. Ik had een wapen in mijn handen. [verdachte] had ook een wapen bij zich. Volgens mij was het een shotgun. Toen ik mijn wapen aan het richten was kwamen vanuit de deur zes grote kerels binnenlopen. Ik ben vervolgens gelijk naar buiten gelopen. Ik ben toen verder gerend naar de auto waar [medeverdachte 3] zat te wachten met [medeverdachte 4]. Op een gegeven moment kwam [verdachte] mij voorbij rennen en zijn we samen naar de auto gerend. [verdachte] had toen geen wapen meer in zijn handen. Die is hij waarschijnlijk in het cafetaria verloren. [27] We zouden binnen het geld pakken. [28]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik was in Vianen met die jongens. [29] [medeverdachte 1] en [verdachte] zaten toen bij mij in de auto. Ik heb de auto geparkeerd in een doodlopende [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] en [verdachte] zeiden dat ik daar moest wachten, ze kwamen terugrennen en riepen toen “weg, weg”. Ze zeiden dat het mislukt was. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden hun wapens vanuit Amersfoort meegenomen, dit waren dezelfde wapens als in Soest. [30]
De verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
U, voorzitter, vraagt mij of mensen mij [verdachte], [verdachte] en [verdachte] noemen? Ja. Ik ken de medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]. Wij waren op zaterdagavond 21 september 2013 bij [A] thuis. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn nog langs geweest. [31]
4.3.5
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 3
De overval
Aangeefster [benadeelde 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben medewerkster van benzinestation Gulf te Hoevelaken. Op 23 september 2013 stond er een overvaller voor mijn neus aan de andere kant van de counter. Ik zag dat die overvaller een pistool op mij richtte. Ik hoorde die overvaller tegen mij schreeuwen: “geld, geld, ik moet het geld hebben, al het geld”. [32] Ik zag en hoorde dat de klant op zijn knieën moest gaan zitten. Ik hoorde dat tegen de klant werd gezegd dat hij zijn geld en alles af moest geven. Er waren twee overvallers. [33]
Aangever [benadeelde 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 23 september 2013 ging ik naar tankstation Gulf in Hoevelaken. Ik hoorde achter mij in de shop geschreeuw. Ik hoorde een manspersoon schreeuwen dat hij geld wilde of dat de tas gevuld moest worden. [34] Op datzelfde moment voelde ik dat ik iets in mijn nek gedrukt kreeg aan de achterkant. De persoon die schreeuwde richtte zijn aandacht op de vrouw achter de balie. De andere persoon zei tegen mij dat ik op mijn knieën moest gaan zitten. Ook zei hij tegen mij: “Geef mij je portemonnee, sleutels en telefoon”. Ik gaf hem de spullen waar hij om had gevraagd. Daarna zijn de twee mannen naar buiten gerend en met mijn spullen er vandoor gegaan. [35]
Aangever [benadeelde 7] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Mijn vrouw werkt bij tankstation Gulf in Hoevelaken. Ik ging haar op 23 september 2013 ophalen. Ik keek door het raam en zag mijn vrouw achter de balie staan. Ik zag een man over de balie hangen. Ik zag dat hij een vuurwapen richtte op mijn vrouw. Ik zag dat de man wilde gebaren aan het maken was met het vuurwapen. Uit reactie sloeg ik keihard op het raam. [36] Ik zag dat de man met het vuurwapen naar buiten kwam rennen in mijn richting. Ik zag dat de man zijn vuurwapen op mijn lichaam richtte. Ik zag dat de man het vuurwapen wilde afvuren. Ik zag dit aan het samenspannen van zijn hand. Ik hoorde een klik maar er gebeurde niks. Hierna rende de man weg. [37]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van een overval op 23 september 2013 op het Gulf tankstation te Hoevelaken heb ik de veiliggestelde camerabeelden bekeken. [38]
Camera 4: De Gulfmedewerkster zakt door haar benen en gaat op haar knieën zitten zodra de daders binnen komen. Zij opent de kassa. Zij pakt de tas van de grond. Vervolgens klopt er iemand op de buitenkant van de ramen. De daders vluchten hierdoor weg.
Camera 3: dader 1 gooit de tas achter de balie van de tankshop, wijst en drukt met het op een vuurwapen lijkend voorwerp in de richting van de Gulfmedewerkster. Hij richt zijn wapen om en om op de Gulfmedewerkster en de Gulfklant. Dader 2 houdt zich bezig met de klant. Hij heeft in zijn hand een lang wapen, waarmee hij de klant port en duwt. Dader 2 schrikt ergens van en vlucht direct weg. [39]
Camera 2: een bezoeker (aangever [benadeelde 7]) slaat op het raam van de shop. Dader 2 verlaat als eerste direct de shop. Dader 1 komt naar buiten en gaat naar de bezoeker toe. Ik zie dat de dader zijn arm strekt in de richting van de man en dat de dader ‘iets’ in zijn hand heeft, en vervolgens wegrent. [40]
De verklaringen van de medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb verklaard dat ik verantwoordelijk ben voor de overval op een benzinestation bij Hoevelaken. [41] Die dag hadden we ook die overval op het cafetaria in de woonplaats van de vriendin van [medeverdachte 4] gedaan. Wij gingen met zijn tweeën naar binnen. In totaal waren wij met zijn vieren. De andere jongen was best gewelddadig. Ik zag dat de vrouw die wij overvielen al druk bezig was met dingen te pakken. Op een bepaald moment keek ik om mij heen en zag dat de andere jongen weg was. Wel weet ik dat de andere jongen een portemonnee heeft gepakt. Ik hoorde mensen op de ramen kloppen. Ik ben toen weggegaan. Ik had een klein handwapen bij mij. Ik weet niet welk wapen die andere jongen bij zich had. [42] [verdachte] en ik hebben de overval gepleegd. [medeverdachte 4]bleef in een steegje staan. [medeverdachte 3] stond met de auto in de wijk geparkeerd. [43]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: wat kan je nog vertellen over Hoevelaken? A: Ik wist dat [medeverdachte 1] iets wilde gaan doen, ze waren opgefokt omdat het niet gelukt was in Vianen. [44] Ik weet alleen nog dat [medeverdachte 1] en [verdachte] kwamen aanrennen. [45]
4.3.5
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 2 en 3
Betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
De raadsman heeft ten aanzien van feiten 2 en 3 aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], op het punt waar hij verdachte aanwijst als één van de mededaders, onbetrouwbaar moet worden geacht. Verdachte ontkent bij de overvallen op de snackbar in Vianen (feit 2) en op het tankstation in Hoevelaken (feit 3) aanwezig te zijn geweest. De primaire reden van de onbetrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] is volgens de raadsman gelegen in het volgende. Verdachte is op de hoogte geraakt van de overval in Soest (feit 1) door een televisie uitzending van Bureau Hengeveld waarin de bewakingsbeelden van deze overval zijn getoond. Verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] hier vervolgens mee geconfronteerd en gezegd dat hij [medeverdachte 1] heeft herkend op deze bewakingsbeelden. Verdachte heeft tegenover [medeverdachte 1] gedreigd dat hij hiermee naar de politie zou gaan. Hierna is verdachte bedreigd door [medeverdachte 1] en fysiek mishandeld. Dat [medeverdachte 1] verdachte als dader heeft aangewezen heeft hij mogelijk gedaan uit vergelding voor het feit dat verdachte heeft gedreigd naar de politie te stappen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], op het punt waar hij verdachte aanwijst als één van de daders van de overvallen in Vianen en Hoevelaken, op diverse punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Zo wordt de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3], die verdachte ook aanwijst als één van de mededaders bij beide overvallen.
