AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Veroordeling van verdachte voor diefstal en inbraak met medeplegen
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal en inbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden voor zijn betrokkenheid bij twee woninginbraken. De eerste inbraak vond plaats op 31 januari 2015, waarbij de verdachte samen met anderen in een woning in Utrecht inbrak en goederen, waaronder een PlayStation en geld, heeft weggenomen. De tweede inbraak vond plaats op 1 januari 2015, waarbij de verdachte wederom samen met een ander inbrak in een woning en mobiele telefoons en horloges heeft gestolen.
Tijdens de zitting op 6 mei 2015 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. C.C. Polat. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de bewezen feiten een gevangenisstraf van tien maanden opgelegd zou krijgen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten kritisch beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de gepleegde feiten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft besloten om de straf te matigen ten opzichte van de eis van de officier van justitie, maar heeft desondanks een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering en een meldplicht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.
Voetnoten
1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], p. 65.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], p. 66.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], p. 46.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], p. 47.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], p. 51.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], p. 52.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], p. 53.
9.Het proces-verbaal van aangifte van aangever [benadeelde 4], p. 88.
10.Het proces-verbaal van aangifte van aangever [benadeelde 4], p. 89.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 3], p. 104.
12.Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 3], p. 105.
13.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door [verbalisant 4], p. 110.