ECLI:NL:RBMNE:2015:4230

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
16/997017-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige illegale dierenhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland zich gebogen over een grootschalige illegale dierenhandel waarbij de verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van het handelen in beschermde diersoorten. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op meerdere data in april 2015, waarbij de rechtbank kennisnam van de vorderingen van de officieren van justitie, M.C.A. Plantenga en E.C. Visser, en de verdediging door de advocaten A.A. Feenstra en K.M.G. Demandt. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het bezit en de handel in beschermde diersoorten, het niet bijhouden van een correcte administratie, en het gebruik van valse facturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en in vereniging met anderen handelde in strijd met de Flora- en faunawet en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, een taakstraf van 180 uren, en een geldboete van €350,-. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de bescherming van diersoorten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/997017-12 [P]
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken
op tegenspraakgewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De inhoudelijke behandeling van deze strafzaak heeft plaatsgevonden op 22 april 2015,
23 april 2015, 24 april 2015 en 28 april 2015. De rechtbank heeft daarbij kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. M.C.A. Plantenga en mr. E.C. Visser, alsmede van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. A.A. Feenstra en mr. K.M.G. Demandt, advocaten te Breda, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummers: 16/997015-11 en 22/004108-07), [medeverdachte 2] (parketnummer: 16/997018-12) en [medeverdachte 3] (parketnummers: 16/997018-11 en 20/003376-09).

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 januari 2010 tot 12 november 2012 heeft gehandeld in strijd met artikel 13 van de Flora- en faunawet door al dan niet opzettelijk en samen met anderen beschermde diersoorten te bezitten, te vervoeren, ze binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen en ermee te handelen.
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 16 december 2011 tot en met 12 november 2012 heeft gehandeld in strijd met artikel 81 van de Flora- en faunawet door zich niet te houden aan de regels over het voeren van een administratie met betrekking tot het onder zich hebben, ontvangen, verkopen, ten verkoop voorradig of voorhanden hebben en afleveren van dieren.
ten aanzien van feit 3, primair:
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 november 2012 heeft gehandeld in strijd met artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren door al dan niet opzettelijk en samen met anderen dieren in Nederland te brengen, terwijl die dieren vanuit een derde land en via Nederland voor het eerst in de gebieden zijn gebracht waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.
ten aanzien van feit 3, subsidiair:
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 november 2012 heeft gehandeld in strijd met artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren door al dan niet opzettelijk en samen met anderen vogels in Nederland te brengen, terwijl die vogels zijn verzonden vanuit een lidstaat of een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag, dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland zijn gebracht, welke vogels bestemd zijn voor Nederland, een lidstaat of een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag.
ten aanzien van feit 3, meer subsidiair:zich in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 november 2012 heeft schuldig gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van meerdere vogels.
ten aanzien van feit 4:
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 november 2012 heeft gehandeld in strijd met artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren door al dan niet opzettelijk en samen met anderen als houder van dieren, terwijl hij wist/moest vermoeden dat door zijn handelen/nalaten een besmetting met/verspreiding van een besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt, dat handelen niet achterwege heeft gelaten, dan wel niet alle maatregelen heeft genomen om zo’n besmetting of verspreiding te voorkomen.
ten aanzien van feit 5, primair:
zich in de periode van 11 oktober 2011 tot en met 12 november 2012, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruikmaken van valse of vervalste facturen.
ten aanzien van feit 5, subsidiair:
zich in de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2012, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, door elf facturen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] op te nemen.

3.Voorvragen

3.1.
Niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard wegens een schending van de beginselen van een goede procesorde bij het vervolgen van verdachte. Het betreft een schending van het beginsel van het verbod op willekeur en het gelijkheidsbeginsel. Weliswaar komt de naam van verdachte in meerdere zaaksdossiers voor, echter deze dossiers zeggen verdachte niets. Verdachte heeft alleen vogels afgenomen.
Willekeurig en in strijd met het gelijkheidsbeginsel is verdachte wel vervolgd, en zijn andere verdachten die grotere aantallen vogels hebben afgenomen dan wel betrokken zijn bij de vijfvogelregeling niet vervolgd. De zaken van die afnemers zijn door het openbaar ministerie geseponeerd.
Standpunt openbaar ministerie
De officieren van justitie hebben toegelicht dat verdachte is vervolgd omdat hij vogels uit alle trajecten afnam en bovendien valse facturen in zijn administratie had opgenomen. Ten aanzien van de medeverdachten was nog geen vervolgingsbeslissing genomen. Door een misverstand zijn zaken van medeverdachten ten onrechte of onder een verkeerde code geseponeerd.