Ook wordt de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteund door de telecomgegevens, waaruit blijkt dat de verschillende door de verdachten gelijktijdig bezochte locaties, die zijn vastgesteld aan de hand van de mastlocaties die hun telefoons aanstralen, overeenkomt met de verklaring die [medeverdachte 1] heeft afgelegd over hun route op 23 september 2013. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat verdachten op 23 september 2013 achtereenvolgens in [woonplaats], Utrecht, Vianen, Hoevelaken en Amersfoort zijn geweest, hetgeen ook blijkt uit deze telecomgegevens van verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. [46]
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 1]. De rechtbank verwerpt dit verweer derhalve.
Betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3]
De raadsman heeft ten aanzien van feiten 2 en 3 aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3], op het punt waar zij verdachte aanwijst als één van de mededaders, onbetrouwbaar moet worden geacht. Verdachte ontkent bij de overvallen op de snackbar in Vianen (feit 2) en het tankstation in Hoevelaken (feit 3) aanwezig te zijn geweest. De verdediging heeft erop gewezen dat [medeverdachte 3] een relatie had met een andere medeverdachte. Dat maakt het niet onaannemelijk dat een bepaalde loyaliteit ten grondslag heeft gelegen aan de verklaring van [medeverdachte 3], waardoor zij een motief heeft om belastend te verklaren over verdachte.
De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat medeverdachte [medeverdachte 3] een relatie heeft gehad met een medeverdachte en haar loyaliteit mogelijk eerder bij anderen ligt, haar verklaring niet onbetrouwbaar maakt. [medeverdachte 3] verklaart immers ook belastend over de medeverdachte waar zij op het moment van het afleggen van haar verklaring een relatie mee heeft. Voorts wordt de verklaring van [medeverdachte 3] ondersteund door de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank verwerpt dit verweer derhalve.
Alibi
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de overvallen op [naam] te Vianen en Gulf te Hoevelaken op 23 september 2013. Op 23 september 2013 had verdachte eerst een afspraak in het Soesterkwartier om geld voor zijn dochter weg te brengen. Daarna is hij direct doorgefietst naar [B]. Hij was daar voor de reparatie van een laptop van de buurman van [B]. Verdachte is de hele avond bij deze [B] gebleven en heeft de laatste tram terug genomen.
[B]is ter terechtzitting als getuige gehoord. [B] heeft verklaard dat verdachte meestal op maandagen naar hem toe kwam in die periode. Soms gingen zij bij [B] thuis zitten en soms gingen zij samen naar Voorthuizen, alwaar zij ieder afzonderlijk naar hun eigen moeders gingen. Verdachte kwam meestal rond 11/12:00 uur bij [B] aan en als zij naar Voorthuizen gingen, dan was dit rond 16:00 uur. Als zij bij [B] bleven, was verdachte daar meestal tot 21:15 uur.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze verklaring van verdachte als volgt. De getuige heeft verklaard dat verdachte meestal op maandagen bij hem verbleef in de periode rond de overvallen te Vianen en Hoevelaken en dat zij dan regelmatig rond 16:00 uur ieder afzonderlijk naar hun moeders gingen in Voorthuizen. De getuige weet niet specifiek of verdachte op maandag 23 september 2013 bij hem is geweest, noch of zij die dag niet ieder afzonderlijk naar hun moeders zijn gegaan. De getuigenverklaring van [B] laat bovendien de mogelijkheid open dat verdachte op maandag 23 september 2013 na 16.00 uur niet meer in gezelschap van [B] was, zodat de verklaring van [B] geen sluitend alibi oplevert, nu de overvallen op [naam] en de Gulf na dat tijdstip zijn gepleegd. De rechtbank gaat gelet op het voorgaande aan deze verklaring voorbij.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zowel bij de overval in Vianen als bij de overval in Hoevelaken betrokken is geweest.
Medeplegen
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij beide overvallen betrokken is geweest bij de uitvoering daarvan en dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten dat medeplegen ten aanzien van de overvallen op Cafetaria [naam] te Vianen en tankstation Gulf te Hoevelaken op 23 september 2013 bewezen kan worden.
4.3.6
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feiten 4 en 5
De telefoontaps
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De gebruiker van telefoonnummer [nummer] (IMEI-nummers [nummer] en [nummer]) stelt zich voor als ‘[verdachte]’ en ‘[verdachte]’. [47]
Op 30 januari 2014 krijgt de gebruiker van telefoonummer [nummer] een sms van [nummer], welke sms wordt afgesloten met ‘Love you mam’. De te naam gestelde van dat telefoonnummer is [C], de moeder van [verdachte].
De gebruiker van dit nummer wordt voorts door bellers aangesproken met ‘[verdachte]’.
