ECLI:NL:RBMNE:2015:4345

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
C-16-390076 - KG ZA 15-245
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overlegging van administratie en benoeming deskundige in kort geding tussen vennootschappen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als eiseres, en Ballast Nedam Parking B.V. (BNP), de gedaagde. Eiseres vorderde onder meer dat BNP zou worden bevolen om een deel van de administratie van de vennootschap over te leggen en een onafhankelijke deskundige te benoemen die de overgelegde administratie zou beoordelen. Eiseres stelde dat zij als opvolgend vennoot van de vennootschap recht had op deze informatie, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres geen vennoot was geworden van de vennootschap, omdat de medevennoten niet hadden ingestemd met haar toetreding. Dit betekende dat eiseres geen rechten kon ontlenen aan de vennootschapsovereenkomst.

Daarnaast werd overwogen dat de curatoren van de failliete vennootschap niet rechtsgeldig het aandeel van de vennootschap aan eiseres hadden kunnen overdragen, waardoor eiseres ook geen deelgenoot was geworden in de gemeenschap van de ontbonden vennootschap. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen rechtmatig belang bestond voor eiseres om de gevraagde administratie te ontvangen, en dat BNP niet onrechtmatig had gehandeld. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van BNP, die op € 4.680,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/390076 / KG ZA 15-245
Vonnis in kort geding van 27 mei 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.A. Boot te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BALLAST NEDAM PARKING B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
advocaat mr. P.C. Tennekes te Nieuwegein.
Partijen zullen hierna [eiseres] en BNP genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de correspondentie tussen partijen over het bezwaar van BNP tegen overlegging door [eiseres] van producties 23 tot en met 28
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van BNP.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 15 juni 2010 heeft BNP een “Samenwerkingsovereenkomst Modulaire Garages” gesloten met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Integrated Steel Beams B.V. (hierna te noemen: MPS, naar de nadien gehanteerde statutaire naam: Modulair Parking Systems B.V.). Deze overeenkomst strekte tot het oprichten van een vennootschap onder firma onder de naam [vennootschap] (hierna: de vennootschap) en zal hierna worden aangeduid als: de vennootschapsovereenkomst. In deze overeenkomst is - voor zover relevant - het volgende opgenomen:
“ (…)
Artikel 3 – Activiteiten van de vennootschap, activiteiten van de vennoten:
(…)
- De administratie van de vennootschap, inclusief de exploitatie-administratie wordt uitgevoerd door Ballast Nedam [BNP; toevoeging voorzieningenrechter], in opdracht van de vennootschap.
(…)
Artikel 6 – Duur en einde van de overeenkomst:
(…)
6.3.
Ontbinding:
Deze overeenkomst kan ontbonden worden verklaard door één van de Partijen aan wie de navolgende situaties niet valt toe te rekenen:
- Toerekenbaar tekort schieten in de nakoming van deze Overeenkomst
- Failliet is verklaard
- Een besluit tot ontbinding te nemen
- De bedrijfsvoering geheel staken.
6.4.
Afwikkeling:
Partijen zullen zich ook bij de afwikkeling van hun samenwerking jegens elkaar gedragen overeenkomstig de normen van redelijkheid en billijkheid en zij zullen zich in het bijzonder onthouden van handelingen die de goede naam van de andere partij in de markt nadelig beïnvloeden.
6.5
Gevolgen van (tussentijdse) beëindiging:
Bij (tussentijdse) beëindiging dient de partij die wenst te beëindigen reeds aangegane VOF-verplichtingen na te komen, c.q. een afkoopsom van deze verplichting te voldoen aan de andere partij.