Oordeel rechtbank
De vervolgingsbeslissing door het openbaar ministerie leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Slechts in uitzonderlijke gevallen is plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. Van een zodanige uitzonderlijk geval kan sprake zijn als het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, in de zin van het verbod van willekeur of het gelijkheidsbeginsel, oftewel het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging, omdat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing van verdachte heeft kunnen komen en dat er geen sprake is van een onverenigbaarheid met een redelijke en billijke belangenafweging. Op het moment dat de vervolgingsbeslissing in de zaak van verdachte werd genomen, was hij in meerdere trajecten als afnemer van vogels naar voren gekomen. Daarbij was er de verdenking dat verdachte valse facturen in zijn administratie had opgenomen. De zaken van andere verdachten zijn naderhand door een misverstand geseponeerd. Deze omstandigheden zijn niet zodanig dat, in het licht van de beperkte toets van de vervolgingsbeslissing, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
3.2
Overige voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hiertoe hebben de officieren van justitie verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de verdediging verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken, maar daarbij uitsluitend ingaan op die standpunten die zijn voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Algemene opmerkingen bewijs
De hierna opgenomen bewijsmiddelen zullen per ten laste gelegd feit en vervolgens per ten laste gelegd zaaksdossier worden weergegeven.
Gelet op de overlap van een aantal bewijsmiddelen voor verschillende feiten wordt nu en dan verwezen naar bewijsmiddelen die onder een ander feit zijn opgenomen.
De weergegeven bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze gelet op de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.3.2
Algemene bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft verklaard dat hij eigenaar is van het bedrijf [bedrijf 1] te [vestigingsplaats]. De onder hem aangetroffen vogels vallen niet onder zijn bedrijf [bedrijf 1], maar zijn privé-bezit. . [2]
4.3.3
FEIT 1
4.3.3.1 Juridisch kader feit 1
CITES-verdrag
Ter bescherming van in het wild levende diersoorten tegen – onder meer – overmatige exploitatie ten gevolge van de internationale handel is op 18 juli 1984 in Nederland het internationaalrechtelijke CITES-verdrag in werking getreden. CITES staat voor de ‘Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora’.
Basisverordening 338/97
In de EU is het CITES-verdrag geïmplementeerd in de EU basisverordening 338/97 (hierna: de Basisverordening) en bijbehorende Uitvoeringsverordening. Doel van de Basisverordening is in het wild levende diersoorten te beschermen en in stand te houden door controle op het desbetreffende handelsverkeer. De Basisverordening is op 1 juni 1997 in werking getreden en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
De Basisverordening bevat vier bijlagen (A, B, C en D), waarin per type diersoort is omschreven aan welke voorschriften de handel in die soorten moet voldoen.
Flora- en faunawet
Daarnaast zijn in de Nederlandse Flora- en faunawet (verder: Ffw) en de daarop gebaseerde regelgeving verscheidene regels opgenomen ter bescherming van in het wild levende diersoorten.
Het eerste lid van artikel 13 Ffw bevat een algemeen verbod op het te koop vragen, kopen of verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben, verkopen of ten verkoop aanbieden, vervoeren, ten vervoer aanbieden, afleveren, gebruiken voor commercieel gewin, huren of verhuren, ruilen of in ruil aanbieden, uitwisselen of tentoonstellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben van dieren behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse diersoort.
Via de artikelen 4 en 5 Ffw en de onderliggende Regelingen en Besluiten is bepaald wanneer een bepaalde diersoort valt onder de categorie ‘beschermde inheemse diersoort’ respectievelijk ‘beschermde uitheemse diersoort’.
Strafbaarstelling artikel 13 Ffw
Overtreding van artikel 13 Ffw is strafbaar gesteld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (verder: Wed). Volgens artikel 2 Wed betreft dit een misdrijf indien dit opzettelijk is gedaan en een overtreding wanneer van dat opzet geen sprake is.
Uitzonderingen/vrijstellingen/ontheffingen Ffw
De al dan niet van toepassing zijnde uitzonderingen, vrijstellingen en ontheffingen op/van het eerste lid van artikel 13 Ffw zullen hieronder per diersoort worden besproken.
4.3.3.2 Vrijspraken feit 1
Zaaksdossier 05 – Oneigenlijk bezit - Wielewaal
Op 12 november 2012 is onder verdachte een wielewaal, oriolus oriolus, aangetroffen, waarvan het bezit op grond van artikel 13 Ffw is verboden.
Deze wielewaal was voorzien van een naadloos gesloten pootring, hetgeen een beroep op de vrijstelling van artikel 12 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (verder: Regeling vrijstelling) mogelijk maakt.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het hem onder 1 ten laste gelegde feit met betrekking tot de wielewaal.