Op 13 februari 2014 krijgt de gebruiker een smsbericht met de inhoud: ‘Hey [verdachte], kan [D] misschien met jou blijven van 1 tot half 3???’ Uit het GBA blijkt dat [verdachte] een dochter heeft genaamd [verdachte], [D].
Tijdens alle door mij beluisterde gesprekken hoorde ik dat bij al deze gesprekken de stem van de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] een en dezelfde persoon was. [48]
De gebruiker van de aansluiting [nummer] werd geïdentificeerd als [verdachte]. Ik herkende de stem aan zijn accent, woordkeuze en intonatie. Ik hoorde namelijk dat [verdachte] langzaam en rustig sprak. Ook hoorde ik dat [verdachte] regelmatig antwoordde dat het ‘rustig’ met hem ging. [49]
Gelet op bovenstaande kan worden vastgesteld dat [verdachte], in ieder geval gedurende de periode 27 januari 2014 tot en met 19 februari 2014 de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [nummer]. [50]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De gebruiker van het telefoonnummer [nummer]stelt zich voor als ‘[verdachte]’. [51]
De gebruiker van dit nummer wordt door bellers aangesproken met ‘[verdachte]’ of ‘[verdachte]’.
Tijdens alle beluisterde gesprekken hoorde ik dat de stem van de gebruiker van [nummer]dezelfde persoon was. Tevens hoorde ik dat de gebruiker van het telefoonnummer dezelfde stem had als de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]. [52]
Gelet op het bovenstaande kan worden vastgesteld dat [verdachte], in ieder geval gedurende de periode van 11 februari 2014 tot en met 19 februari 2014 de gebruikers is geweest van het telefoonnummer [nummer]. [53]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Gedurende het onderzoek is vastgesteld dat verdachte [verdachte] onder andere gebruik maakte van de navolgende telefoonnummers: [nummer] en [nummer]en IMEI-nummer [nummer].
[nummer]: de gesprekken met dit nummer werden gedurende de periode van 27 januari 2014 tot en met 21 februari 2014 opgenomen en afgeluisterd. Gedurende deze periode vonden er zeven gesprekken plaats waaruit valt op te maken dat verdachte [verdachte] vermoedelijk handelt in verdovende middelen.
Tapgesprek 289063239, gevoerd op 29 januari 2014, [verdachte] wordt gebeld door NNman8817:
NNman8817: He man kan je voor 20 komen, voor 30 30
[verdachte]: Waar
NNman8817: Zon en Schild
[verdachte]: Ik kan nu even niet kan je niet deze kant opkomen ouwe?
NNman8817: Voor 30 voor 30 hoe moet ik die kant opkomen dan?
[verdachte]: Uh ik ben nu, ik ben nu even met kleine toch ik kan niet zomaar die kant opkomen snap je
NNman8817: Je hoeft niet nu te komen maar 18:15, 18:15 uur hebben we het nodig. [54]
[verdachte]: Oke is goed is goed
NNman8817: 30 he
[verdachte]: Ja ik hoor je toch rustig.
[nummer]: de gesprekken met dit nummer werden gedurende de periode van 28 januari 2014 tot en met 25 februari 2014 opgenomen en afgeluisterd. Gedurende deze periode vonden er tien gesprekken plaats waaruit valt op te maken dat verdachte [verdachte] handelt in verdovende middelen.
Tapgesprek 289063040, gevoerd op 30 januari 2014, [verdachte] wordt gebeld door NNvrouw5293:
NNvrouw5293: Maar uh dan hebben we alvast die verkoop
[verdachte]: Ok uh hoe wil je dat gaan doen dan?
NNvrouw5293: [E] kan 200,- euro naar jou toe komen brengen, geef je hem 20,- euro coke mee en de volgende keer komt hij naar jou en dan geef je hem steeds 20,- euro coke mee totdat het 200,- euro is. Dan heb je zakgeld.
[verdachte]: Uh geen probleem toch.
Tapgesprek 289089568, gevoerd op 6 februari 2014, [verdachte] wordt gebeld door NNman3792:
NNman3792: Ik sta op het station
[verdachte]: Heb je doekoe?
NNman3792: Ja natuurlijk
[verdachte]: Wat wil je hebben?
NNman3792: Ik wil 20 snelle hebben
[verdachte]: ik ben er met tien minuten.
Tapgesprek 289100038, gevoerd op 8 februari 2014, [verdachte] wordt gebeld door NNman2339:
NNman2339: Heb je ook snelle, en kun je naar de Koppelpoort komen (…)
[verdachte]: dat kan wel maar dat hangt er van af voor hoeveel.
NNman2339: in ieder geval voor 1 snelle.
[verdachte]: dat is een tientje.
NNman2339: Dat is toch voor 2 G?
[verdachte]: Dit is hele goeie, die natte.
NNman2339: Ik heb een goeie klant voor je, die man woont bij mij in de [medeverdachte 1] en als jij echt natte hebt die goed is dan komen zij elke week wel 5 halen. Die man die gebruikt de hele dag door.
[verdachte]: Ik ben op dit moment niet in de buurt maar ik bel je over 20 minuten terug. [55]
Het woord “Snelle” is de werkzame stof in speed. ‘Natte’: mensen die speed gebruiken denken dat speed die nat is beter is dan de gedroogde speed. [56]
[nummer]: de gesprekken die gevoerd werden met dit nummer zijn gedurende de periode 11 februari 2014 tot en met 4 maart 2014 opgenomen en afgeluisterd. Gedurende deze periode vonden er zesendertig gesprekken plaats waaruit valt op te maken dat [verdachte] handelt in verdovende middelen.
Tapgesprek 289125916, gevoerd op 17 februari 2014, [verdachte] ontvangt sms van telefoonnummer 31626340781:
Geef 40 speed mee die vorige heb tie in zijn neus gestopt.
Tapgesprek 289115148, gevoerd op 12 februari 2014, [verdachte] belt naar NNvrouw4750:
[verdachte]: He met [verdachte] (…) Ik heb nieuwe ding ben jij geïnteresseerd?