Voorts dient ten aanzien van de vaste activa/goodwill een regeling te worden getroffen:
a) Indien geen van partijen de productie en verkoop van de modulaire garages wil voortzetten: de opbrengst van alle activa minus de passiva wordt verdeeld in de vennootschapsverhouding van 2:1.
b) Wanneer beide partijen, apart van elkaar, hetzelfde bedrijf voor eigen rekening willen voortzetten: de meest geëigende weg is dan dat een activalijst opgesteld waarop elk van partijen in gesloten envelop biedt. De hoogste koopt dat activum, en de opbrengst van alle activa wordt verdeeld in de verhouding 2:1. De exclusiviteit valt toe aan de hoogste bieder, tenzij een partij aan de ander een ontheffing daarvan verleent. Voor de ontheffingverlening wordt een vergoeding afgesproken, tegelijk met de gehele overname van de overige activa.
c) Eén partij stopt, en de ander gaat verder. De vertrekkende partij biedt een afkoopsom aan de blijvende partij voor de tijdens de samenwerkingsperiode aangegane verplichtingen, voor zover die nog doorlopen na de beëindiging van de samenwerking, en onder vergoeding van de R&D-investeringen die zijn gedaan in productverbeteringen, voor zover deze niet tijdens de samenwerkingsperiode zijn afgeschreven. Het onderlinge concurrentieverbod tijdens de samenwerkingsperiode wordt voortgezet, tenzij een partij aan de andere ontheffing verleend, bij welke ontheffingsverlening een vergoeding wordt afgesproken, tegelijk met de waardebepaling van de gehele overname van de overige activa.
(…)
Artikel 8 – Geschillen:
8.1.
Van een geschil is sprake wanneer Partijen met elkaar geen overeenstemming bereiken over een besluitpunt in of door hun samenwerking (…).
8.2.
Geschillen zullen worden opgelost door bindende arbitrage, volgens de regels van het Nederlands Arbitrage Instituut voor de bouw in Den Haag.
(…)”
2.2.
Op 12 juni 2013 heeft MPS aan de vennootschap een factuur gestuurd voor een bedrag van € 2.464,47 inclusief BTW wegens “Afrekening” betreffende parkeergarage Maanplein.
2.3.
Op 10 juli 2013 heeft MPS aan de vennootschap een factuur gestuurd voor een bedrag van € 121.000 inclusief BTW wegens “Eindafrekening discussie AK – Materialen” in verband met “Parkeergarage van het Meander”.
2.4.
Op 10 oktober 2013 is MPS in staat van faillissement verklaard.
2.5.
Op 16 oktober 2013 hebben de curatoren van MPS alle activa en activiteiten van (over onder meer) MPS verkocht aan [eiseres]. In deze overeenkomst, die hierna de koopovereenkomst zal worden genoemd, is voor zover relevant het volgende bepaald:
“(…)
4. Overname van overeenkomsten
(…)
4.4. (…)
Curatoren zullen zich inspannen om alle (duur-)overeenkomsten (waaronder maar niet beperkt tot de participatie in [vennootschap] met Ballast Nedam Parking B.V.) die Koper wenst over te nemen op Koper te doen overgaan.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - na eiswijziging het volgende:
dat BNP bevolen wordt om een deel van administratie van de vennootschap over te leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
dat BNP bevolen wordt een onafhankelijke deskundige te benoemen die de overgelegde administratie zal beoordelen en een advies zal opstellen op welke wijze de vereffening zal moeten plaatsvinden, op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans dat voorzieningenrechter een dergelijke deskundige benoemt,
dat BNP veroordeeld wordt tot betaling van een voorschot op de onder 2.2 en 2.3 vermelde facturen ten bedrage van in totaal € 143.527,91 inclusief rente en incassokosten,
dat BNP veroordeeld wordt in de kosten van het geding.
3.2.
BNP voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bezwaar tegen overlegging producties

4.1.
BNP heeft ter terechtzitting haar voordien gemaakte bezwaar tegen overlegging door [eiseres] van producties 23 en tot en met 28 laten varen, zodat daarop niet meer behoeft te worden beslist.
Eiswijziging
4.2.
[eiseres] heeft ter terechtzitting haar eis gewijzigd in die zin dat zij naast medewerking door BNP aan benoeming van een deskundige subsidiair benoeming van een deskundige door de voorzieningenrechter vordert. BNP heeft tegen deze eiswijziging geen bezwaar gemaakt, zodat wordt uitgegaan van de gewijzigde eis.