Het standpunt van de officieren van justitie dat verdachte geen beroep op de vrijstellings-bepaling kan doen omdat de binnenmaat van de naadloos gesloten pootring 0,5 mm te ruim is, volgt de rechtbank niet. De rechtbank heeft daarbij gelet op de verklaring van
[D] bij de rechter-commissaris op 11 februari 2015. [D] heeft toen verklaard dat de wielewaal die bij verdachte is aangetroffen afkomstig is uit zijn kweekbestand. [D] heeft tevens uitgebreid toegelicht waarom hij een naadloos gesloten pootring van
5 mm, in plaats van de voorgeschreven 4,5 mm, bij de wielewaal heeft aangebracht.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voor het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit met betrekking tot de wielewaal en spreekt hem daarvan vrij.
4.3.3.3 Bewijs en bewijsoverwegingen feit 1
Zaaksdossier 03 – Dierentuinroute – Filippijnen-zending
Algemene bewijsmiddelen Filippijnen-zending
CITES-uitvoervergunning
Op 16 september 2010 is een CITES-uitvoervergunning met nummer 14387 afgegeven voor het uitvoeren van vogels. Volgens deze CITES-uitvoervergunning is de exporteur [exporteur] in [vestigingsplaats], Filippijnen. De importeur is [bedrijf 3] in [vestigingsplaats], Bulgarije. [3]
Op de CITES-uitvoervergunning staan de volgende vogels vermeld:
- 2 stuks luzon rufous hornbill (buceros hydrocorax) met de ringnummers: 0047 en 0086;
- 10 stuks luzon tarictic hornbill (penelopides manillea), waaronder hornbills met de ringnummers: ABC 0246 (female), HJ 1949 (female), HJ 1914 (male). [4]
Op de CITES-uitvoervergunning staat in vak 6 onder ‘special conditions’: ‘*For Breeding Purposes Only* (alleen voor kweek doeleinden).’ [5]
CITES-invoervergunning
Op 17 september 2010 is een CITES-invoervergunning afgegeven met het nummer 10BG0107I. De soorten, aantallen en ringnummers van de vogels die zijn genoemd op deze invoervergunning komen precies overeen met de soorten, aantallen en ringnummers van de vogels die op de uitvoervergunning 14387 staan. Op de invoervergunning wordt ook verwezen naar het nummer van de uitvoervergunning, te weten 14387. [6]
De CITES-invoervergunning heeft als doelcode ‘Z’. [7] CITES-invoervergunningen met code ‘Z’ geven aan dat de dieren bestemd zijn voor een dierentuin en dat deze bestemming niet kan veranderen. [8]
Verdachte heeft geen dierentuin. [9]
Bewijs panay/luzon neushoornvogels en rosse neushoornvogels
De panay neushoornvogel, wetenschappelijke naam: penelopides panini, en de luzon neushoornvogel, wetenschappelijke naam: penelopides manillae, zijn opgenomen in Bijlage B van de Basisverordening. [10]
De rosse neushoornvogel, wetenschappelijke naam: buceros hydrocorax, is opgenomen in Bijlage B van de Basisverordening. [11]
In het TRAde Control and Expert Systemis (verder: TRACES) is een certificaat, gedateerd 11 oktober 2010, aangetroffen met het nummer CVEDA.NL.2010.0005892. Op dit certificaat staat als verzender Avilon Wildlife Filippinen en als geadresseerde [bedrijf 3], [vestigingsplaats] Bulgarije vermeld. Bij de buitengrensinspectiepost staat een A (Amsterdam) ingevuld. Verder staat er op vermeld dat het vervoermiddel na de grensinspectiepost een voertuig is met het kenteken [kenteken], de vervoerder het KLM dierenhotel is en dat de lidstaten van doorvoer DE, AT, HU en RO zijn. Het zou gaan om 67 dieren. [12]
Op het bijbehorende gezondheidscertificaat , gedateerd 11 oktober 2010, staan tien luzon tarictic hornbills (neushoornvogels), met onder meer de ringnummers ABC 0246, HJ 1914 en HJ 1949 en twee buceros hydrocorax (rosse neushoornvogels) met de ringnummers 0047 en 0086 vermeld. [13]
Bij een doorzoeking in [bedrijf 3] in Bulgarije zijn handgeschreven aantekeningen gevonden met een lijst van vogels die naar Nederland gaan, waaronder tien luzon tarictic hornbills en twee buceros hydrocorax. Verder staat [medeverdachte 1] in Woerden op deze lijst vermeld. [14]
Onder verdachte zijn op 12 november 2012 drie luzon neushoornvogels met de ringnummers ABO 0246, HJ 1949 en HJ 1914 en twee rosse neushoornvogels met de ringnummers 0047 en 0086 aangetroffen. Al deze neushoornvogels hadden een open pootring. [15]