NNvrouw4750: Ligt eraan
[verdachte]: Ik heb het nieuwe spul
NNvrouw4750: wat is de prijs
[verdachte]: De prijs is rustig, de prijs is iets onder de [medeverdachte 1]. [57]
De getuigenverklaringen
Verdachte [getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ga wel eens speed, weed of coke halen. Ik haal bij meerdere personen in Amersfoort. 1 is klein, donker zwart met opgeschoren haar. Hij zit nu vast. Hij zit al een maand vast. Het nummer [nummer] is van mijn dealer. Een meisje in Zon en Schild, genaamd[F], heeft haar pasje aan hem gegeven en kreeg dan goedkope speed van hem. De dealer haalde het geld er dan af en dan kreeg ze speed. [58] Ik kocht alleen speed bij hem en [F] kocht cocaïne bij hem. Ik heb ongeveer € 300,- aan speed gekocht bij [verdachte]. Ik heb voor wel 7 of 8 andere personen gekocht bij [verdachte]. [59]
O: Wij tonen verdachte tapgesprek 289074272. A: ik wilde speed kopen voor 40,- euro. O: Wij tonen verdachte tapgesprek 289089568. A: Doekoe is geld en snelle is speed. [60]
Verdachte [getuige 2] heeft op 3 april 2014 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wat zeggen de telefoonnummers [nummer] en [nummer] jou? A: Van [verdachte]! V: In hoeverre kocht jij drugs bij [verdachte]. A: Ik heb 1 of 2 keer coke bij hem gekocht, dit was denk ik in september of oktober vorig jaar. [61]
De doorzoeking
Verbalisant [verbalisant 3]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 18 februari 2014 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning gelegen [adres] te Amersfoort. In deze woning woont verdachte [verdachte]. Tijdens de doorzoeking werd in de slaapkamer van [verdachte] een plastic bakje met daarin een plastic zakje met wit poeder aangetroffen. In het plastic bakje lagen naast het zakje met wit poeder een groot aantal kleine envelopjes, zogenaamde ponypacks. Het is bekend dat deze ponypacks als verpakkingsmateriaal wordt gebruikt voor drugs. Onder het blad van de salontafel in de slaapkamer stond een wit etensbord met daarop een plastic zakje met wit/gelig poeder. Uit de indicatieve test bleek dat het poeder op het etensbord amfetamine betreft, ongeveer 2,59 gram. Onder de salontafel stonden twee potten met op het etiket de tekst: Vitablend, inositol en Vitablend, Mannitol. Het is mij bekend dat de voedingssupplementen zijn die ook gebruikt worden bij het versnijden van cocaïne. [62]
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Wit poeder totaal 2,5 gram amfetamine: SIN-nummer AAGG6722NL. [63]
Uit het NFI rapport van 17 maart 2014 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
AAGG6722NL: volgens opgave 2,59 gram, crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje: bevat amfetamine. Amfetamine is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. [64]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U, oudste rechter, houdt mij een aantal termen voor die voorkomen in de tapgesprekken in het dossier, bijvoorbeeld ‘snelle’ en ‘natte’ die in verband worden gebracht met drugs. Ja, dat zijn inderdaad allemaal drugstermen. Het kan wel zo zijn dat mensen spullen bij mij komen ophalen. Ik bedoel dan drugs. Geen speed of amfetamine. Wel coke. [65]
4.3.7
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 4 en 5
Dealen in cocaïne en amfetamine
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard gedurende twee weken cocaïne verkocht te hebben. Het verkopen van amfetamine ontkent verdachte. De rechtbank gaat voorbij aan deze verklaring van verdachte en acht ook het verkopen van amfetamine wettig en overtuigend bewezen. Uit de taps van de telefoonnummers van verdachte blijkt dat in de gevoerde telefoongesprekken wordt gesproken over ‘snelle’ en ‘natte’, hetgeen termen zijn die gebruikt worden voor amfetamine (ook wel speed). Voorts verklaart getuige [getuige 1] dat hij speed kocht bij verdachte en is in de woning van verdachte amfetamine (speed) aangetroffen. De rechtbank acht derhalve zowel het verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren van cocaïne als amfetamine wettig en overtuigend bewezen.
Voorts acht de rechtbank het verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren van cocaïne en amfetamine voor de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen. Getuige[getuige 2]verklaart dat zij de eerste keer drugs kocht bij verdachte in september/oktober 2013. De telefoongesprekken die door verdachte zijn gevoerd zijn pas vanaf 27 januari 2014 getapt. Uit die telefoongesprekken blijkt echter dat verdachte zich niet pas vanaf dat moment bezighield met het dealen in drugs, maar al langere tijd. Verdachte wordt direct vanaf het aanvangen van die taps meermalen gebeld door personen die hem vragen of zij drugs bij hem kunnen kopen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat deze personen pas op dat moment voor het eerst drugs bij verdachte kochten, gelet op de inhoud van die gesprekken. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij pas sinds twee weken cocaïne verkocht – gelet op het voorgaande – derhalve niet geloofwaardig.
Aanwezig hebben van amfetamine
Onder feit 4 is ten laste gelegd dat verdachte opzettelijk 2,59 gram amfetamine aanwezig heeft gehad. Deze amfetamine is bij de doorzoeking op 18 februari 2014 in de kamer van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft op 18 februari 2014 bij de politie verklaard dat zijn kamer soms is afgesloten en soms niet en dat alleen zijn huisbaas in zijn kamer kan komen als verdachte er niet is en dat alle spullen op zijn kamer van hem zijn. Op 3 maart 2014 heeft verdachte bij de politie verklaard dat zijn kamer altijd dicht zat. Als aan verdachte wordt voorgehouden dat op zijn kamer versnijdingsmiddelen voor drugs, amfetamine, verpakkingsmateriaal voor drugs en twee weegschalen zijn aangetroffen verklaart verdachte dat er vaak mensen bij hem op bezoek komen en dat zijn kamer een soort cinema is. De aangetroffen amfetamine is niet van hem.
De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, gelet op zijn eerdere verklaringen dat alle spullen in zijn kamer van hem zijn en dat alleen zijn huisbaas wel eens op zijn kamer komt als hij er niet is, alsmede het feit dat de rechtbank ook bewezen acht dat verdachte zich bezig heeft gehouden met het dealen in amfetamine.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 februari 2014 opzettelijk 2,59 gram amfetamine aanwezig heeft gehad.