Voorwaardelijk beroep op onbevoegdheid
4.3.
BNP heeft voorwaardelijk, namelijk voor het geval de voorzieningenrechter mocht oordelen dat de bepalingen uit de vennootschapsovereenkomst tussen partijen van kracht zijn, de rechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, omdat in artikel 8.2 van deze overeenkomst arbitrage is overeengekomen. Uit het navolgende zal blijken dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de vennootschapsovereenkomst niet tussen partijen geldt, zodat dit beroep op onbevoegdheid geen behandeling behoeft.
Overlegging deel administratie vennootschap onder firma
4.4.
Ter onderbouwing van haar vordering tot overlegging van diverse bescheiden uit de administratie van de vennootschap heeft [eiseres] in de kern aangevoerd dat zij daarop recht heeft op basis van 1) haar hoedanigheid van opvolgend vennoot van de vennootschap en 2) haar hoedanigheid van deelgenoot in de ongebonden gemeenschap die na de ontbinding van de vennootschap is ontstaan. Zij baseert deze hoedanigheden op het feit dat zij middels de koopovereenkomst alle activa van MPS heeft gekocht.
4.5.
Een vennootschap onder firma is een overeenkomst (artikel 16 Wetboek van koophandel jo artikel 7A:1655 BW), die door de inhoud van die overeenkomst, het Wetboek van Koophandel en het gewone civiele recht wordt geregeerd (artikel 15 WvK). Dit betekent dat een vennoot zijn rechtsverhouding tot zijn medevennoten alleen met medewerking van die medevennoten kan overdragen aan een derde (artikel 6:159 BW). Ook in een geval als het onderhavige, waarbij de overdragende vennoot failliet is gegaan en de vennootschap van rechtswege is ontbonden (artikel 16 WvK jo artikel 7A:1683 BW), geldt dat voortzetting met diens rechtsopvolger slechts aan de orde is, indien dat tussen de vennoten is overeengekomen. In de onderhavige vennootschapsovereenkomst is geen bepaling opgenomen over voortzetting van de vennootschap met een derde. Evenmin is gebleken dat BNP als enig overblijvende vennoot op enig moment na het faillissement van MPS heeft ingestemd met vervanging van MPS door [eiseres] als vennoot. Dus kan niet geconcludeerd worden dat [eiseres] vennoot van de vennootschap is geworden.
4.6.
Voor zover [eiseres] zich op het standpunt stelt dat BNP voorafgaande aan de totstandkoming van de koopovereenkomst bij haar het vertrouwen heeft gewekt dat de samenwerking binnen de vennootschap zou worden voortgezet, door zich positief uit te laten over het plan van [eiseres] om de activa van MPS te kopen van de curatoren, kan dit haar niet baten, nu een dergelijke uitlating niet impliceert dat BNP haar medewerking zou verlenen aan toetreding van [eiseres] als vennoot tot de vennootschap. Uit de e-mail van 8 november 2013 (productie 9 van [eiseres]) blijkt dat het de bedoeling van BNP was om eerst het opheffen van de vennootschap af te handelen voor een uitspraak te doen over eventuele voortzetting van de samenwerking. Overigens duidt de e-mail van 21 oktober 2013 van de directeur van [eiseres] aan de directeur van BNP (productie 8 van [eiseres]) er ook niet op dat BNP op dat moment reeds het vertrouwen had gewekt dat zij zou meewerken aan toetreding. Immers, deze e-mail begint met de zin: “Ik hoop niet dat je, doordat wij vanwege de houding van een bank in de problemen zijn gekomen het vertrouwen in ons bent kwijt geraakt.” Een dergelijke opstelling ligt niet voor de hand als eerder door BNP al het vertrouwen zou zijn gewekt dat BNP aan toetreding zou meewerken.
4.7.
Dit leidt tot conclusie dat [eiseres] geen vennoot van de vennootschap is geworden, zodat zij geen rechten kan ontlenen aan de vennootschapsovereenkomst of de door haar gestelde hoedanigheid van vennoot, en dus ook niet op die grond recht heeft op overlegging van een deel van de administratie van de vennootschap.
