Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
In conventie en in reconventie
- het tussenvonnis van 16 juli 2014
- de akte van Intrum Justitia
- de antwoordakte van [gedaagde].
2.De vordering en het verweer
- Op 22 april 2010 heeft [gedaagde] een abonnement bij T-Mobile afgesloten voor mobiele telefonie voor de duur van 24 maanden, op grond waarvan [gedaagde] gerechtigd was om gebruik te maken van de door T-Mobile ter beschikking gestelde telecommunicatiediensten en waarbij aan [gedaagde] een telefoontoestel ter beschikking is gesteld, te weten een Blackberry Bold 9700
- [gedaagde] was uit hoofde van de overeenkomst een maandelijks bedrag van € 36,90 inclusief BTW verschuldigd. De verkoopprijs van de verstrekte mobiele telefoon is niet expliciet in de overeenkomst opgenomen. Voor zover moet worden uitgegaan van de veronderstelling dat de abonnementsprijs mede betrekking had op de kosten van het toestel, moeten de kosten voor het toestel worden bepaald op € 14,54 per maand (€ 348,97 : 24 maanden).
- [gedaagde] heeft alle door T-Mobile gezonden facturen onbetaald gelaten.
- T-Mobile heeft op 5 augustus 2010 de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst ingeroepen wegens de niet-nakoming door [gedaagde] en aanspraak gemaakt op schadevergoeding. Voor zover de buitengerechtelijke ontbinding geen effect heeft gesorteerd vanwege het bepaalde in artikel 44 Wck vordert Intrum Justitia ontbinding van de overeenkomst ten aanzien van het niet-ontbonden deel.
- Aangezien in de tussen partijen gesloten overeenkomst niet is bepaald welke koopprijs voor het toestel betaald diende te worden, is de koop op afbetaling op grond van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 2 BW niet van kracht geworden. Dit leidt ertoe dat het telefoontoestel zonder rechtsgrond aan [gedaagde] is verstrekt en in dezelfde staat geretourneerd dient te worden. Indien [gedaagde] daartoe niet in staat is heeft Intrum Justitia recht op vervangende schadevergoeding.
- Indien de koop op afbetaling wel van kracht is geworden, was T-Mobile gerechtigd de koopprijs vervroegd op te eisen, omdat de betalingsachterstand na 3 maanden groter was dan een twintigste deel van de gehele koopprijs (artikel 7A:1576c lid 1 BW).
- Intrum Justitia doet subsidiair een beroep op onverschuldigde betaling.
- T-Mobile heeft haar vordering op [gedaagde] aan Intrum Justitia gecedeerd waarvan mededeling aan [gedaagde] is gedaan.
- [gedaagde] betwist dat een rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden.
- [gedaagde] betwist dat hij een overeenkomst met T-Mobile is aangegaan. Tevens betwist hij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden.
- [gedaagde] stelt tevens dat, nu in de overeenkomst geen abonnementskosten zijn opgenomen, deze op grond van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 2BW niet van kracht is geworden.
- Vaststaat dat in de abonnementsprijs een vergoeding voor het telefoontoestel verdisconteerd is. Dit leidt ertoe dat de artikelen 30, 33, 34 en 44 Wck (oud) op de overeenkomst van toepassing zijn. Op grond van artikel 30 Wck (oud) is vereist dat de kredietovereenkomst op schrift wordt gesteld en dat de kredietakte is ondertekend. Artikel 30 lid 3 Wck bepaalt voorts welke gegevens in de kredietakte vermeld moeten worden. Aan deze vereisten is niet voldaan. De overeenkomst is op grond daarvan vernietigbaar.
- De kredietovereenkomst is voorts nietig op grond van artikel 33, aanhef en sub b, Wck waarin wordt bepaald dat de kredietgever de kredietaanvrager geen onvrije nevenverplichtingen mag opleggen. Daarvan is in dit geval sprake omdat [gedaagde] bij de ontvangst van het telefoontoestel tevens gehouden is om gebruik te maken van het netwerk van T-Mobile. De abonnementsovereenkomst is eveneens nietig op grond van artikel 3:39 BW omdat deze niet in de voorgeschreven vorm tot stand gekomen is.
- De abonnementsovereenkomst en de kredietovereenkomst zijn zodanig verknocht dat nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de kredietovereenkomst tevens tot nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de abonnementsovereenkomst leidt. Vernietiging van een deel van de overeenkomst zou er bovendien toe leiden dat T-Mobile kan profiteren van het ontduiken van regelgeving die bedoeld is om de consument te beschermen.
- Voor het aanbieden van kredieten is een vergunning vereist. Aangezien T-Mobile deze vergunning niet heeft, heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens [gedaagde]. Voorts heeft de BKR-toets ten onrechte niet plaatsgevonden en heeft T-Mobile geen onderzoek gedaan naar de financiële positie van [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Indien zij dit onderzoek had verricht, had zij kunnen constateren dat [gedaagde] geen werk en geen inkomen had.
- [gedaagde] betwist dat T-Mobile de overeenkomst op 5 augustus 2010 buitengerechtelijk heeft ontbonden. Afgezien daarvan is buitengerechtelijke ontbinding gelet op het bepaalde in artikel 44 Wck niet mogelijk. Nu ontbinding niet heeft plaats gevonden ontbreekt de grondslag voor de gevorderde schadevergoeding.
- Op grond van artikel 34 Wck zijn de buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar.
- [gedaagde] betwist de gestelde waarde van het telefoontoestel. De winkelwaarde van het toestel bedroeg in 2010 € 529,- inclusief BTW.