4.3.8
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 7
De woninginbraak
Aangeefster [benadeelde 8] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon aan de [adres] in [woonplaats]. Ik ben op 19 september 2013 om 8:20 uur weggegaan en om 16:50 uur thuisgekomen. Ik zag dat de laptop weg was. [66]
Ik zag dat de iPad uit de slaapkamer is weggenomen. Ik zag dat mijn sieradenkist is weggenomen. Ik zag dat de achterdeur en de poortdeur open stonden. Ik zie dat er schade aan de deurpost van de achterdeur is. [67]
Uit de bijlage weggenomen goederen blijkt dat de volgende goederen zijn weggenomen:
sieraden (zilver, goud en witgoud), roze Jetset horloge, iPad, notebook.
Getuige [benadeelde 9] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wanneer zijn de wapens weggenomen? A: Dit is gebeurd op 19 september 2013. Die lagen in een bruin leren sporttas. Een pomp luchtdruk pistool en een knikloop luchtdrukwapen. [68]
De aanhouding
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 19 september 2013 trof ik te Amersfoort een personenauto aan. Er zaten drie personen in de auto. Op de achterbank zat een man. Uit de jas van deze man stak een breekijzer. Op de achterbank van de auto werd een bruine lederen tas, zwarte werkhandschoenen en een zilverkleurige ring aangetroffen. In de bruine tas werd een doosje met puntkogeltjes voor een luchtdrukwapen, een bruin sieradendoosje, een zilverkleurige oorbel, een roze horloge en wat losse zilverkleurige elementen aangetroffen. Genoemde goederen werden in beslag genomen. De inzittenden waren: [medeverdachte 5], [verdachte] (op achterbank) en [A].
Op 19 september 2013 werd aangifte gedaan van inbraak in een woning te [woonplaats]. [69] De goederen bijlage van ontvreemde goederen bij deze inbraak heb ik vergeleken met de kennisgeving van inbeslagneming van de politie Amersfoort. Bij deze vergelijking heb ik het volgende waargenomen. In [woonplaats] werd onder andere weggenomen: een roze jetset horloge, een bruine sporttas merk Blackstone, zilveren sieraden, kogeltjes voor een luchtdrukwapen cal 4,5.
In Amersfoort werden onder andere in beslag genomen: een roze jetset horloge, een bruine sporttas merk Blackstone, zilveren sieraden en kogeltjes voor luchtdrukwapen cal. 4,5. [70]
De verklaringen van de medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
C: In deze auto is een bruine tas aangetroffen. V: Van wie is die tas? A: Die had [verdachte] achterin staan. Toen hij mijn auto in ging had hij die tas bij zich.
De dag ervoor was ik gebeld of ik ze de volgende ochtend op kon komen halen in [woonplaats]. [medeverdachte 1] belde mij toen. Hij vroeg of ik wat bij wilde verdienen. De volgende dag, vroeg in de ochtend, ben ik naar [woonplaats] gereden en ben ik bij een huis in een woonwijk gestopt. [medeverdachte 1], [verdachte] en een onbekende man zijn toen bij mij in de auto gestapt. [71]
Meestal haal ik ze op het station op, maar nu belde [medeverdachte 1] en gaf mij een adres waar ik naartoe moest komen. Toen ik aan kwam rijden rende één van hen naar mij toe vanuit een steegje. Ik stopte en zag toen de andere twee of drie vanuit het steegje naar mij toe komen. Het waren [verdachte] en [medeverdachte 1]. [72] De jongen die ik niet kende had een tas bij zich. Later die avond zijn we door de politie gecontroleerd en aangehouden omdat [verdachte] een koevoet bij zich bleek te hebben. [73] Ik had in de auto gouden en zilveren sieraden gekregen van [medeverdachte 1]. Ik leverde die bij de vrouw in. Ze heeft het gewogen en we kregen geld. [74]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb ingebroken in [woonplaats]. Deze inbraak is gepleegd vlak voor de overval op het restaurant in Soest (de rechtbank stelt vast dat de overval op het restaurant in Soest op 22 september 2013 gepleegd is). De buit bestond uit gouden en zilveren sieraden, elektrische apparatuur waaronder een laptop en ipad. Uit deze woning is ook een bruine tas met die wapens meegenomen welke later in beslag is genomen door de politie in Amersfoort. Hierin zaten vier nepwapens. [75]
V: Hoeveel personen waren er betrokken bij de woninginbraak?
A: ik, [medeverdachte 5], [verdachte] en [medeverdachte 2]. We zagen dat er boven een raampje openstond. Ik ben toen via de schouders van [verdachte] omhoog geklommen en heb met het koevoetje het raam kunnen openen en naar binnen geklommen. Ik heb de achterdeur voor de anderen geopend. We liepen met spullen naar de auto. Het goud en zilver is naar een juwelier gegaan in Amersfoort. [76]
4.3.9
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 7
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring van dit feit. Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij deze inbraak te [woonplaats]. Het enige directe bewijsmiddel is de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1].
De rechtbank overweegt dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] niet het enige bewijs is dat het dossier bevat ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 5]verklaart ook dat verdachte die ochtend uit een steegje gelopen kwam in [woonplaats]. Toen hij in de auto van [medeverdachte 5]stapte had hij een bruine leren tas bij zich. Diezelfde dag, in de avond, is verdachte in de auto van [medeverdachte 5]aangehouden en is een bruine leren tas aangetroffen met daarin goederen waarvan de rechtbank – gelet op de bevindingen van de vergelijking tussen de in beslag genomen goederen en de bijlage van weggenomen goederen bij die inbraak in [woonplaats] - vaststelt dat deze zijn weggenomen bij de woninginbraak in [woonplaats].
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak op 19 september 2013 te [woonplaats].