4.8.
Is [eiseres] door overdracht van alle activa van MPS aan haar wel deelgenoot is geworden in een gemeenschap met BNP?
Door ontbinding van een vennootschap onder firma gaat de gebonden gemeenschap van het vermogen van de vennootschap over in een bijzondere ongebonden gemeenschap als bedoeld in titel 7 van Boek 3 BW (zie artikel 3:189 e.v. BW). Vraag is evenwel of de curatoren van MPS na de ontbinding wel over het aandeel van MPS in de gemeenschap hebben kunnen beschikken en deze aan [eiseres] hebben kunnen overdragen. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter moet die vraag ontkennend worden beantwoord. Immers, in artikel 3:191 lid 1 BW is bepaald dat een deelgenoot beschikkingsbevoegd is, tenzij uit de rechtsverhouding tussen de deelgenoten anders voortvloeit. Uit de parlementaire geschiedenis met betrekking tot deze bepaling blijkt dat de wetgever bij deze uitzondering met name het oog heeft gehad op de vereffening van een ontbonden vennootschap waarvan de zaken de eerste tijd vaak niet anders dan door de gezamenlijke deelgenoten kunnen worden afgewikkeld. Ook in de literatuur wordt in overwegende mate aangenomen dat een deelgenoot in een gemeenschap van een ontbonden vennootschap onder firma niet zelfstandig bevoegd is tot vervreemding van zijn aandeel daarin, omdat anders een behoorlijke vereffening in het belang van de vennootschapscrediteuren en de gewezen vennoten zelf zou worden verstoord. Zie Mohr, Van Personenvennootschappen, Zesde druk, p. 375, Groene Serie Personenassociaties, aant. 5.10.4. 2.1.3 (prof. Mr. W.J.M. van Veen), Groene Serie Vermogensrecht aant. 7 bij artikel 3:191 BW (mr. H.H. Lammers) en Asser deel 5-V nr. 201 (prof. mr. J.M.M. Maeijer). De voorzieningenrechter sluit zich hierbij aan. Dit betekent dat de curatoren van MPS het aandeel van MPS in de gemeenschap van de ontbonden vennootschap niet rechtsgeldig aan [eiseres] hebben kunnen overdragen en dat [eiseres] dus ook geen deelgenoot in die gemeenschap is geworden. Ook aan deze door [eiseres] gestelde hoedanigheid kan zij derhalve geen recht ontlenen op overlegging van een deel van de administratie van de vennootschap.
4.9.
Gelet op het ontbreken van de hoedanigheid van vennoot en deelgenoot in de gemeenschap van de vennootschap in liquidatie valt niet in te zien waarom enig handelen van BNP met betrekking tot deze vennootschap onrechtmatig jegens [eiseres] zou zijn, laat staan dat zij daarmee een rechtmatig belang ex artikel 843a Rv zou hebben bij overlegging van een deel van de administratie van de vennootschap. Dit geldt ook voor zover [eiseres] zich beroept op schending van een auteursrecht op het concept van de modulaire parkeergarage, nu zij niet heeft onderbouwd op basis waarvan die auteursrechten bij haar zouden berusten en ook niet waarom er sprake zou zijn van een schending daarvan door BNP.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot overlegging van administratieve bescheiden van de ontbonden vennootschap dient te worden afgewezen.
Benoeming deskundige
4.11.
Nu de vordering tot (medewerking aan de) benoeming van een deskundige voortbouwt op de vordering tot overlegging van een deel van de administratie, deelt deze vordering in het lot daarvan.
Voorschot op facturen
4.12.
De voorzieningenrechter begrijpt het standpunt van [eiseres] ter zake van het voorschot op de onder 2 bedoelde facturen aldus dat zij recht heeft op betaling van de daarmee gefactureerde bedragen, omdat zij de uit de facturen voortvloeiende vordering van MPS op de vennootschap van deze overgedragen heeft gekregen middels de koopovereenkomst, en BNP als vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor deze schuld van de vennootschap.
