ECLI:NL:RBMNE:2015:434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
16/700138-14 en 21/003301-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over de veroordeling van een verdachte voor diefstal en afpersing met geweld tijdens een overval op een horecagelegenheid

Op 29 januari 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een man die op 22 september 2013 betrokken was bij een gewapende overval op Grand Café '[naam]' in Soest. De verdachte, geboren in Liberia en thans verblijvende in een huis van bewaring, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen mobiele telefoons, pinpassen en geld heeft weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte had eerder een veroordeling voor een geweldsdelict en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals zijn vluchtelingenstatus en financiële problemen, zijn ook in de overwegingen meegenomen. De rechtbank heeft daarnaast schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder Grand Café '[naam]', [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schade heeft vastgesteld op respectievelijk € 377,50, € 750,- en € 850,-. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 2 maanden bevolen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/700138-14 en 21/003301-13 (tul)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 januari 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Liberia) op [1981],
thans verblijvende te PI Noord Holland Noord, Huis van Bewaring te Zwaag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2014, 30 juni 2014, 25 september 2014, 25 november 2014, 14 januari 2015 en 15 januari 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 22 september 2013 samen met anderen door geweld en/of bedreiging met geweld mobiele telefoons, pinpassen (met bijbehorende pincodes), 470 euro en/of een sporttas (met inhoud) heeft weggenomen van [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Café “[naam]”
en/of
samen met anderen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft afgeperst.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] [2] ;
- Het proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1] [3] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015 [4] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 22 september 2013 te Soest, tezamen en in vereniging met anderen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen (mobiele) telefoons en een sporttas met inhoud, te weten een handdoek en een hoeveelheid toiletspullen en sleutels, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of horecagelegenheid Grand Café "[naam]", welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
-met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en pinpassen met bijbehorende pincode en 470 euro, toebehorende aan die [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Café "[naam]",
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders meermalen
-(vuur)wapens, althans op (vuur)wapens gelijkende voorwerpen, op die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gericht hebben gehouden en
-hierbij hebben gezegd: "money, geld" en "op de grond" en "on the floor" en "doe het muntgeld in een tas" en "je hebt meer" en "geef je pinpas en ik moet een goede pincode hebben" en "geef de goede pincode of heb je liever een kogel in je lijf" en "ga liggen, ga
liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich meldt bij de reclassering en zich gedurende de proeftijd blijft melden zolang en zo frequent als de reclassering dat nodig acht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat gewezen op de volgende omstandigheden. Verdachte is getekend door zijn leven in Liberia en Sierra Leone, waar hij is gevlucht vanwege de oorlog. In Nederland gekomen heeft verdachte zijn leven niet op de rit kunnen krijgen. Verdachte heeft onder invloed van geldgebrek en zijn slechte woonsituatie de verkeerde beslissing genomen door mee te gaan naar, wat hij veronderstelde, een wietplantage om deze te rippen. Verdachte heeft voorts geen leidende rol gehad in de voorbereiding en in de uitvoering van de overval.
De verdediging heeft derhalve verzocht om het uitgangspunt in de LOVS-richtlijnen, te weten 24 maanden gevangenisstraf, te nemen en dit sterk te matigen gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de verdediging verzocht om als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering op te leggen. De voorkeur gaat er dan naar uit om dit in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling te doen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, samen met anderen, na sluitingstijd Grand Café [naam] overvallen. In dat restaurant waren op dat moment nog twee medewerkers aanwezig, die door verdachte en zijn mededader zijn bedreigd met een wapen en zijn gedwongen om geld, telefoons en andere persoonlijke eigendommen af te geven. Dit handelen heeft bij de in het restaurant aanwezige personen heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Hoe groot de impact van een dergelijke gebeurtenis kan zijn voor een slachtoffer blijkt wel uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde 2] die op het moment van de overval in het restaurant aanwezig was en met een vuurwapen werd bedreigd en op de grond moest gaan liggen. Hij ondervindt tot op de dag van vandaag de gevolgen van deze overval. Het plegen van overvallen draagt daarnaast een zeer schokkend karakter voor de rechtsorde in het algemeen. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij door zijn handelen in grote mate heeft bijgedragen aan de groeiende gevoelens van onveiligheid die bestaan in de samenleving.
De verdediging heeft aangevoerd dat in de strafmaat rekening moet worden gehouden met de niet-leidinggevende rol van verdachte bij de overval. Gelet op het aandeel dat verdachte heeft gehad, namelijk meegaan met een voorverkenning, terug in de auto besluiten de overval te gaan plegen, zelf met een wapen het restaurant binnen gaan, het personeel daarmee bedreigen en spullen wegnemen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een ondergeschikte rol. Dat verdachte in eerste instantie dacht dat zij een wietplantage zouden gaan rippen, maakt dit oordeel niet anders.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2014. Hieruit blijkt dat verdachte eerder een forse onherroepelijke veroordeling heeft gehad voor een geweldsdelict, te weten op 26 juli 2013 tot een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 1 april 2014. Hieruit blijkt dat verdachte in 2006 als vluchteling uit Liberia naar Nederland is gekomen. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, geen werk en geen inkomen. Zijn sociale netwerk is zorgelijk, evenals zijn cannabisgebruik. Verdachte heeft moeite zich staande te houden in de Nederlandse maatschappij. Zolang verdachte geen inkomen heeft en geen zinvolle dagbesteding, schat de reclassering het recidiverisico in op hoog gemiddeld. Verdachte lijkt gebaat bij praktische begeleiding in een gedwongen kader.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een stok achter de deur, in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, aangewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van verdere bijzondere voorwaarden.
De oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren (LOVS) geven in geval van een overval op een winkel, waarbij het slachtoffer is bedreigd, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. Recidive kan een straf vermeerderende factor zijn. Gelet op de documentatie van verdachte is zonder meer sprake van recidive.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan het reclasseringstoezicht.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die op de beslaglijst staan vermeld. Deze beslaglijst zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht. De officier van justitie heeft gevorderd zoals op de beslaglijst achter elk goed is geschreven.
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen opmerkingen gemaakt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank beveelt de teruggave aan de rechthebbende, te weten [medeverdachte], van het goed met nummer 1 (jas, kleur zwartleer).
De rechtbank verklaart verbeurd het goed met nummer 2 (sporttas). Het betreft een voorwerp met behulp waarvan het strafbare feit is begaan of voorbereid.
De rechtbank beveelt de teruggave aan verdachte van het goed met nummer 3 (werkhandschoenen).

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam]
Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 877,50, bestaande uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de benadeelde partij gevraagde bedrag voor het eigen risico verzekering onvoldoende onderbouwd is, nu niet blijkt waar die schade uit heeft bestaan. Dit blijkt ook niet uit de aangifte. Niet kan worden vastgesteld dat dit schade is die rechtstreeks uit het strafbare feit is voortgevloeid. Dit deel van de vordering dient derhalve te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 377,50 (driehonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit het startbedrag van de kassalade en het uittreksel uit de Kamer van Koophandel. Voormeld bedrag bestaat derhalve uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde 1]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 750-, bestaande uit immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 1], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en bestaande uit immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 2]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 904,48, bestaande uit € 154,48 materiële schade en € 750,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, met kosten, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de benadeelde partij gevraagde bedrag voor verlofuren dient te worden afgewezen, nu niet duidelijk is waarvoor die verlofuren zijn opgenomen en of dit noodzakelijk was. Ten aanzien van het overige deel van de vordering refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van [benadeelde 2], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 850,-(achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 750,- aan immateriële schade en € 100,- aan materiële schade (contant geld uit portemonnee). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Bepaalt dat verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 4 juni 2014 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 21/003301-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 26 juli 2013 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen, omdat verdachte niet gebaat is bij een kale detentie, maar veeleer gebaat is bij hulp.
De rechtbank oordeelt als volgt. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 33, 33a, 36f, 47, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na zijn veroordeling binnen vijf dagen meldt bij het Leger des Heils, afdeling Reclassering op het adres Rubenslaan 2, 1816 MB te Alkmaar (072-5146464). Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de het Leger des Heils, afdeling Reclassering blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt.
Geeft opdracht aan de het Leger des Heils, afdeling Reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van het beslag
Ten aanzien van goed nummer 1: beveelt de teruggave aan de rechthebbende [A]van 1.00 STK Jas Kl: zwart leer;
Ten aanzien van goed nummer 2: verklaart verbeurd 1.00 STK Tas;
Ten aanzien van goed nummer 3: beveelt de teruggave aan de verdachte van 1.00 STK Handschoen Kl:zwart.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam]
Wijst de vordering van [naam] Horeca BV: handelsnaam: Grand Café [naam] toe tot een bedrag van € 377,50 (zegge driehonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam] Horeca BV, handelsnaam: Grand Café [naam], € 377,50 (zegge driehonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering van [benadeelde 1] geheel toe tot een bedrag van € 750,- (zegge zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1], € 750,- (zegge zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 15 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 850,- (zegge achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2], € 850,- (zegge achthonderdvijftig euro) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 17 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 21/003301-13
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 26 juli 2013 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. C.A.M. van Straalen en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Soest, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een
of meer (mobiele) telefoon(s) en/of een of meer pinpas(sen) (met bijbehorende
pincode(s)) en/of 470 euro, althans een geldbedrag en/of een sporttas (met
inhoud, te weten een handdoek en/of een hoeveelheid toiletspullen en/of een
of meer sleutel(s)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of horecagelegenheid Grand Cafe
"[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een of meer
(mobiele) telefoon(s) en/of een of meer pinpas(sen) (met bijbehorende
pincode(s)) en/of 470 euro, althans een geldbedrag en/of een sporttas (met
inhoud, te weten een handdoek en/of een hoeveelheid toiletspullen en/of een
of meer sleutel(s)), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of
horecagelegenheid Grand Cafe "[naam]", in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] gericht
heeft/hebben (gehouden) en/of
-(hierbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "money, geld" en/of "op de grond"
en/of "on the floor" en/of "doe het muntgeld in een tas" en/of "je hebt meer"
en/of "geef je pinpas en ik moet een goede pincode hebben" en/of "geef de
goede pincode of heb je liever een kogel in je lijf" en/of "ga liggen, ga
liggen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 1405011515 (onderzoek 093GRAND/096SMUL) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], d.d. 23 september 2013, p. 28-31.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 1], d.d. 22 september 2013, p. 32-34.
4.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015.