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 22 september 2013 te Soest, tezamen en in vereniging met anderen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen (mobiele) telefoons en een sporttas met inhoud, te weten een handdoek en een hoeveelheid toiletspullen en een of meer sleutels, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of horecagelegenheid Grand Cafe "[naam]", welke diefstal werd vergezeld van
bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
-met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 2] hebben gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en pinpassen met bijbehorende pincode en 470 euro, toebehorende aan die [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Cafe "[naam]",
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders meermalen
-(vuur)wapens, althans op (vuur)wapens gelijkende voorwerpen, op die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gericht hebben gehouden en
-hierbij hebben gezegd: "money, geld" en "op de grond" en "on the floor" en "doe het muntgeld in een tas" en "je hebt meer" en "geef je pinpas en ik moet een goede pincode hebben" en "geef de goede pincode of heb je liever een kogel in je lijf" en "ga liggen, ga
liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
op 23 september 2013 te Vianen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met anderen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of
geld, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of snackbar "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, en welke poging diefstal in vereniging werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] en [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
-met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 3] en [benadeelde 4] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of snackbar "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader,
tezamen en in vereniging met een ander, als volgt hebben gehandeld: hebbende hij, verdachte, en zijn mededader
-voornoemde snackbar betreden en
-"naar achteren" en "liggen, liggen, kassa, kassa", geroepen naar die [benadeelde 3] en klanten van voornoemde snackbar en
-(vuur)wapens, althans op (vuur)wapens gelijkende voorwerpen, op die [benadeelde 3] gericht gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
op 23 september 2013 te Hoevelaken,
tezamen en in vereniging met anderen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een portemonnee en sleutels en een telefoon, toebehorende aan [benadeelde 5], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 5] en [benadeelde 6]
en [benadeelde 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader meermalen
-(vuur)wapens, althans op (vuur)wapens gelijkende voorwerpen, op die [benadeelde 5] en die [benadeelde 6] en die [benadeelde 7] gericht hebben en voornoemd wapen hebben
doorgeladen terwijl dit op die [benadeelde 7] gericht werd en
-hierbij tegen die [benadeelde 6] hebben geroepen: "Geld, geld, ik moet het geld hebben, al het geld" en tegen die [benadeelde 5] hebben gezegd: "ga op je knieën zitten" en "Geef mij je
portemonnee en je sleutels ook";
4.
op 18 februari 2014 te Amersfoort, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,59 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2013 tot en met 18 februari 2014 te Amersfoort,
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
- hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
7.
op 19 september 2013 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een hoeveelheid (gouden) sieraden en
- een laptop en
- een iPad en
- een hoeveelheid (nep) (vuur)wapens,
toebehorende aan [benadeelde 8] en [getuige 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op en inklimming door een raam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 7:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 5 en 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, alsmede van de onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat slechts een periode van twee weken bewezen kan worden.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat voor wat betreft de feiten 2 en 3 sprake is van voortgezette handelingen ex artikel 56 Wetboek van Strafrecht. Uit het dossier volgt immers dat er tussen deze twee overvallen een tijdsbestek van een uur heeft gezeten en dat de overval te Hoevelaken (feit 3) is voortgekomen uit de omstandigheid dat de overval in Vianen (feit 2) mislukt was. Om deze reden kan gesteld worden dat beide overvallen zijn voortgekomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit. Voorts is voldaan aan de vereisten dat sprake moet zijn van twee afzonderlijke strafbare feiten, gelijksoortige handelingen en een kort tijdsverloop.
De verdediging heeft verzocht om bij een bewezenverklaring van alle feiten te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, samen met anderen, een grand café, een snackbar en een tankstation overvallen. Op alle drie de locaties waren op dat moment medewerkers aanwezig, die door verdachte en zijn mededaders zijn bedreigd met wapens en zijn gedwongen om geld, telefoons en andere persoonlijke eigendommen af te geven. Dit handelen heeft bij de in die bedrijven aanwezige personen heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Hoe groot de impact van een dergelijke gebeurtenis kan zijn voor een slachtoffer blijkt wel uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen van [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5] die op het moment van de overvallen aanwezig waren en met een vuurwapen werden bedreigd. Zij ondervinden tot op de dag van vandaag de gevolgen van deze overvallen. Dat het bij de overval op snackbar [naam] slechts bij een poging is gebleven, is slechts te danken aan het kordate optreden van de eigenaar van de snackbar, die de overvallers de zaak uit geduwd heeft. Het plegen van overvallen draagt daarnaast een zeer schokkend karakter voor de rechtsorde in het algemeen. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij door zijn handelen in grote mate heeft bijgedragen aan de groeiende gevoelens van onveiligheid die bestaan in de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij de feiten steeds is blijven ontkennen en daarmee geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, terwijl hij door de medeverdachten van begin af aan als dader is aangewezen.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een woninginbraak en het dealen en aanwezig hebben van harddrugs. Ook dit zijn ernstige feiten waarmee de rechtbank rekening zal houden bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat voorts acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2014. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, zowel voor vermogensdelicten als geweldsdelicten. Laatstelijk is verdachte op 22 september 2014 ten aanzien van diefstal veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. De rechtbank houdt derhalve ook rekening met het gestelde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Op 3 september 2012 is verdachte ten aanzien van openlijk geweld tegen personen veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
De verdediging heeft aangevoerd dat ten aanzien van de feiten 2 en 3 sprake is van een voortgezette handeling ex artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht, waardoor slechts één strafbepaling kan worden toegepast. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van één wilsbesluit, maar dat de daders na het mislukken van de overval op de snackbar in Vianen (feit 2) samen in de auto zijn gestapt, in de auto hebben overlegd dat zij nog een overval wilden gaan plegen omdat zij niet zonder geld thuis wilden komen en daarom naar het tankstation zijn gereden en daar hebben besloten om deze ook te overvallen (feit 3). Dit duidt op een nieuw wilsbesluit en derhalve niet op een voortgezette handeling. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op artikel 56 Wetboek van Strafrecht.
De oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren (LOVS) geven in geval van een overval op een winkel, waarbij het slachtoffer is bedreigd, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. Recidive kan een straf vermeerderende factor zijn. Gelet op de documentatie van verdachte is sprake van recidive. Gezien deze richtlijnen en afgezet tegen de veelheid van feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld, acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaren passend en geboden.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die op de beslaglijst staan vermeld. Deze beslaglijst zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht. De officier van justitie heeft gevorderd zoals op de beslaglijst achter elk goed is geschreven.