4.13.
BNP heeft zich onder meer verweerd met de stelling dat onduidelijk is aan welke vennootschap ([eiseres bedrijf 1] of [eiseres bedrijf 2]) de gefactureerde bedragen bevrijdend kunnen worden betaald, en voorts met de stelling dat aan de vennootschap een aanzienlijke tegenvordering toekomt ter zake van ernstige gebreken aan de staalconstructie van parkeergarage Maanplein, waarvoor MPS jegens de vennootschap verantwoordelijk was.
4.14.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient de rechter bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van een geldvordering in kort geding te onderzoeken of de vordering van de eiser voldoende aannemelijk is, of daarbij een spoedeisend belang bestaat, en - bij de afweging van de belangen van partijen - mede het restitutierisico betrekken.
4.15.
In de als productie 19 door [eiseres] overgelegde e-mail van 9 december 2014 is door een juridisch medewerker van het door [eiseres] ingeschakelde advocatenkantoor aan BNP bevestigd dat de betreffende gefactureerde bedragen slechts bevrijdend aan [eiseres] kunnen worden betaald. Daarbij is verwezen naar de koopovereenkomst en de brief van de curatoren van 17 oktober 2013 met dezelfde strekking (overgelegd als onderdeel van productie 11 door BNP). Gelet hierop staat in voldoende mate vast dat [eiseres] de rechtspersoon is waaraan de vorderingen uit hoofde van de desbetreffende facturen zijn overgedragen en dat alleen aan haar bevrijdend kan worden betaald.
4.16.
Artikel 6:145 BW bepaalt dat overgang van de vordering de verweermiddelen van de schuldenaar onverlet laat. Dit betekent dat de vennootschap (in liquidatie) zich tegen de vordering van de rechtsopvolger van MPS tot betaling van achterstallige facturen kan verweren met een tegenvordering op MPS tot schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming in de uitvoering van een (aannemings-)overeenkomst. Voor BNP geldt dat zij op grond van artikel 18 WvK alleen hoofdelijk aansprakelijk is voor “de verbintenissen van de vennootschap”, zodat een verweer dat de vennootschap kan inroepen ten aanzien van een bepaalde vordering ook strekt ten gunste van BNP als vennoot. Dit betekent dat moet worden onderzocht of voldoende aannemelijk is dat de vennootschap de hiervoor bedoelde tegenvordering tot schadevergoeding toekomt.
4.17.
[eiseres] heeft het bestaan van een vordering tot schadevergoeding van de vennootschap op zich niet betwist, maar gesteld dat de door de vennootschap geleden schade door een verzekering wordt gedekt, zodat de vennootschap geen schadevergoeding kan vorderen. BNP heeft evenwel onweersproken gesteld dat de verzekeraar nog geen uitsluitsel heeft gegeven over de vraag of tot volledige vergoeding van deze schade (blijkens productie 7 van BNP vooralsnog begroot op € 112.312,--) zal worden overgegaan. Evenmin heeft [eiseres] de stelling van BNP betwist dat de aansprakelijkheid van de vennootschap jegens opdrachtgever COD B.V. onverzekerd is en dat de vennootschap in het kader van een minnelijke regeling € 75.445,41 aan deze partij heeft voldaan.
4.18.
Op basis van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat de vennootschap een aanzienlijke tegenvordering heeft op MPS. Zij kan deze tegenwerpen aan de rechtsopvolger van MPS, [eiseres], zodat het bestaan en de omvang van een vordering van [eiseres] op BNP niet voldoende aannemelijk is geworden, zodat niet voldaan is aan de in kort geding geldende vereisten voor toewijzing van een geldvordering. Ook deze vordering zal derhalve worden afgewezen.
4.19.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BNP worden begroot op:
- griffierecht € 3.864,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 4.680,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van BNP tot op heden begroot op € 4.680,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres], onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door BNP volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart onderdelen 5.2 en 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof, bijgestaan door mr. W.A. Visser als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2015. [1]

Voetnoten

1.type: WV