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen opmerkingen gemaakt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank beveelt de teruggave aan verdachte van het goed met nummer 1 (computer Dell Latitude E5510).
De rechtbank verklaart verbeurd de goederen met nummers 2, 3 en 4 (twee mobiele telefoons van het merk Nokia en één mobiele telefoon van het merk LG). Het betreft voorwerpen met behulp waarvan of met betrekking waarvan het strafbare feit is begaan of voorbereid.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
Vorderingen benadeelde partij ten aanzien van feit 1
[adres] Horeca BV, gebruiksnaam: Grand Café [naam]
[adres] Horeca BV, gebruiksnaam: Grand Café [naam]heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 877,50, bestaande uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [adres] Horeca BV, gebruiksnaam: Grand Café [naam], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 377,50 (driehonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit het startbedrag van de kassalade en het uittreksel uit de Kamer van Koophandel. Voormeld bedrag bestaat derhalve uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde 1]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 750-, bestaande uit immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 1], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 2]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 904,48, bestaande uit € 154,48 materiële schade en € 750,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 2], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 850,-(achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 750,- aan immateriële schade en € 100,- aan materiële schade (contant geld uit portemonnee). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.2
Vorderingen benadeelde partij ten aanzien van feit 2
Smulwereld/Cafetaria [naam]
Smulwereld/Cafetaria [naam] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 302,50, bestaande uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van Smulwereld/Cafetaria [naam], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 302,50 (driehonderdtwee euro en tweeënvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit de sauspomp en behuizing. Voormeld bedrag bestaat derhalve uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 3]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.292,10, bestaande uit € 207,10 materiële schade en € 1.085 immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 3], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.264,86 (duizend tweehonderdvierenzestig euro en zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande € 179,86 materiële schade (het bedrag vanwege vijf dagen niet kunnen werken) en € 1.085,- immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde 4]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.135,33, bestaande uit € 50,33 materiële schade en € 1.085,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 4], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.108,09 (duizend honderdacht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit € 23,09 materiële schade (reiskosten) en € 1.085,- immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.3
Vorderingen benadeelde partij ten aanzien van feit 3
[benadeelde 6]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.545,-, bestaande uit immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 6], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.545,- (duizend vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 5]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.712,30, bestaande uit € 167,30 materiële schade en € 1.545,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 5], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.712,30 (duizend zevenhonderdtwaalf euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit € 25,49 materiële schade (reiskosten en kosten ‘inleren’ autosleutel) en € 1.545,- immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 7]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 1.545,-, bestaande uit immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 7], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.545,- (duizend vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10.4
Vorderingen benadeelde partij ten aanzien van feit 7
[benadeelde 8]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 2.668,74, bestaande uit € 2.393,74 materiële schade en € 275,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 8], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.668,74 (tweeduizend zeshonderdachtenzestig euro en vierenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit € 2.393,74 materiële schade (slotset + sleutels, transponder Volkswagen en diverse sieraden) en € 275,- immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder feit 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 7:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zes (6) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van het beslag
Ten aanzien van goed nummer 1: 1.00 STK Computer, Dell Latitude E5510: beveelt de teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van goederen met nummers 2, 3 en 4:
verklaart verbeurd:
1
STK Mobiel Kl: grijs, Nokia 1600;
1
STK Mobiel Kl: zwart, LG;
1
STK Mobiel, Nokia.
Ten aanzien van feit 1: de vordering van de benadeelde partij [adres] Horeca BV, gebruiksnaam: Grand Café [naam]
Wijst de vordering van [adres] Horeca BV: handelsnaam: Grand Café [naam]toe tot een bedrag van € 377,50 (zegge driehonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [adres] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam]voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [adres] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam], € 377,50 (zegge driehonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 1: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering van [benadeelde 1] geheel toe tot een bedrag van € 750,- (zegge zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1], € 750,- (zegge zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 15 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 1: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 850,- (zegge achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2], € 850,- (zegge achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 17 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2: de vordering van de benadeelde partij Smulwereld/Cafetaria [naam]
Wijst de vordering van Smulwereld/Cafetaria [naam] geheel toe tot een bedrag van € 302,50 (zegge driehonderdtwee euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Smulwereld/Cafetaria [naam] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Smulwereld/Cafetaria [naam], € 302,50 (zegge driehonderdtwee euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 1.264,86 (zegge duizend tweehonderdvierenzestig euro en zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3], € 1.264,86 (zegge duizend tweehonderdvierenzestig euro zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 22 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 1.108,09 (zegge duizend honderdacht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4], € 1.108,09 (zegge duizend honderdacht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 21 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 3: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot € 1.545,- (zegge duizend vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 6] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6], aan de Staat € 1.545,- (zegge duizend vijfhonderdvijfenveertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 3: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst de vordering van [benadeelde 5] toe tot € 1.712,30 (zegge duizend zevenhonderdtwaalf euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 5] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5], aan de Staat € 1.712,30 (zegge duizend zevenhonderdtwaalf euro en dertig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 27 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 3: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst de vordering van [benadeelde 7] toe tot € 1.545,- (zegge duizend vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 7] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 7], aan de Staat € 1.545,- (zegge duizend vijfhonderdvijfenveertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 7: de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]
Wijst de vordering van [benadeelde 8] toe tot € 2.668,74 (zegge tweeduizend zeshonderdachtenzestig euro en vierenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 8] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 8], aan de Staat € 2.668,74 (zegge tweeduizend zeshonderdachtenzestig euro en vierenzeventig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 36 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. C.A.M. van Straalen en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Soest, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een
of meer (mobiele) telefoon(s) en/of een of meer pinpas(sen) (met bijbehorende
pincode(s)) en/of 470 euro, althans een geldbedrag en/of een sporttas (met
inhoud, te weten een handdoek en/of een hoeveelheid toiletspullen en/of een
of meer sleutel(s)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Cafe
"[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een of meer
(mobiele) telefoon(s) en/of een of meer pinpas(sen) (met bijbehorende
pincode(s)) en/of 470 euro, althans een geldbedrag en/of een sporttas (met
inhoud, te weten een handdoek en/of een hoeveelheid toiletspullen en/of een
of meer sleutel(s)), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of
horecagelegenheid Grand Cafe "[naam]", in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] gericht
heeft/hebben (gehouden) en/of
-(hierbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "money, geld" en/of "op de grond"
en/of "on the floor" en/of "doe het muntgeld in een tas" en/of "je hebt meer"
en/of "geef je pinpas en ik moet een goede pincode hebben" en/of "geef de
goede pincode of heb je liever een kogel in je lijf" en/of "ga liggen, ga
liggen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 september 2013 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of
snackbar "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of welke poging diefstal in vereniging werd voorafgegaan en / of vergezeld
en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] en/of
[benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] te dwingen
tot de afgifte van goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of snackbar "[naam]", in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt
heeft/hebben gehandeld: zijnde en/of hebbende hij/zij, verdachte, en/of (één
of meer van) zijn mededader(s)
-voornoemde snackbar betreden en/of
-"naar achteren" en/of "liggen, liggen, kassa, kassa", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking geroepen naar die [benadeelde 3] en/of een of meer
klant(en) van voornoemde snackbar en/of
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 3] gericht (gehouden),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 23 september 2013 te Hoevelaken, althans in het
arrondissement Oost-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een
portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6]
en/of [benadeelde 7],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 5] en/of
[benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
een portemonnee en/of een of meer sleutel(s)) en/of een telefoon,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem,
verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 5] en/of die [benadeelde 6] en/of die
[benadeelde 7] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of voornoemd wapen heeft/hebben
doorgeladen (terwijl dit op die [benadeelde 7] gericht werd (gehouden)) en/of
-(hierbij) (tegen die [benadeelde 6]) heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld, ik
moet het geld hebben, al het geld" en/of (tegen die [benadeelde 5])
heeft/hebben geroepen/gezegd: "ga op je knieën zitten" en/of "Geef mij je
portemonnee en je sleutels ook",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 18 februari 2014 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,59 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2013 tot en met 18 februari 2014 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
- een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2013 tot en met 18 februari 2014 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram, van een materiaal
bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
(hashish), zijnde hashish een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst II
en/of
- een of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
7.
hij op of omstreeks 19 september 2013 te [woonplaats], althans in het
arrondissement Oost-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in /
uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
- een hoeveelheid (gouden) sieraden en/of
- een laptop en/of
- een iPad en/of
- een hoeveelheid (nep)(vuur)wapens,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8]
en/of [getuige 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het
weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door
middel van braak op en/of verbreking van en/of inklimming door een raam;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 1405011515 (onderzoek 093GRAND/096SMUL) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], d.d. 23 september 2013, p. 28.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], d.d. 23 september 2013, p. 29.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], d.d. 23 september 2013, p. 30.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1], d.d. 22 september 2013, p. 32.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1], d.d. 22 september 2013, p. 33.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 27 november 2013, p. 801.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 27 november 2013, p. 802.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 20 december 2013, p. 816.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 20 december 2013, p. 818.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van getuige/medeverdachte [medeverdachte 1], d.d. 29 december 2014, p. 3.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van getuige [medeverdachte 3], d.d. 29 september 2013, p. 2.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van getuige [medeverdachte 3], d.d. 29 september 2013, p. 3.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], d.d. 26 februari 2014, p. 974.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 7 maart 2014, p. 1054.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 13 maart 2014, p. 1058.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 13 maart 2013, p. 1060.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 13 maart 2013, p. 1061.
19.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 april 2014, p. 195.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 april 2014, p. 196.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 april 2014, p. 196.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3], d.d. 24 september 2013, p. 294.
24.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3], d.d. 24 september 2013, p. 295.
25.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 4], d.d. 23 september 2013, p. 297.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 20 december 2013, p. 826.
27.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 20 december 2013, p. 827.
28.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 7 februari 2014, p. 843.
29.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], d.d. 26 februari 2014, p. 977.
30.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], d.d. 26 februari 2014, p. 976.
31.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015.
32.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6], d.d. 26 september 2013, p. 253.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6], d.d. 26 september 2013, p. 254.
34.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5], d.d. 24 september 2013, p. 259.
35.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5], d.d. 24 september 2013, p. 260.
36.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7], d.d. 24 september 2013, p. 269.
37.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7], d.d. 24 september 2013, p. 270.
38.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 oktober 2013, p. 275.
39.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 oktober 2013, p. 276.
40.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 oktober 2013, p. 275.
41.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 27 november 2013, p. 806.
42.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 27 november 2013, p. 807.
43.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 7 februari 2014, p. 851.
44.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], d.d. 26 februari 2014, p. 977.
45.Een schriftelijk bescheid, te weten een afzonderlijk proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van getuige [medeverdachte 3], d.d. 29 september 2014, p. 3.
46.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 april 2014, p. 410-414.
47.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 maart 2014, p. 675.
48.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 maart 2014, p. 676.
49.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 maart 2014, p. 699.
50.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 maart 2014, p. 677.
51.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 maart 2014, p. 685.
52.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 maart 2014, p. 686.
53.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 maart 2014, p. 687.
54.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 april 2014, p. 557.
55.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 april 2014, p. 558.
56.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 april 2014, p. 560.
57.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 april 2014, p. 559.
58.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 1], d.d. 28 maart 2014, p. 575.
59.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 1], d.d. 28 maart 2014, p. 576.
60.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 1], d.d. 28 maart 2014, p. 577.
61.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 2], d.d. 3 april 2014, p. 629.
62.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 februari 2014, p. 533.
63.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 25 maart 2014, p. 535.
64.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapportage van het NFI, d.d. 17 maart 2014, p. 539.
65.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 januari 2015.
66.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8], d.d. 9 oktober 2013, p. 379.
67.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8], d.d. 9 oktober 2013, p. 380.
68.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], d.d. 16 december 2013, p. 392.
69.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 februari 2014, p. 406.
70.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 februari 2014, p. 407.
71.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5], d.d. 6 februari 2014, p. 513.
72.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5], d.d. 6 februari 2014, p. 514.
73.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5], d.d. 6 februari 2014, p. 515.
74.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5], d.d. 6 februari 2014, p. 517.
75.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 27 november 2013, p. 810.
76.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 20 december 2013, p. 836.