Onder verdachte zijn ook twee overdrachtsverklaringen aangetroffen die zijn gedateerd
15 januari 2011. ‘Donator: [medeverdachte 1], [adres] [woonplaats]’ en ‘Recipient: [bedrijf 1], [adres] [postcode] [woonplaats]’ verklaren daarin over de eigendomsoverdracht van ‘tarantic neushoornvogels, penelopides panini, met de ringnummers HJ1914, HJ 19Z9, ABO0246 en HJ1971’. [16]
Onder [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1]) is een factuur van € 14.280,- aangetroffen, die afkomstig is van ‘[bedrijf van medeverdachte 1] te Woerden’ en is gericht aan ‘[bedrijf 1] te [vestigingsplaats]’. De factuur is gedateerd 27 januari 2011 en betreft onder meer de levering van ‘2-2 penelopides manillae CB. [17] Dezelfde factuur is ook onder verdachte aangetroffen. [18]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat van de vier neushoornvogels die hij van [medeverdachte 1] heeft gekocht er drie in beslag zijn genomen. De vierde is blijkbaar over het hoofd gezien. [19]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de neushoornvogels die zijn aangetroffen bij verdachte uit Tsjechië heeft gekocht. [20]
Uit onderzoek naar de bankrekening op naam van ‘[bedrijf 4]’, eenmanszaak van [medeverdachte 1], is gebleken dat op 11 februari 2011 een bedrag van € 14.280,- is overgemaakt door ‘[bedrijf 1]’ [21] Verdachte heeft verklaard dat hij een rekening courant verhouding met [bedrijf 1] heeft en op die wijze de vogels heeft betaald. [22]
Op 16 december 2011 heeft verdachte stukken uit de administratie van [bedrijf 1] verstrekt. De op 12 november 2012 onder verdachte in beslag genomen administratie van [bedrijf 1] komt hiermee overeen. [23] In de administratie zijn verschillende gegevens geregistreerd over de peneopides manillae en de buceros hydrocorax, maar een vermelding van een CITES-nummer, exacte datum en plaats (de rechtbank begrijpt: van verkrijging) ontbreekt. [24]
Op 6 januari 2012 heeft verdachte formulieren uit zijn administratie overhandigd met betrekking tot de neushoornvogels die hij in zijn bezit heeft. [25] Desgevraagd kon verdachte niet de data geven van het moment waarop hij deze vogels had overgenomen. [26]
Verdachte weet wel dat de neushoornvogels die bij hem zijn aangetroffen door [medeverdachte 1] zijn geïmporteerd. Hij weet zelf niet waar ze vandaan komen en hij hoeft dit ook niet te weten, zo lang de papieren bij zijn aankoop van [medeverdachte 1] maar in orde zijn. Hij heeft hier geen documenten van. [27]
Verdachte heeft verder verklaard dat hij specifiek op zoek was naar neushoornvogels en dat de neushoornvogels die bij hem zijn aangetroffen door hem zijn gebruikt om mee te kweken en het diervoeder te testen dat hij met zijn bedrijf [bedrijf 1] ontwikkelt. Hij laat de bij hem aanwezige neushoornvogels met dat doel zien aan potentieel belangstellenden voor het diervoeder. [28]
Bewijsoverwegingen panay/luzon neushoornvogels en rosse neushoornvogels
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte drie panay neushoornvogels dan wel luzon neushoornvogels en twee rosse neushoornvogels (hierna: neushoornvogels) van [medeverdachte 1] heeft gekocht en verworven, in voorraad heeft gehad en onder zich heeft gehad.
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat verdachte deze neushoornvogels heeft gebruikt voor commercieel gewin, omdat verdachte de vogels niet alleen hobbymatig heeft aangeschaft en onder zich gehouden. Hij heeft de neushoornvogels gebruikt om het diervoeder te testen, dat hij met zijn bedrijf [bedrijf 1] ontwikkelt. Verdachte heeft de neushoornvogels daarnaast met dat doel laten zien aan potentieel belangstellenden voor het diervoeder. De rechtbank acht daarmee eveneens bewezen dat verdachte de neushoornvogels heeft tentoongesteld voor handelsdoeleinden.
De rechtbank ziet onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voor het ten laste gelegde medeplegen met betrekking tot de neushoornvogels. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.
Panay neushoornvogels, luzon neushoornvogels en rosse neushoornvogels zijn dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (Bijlage B Basisverordening), waarvoor op grond van artikel 13 lid 1 Ffw een verbod geldt voor de bovengenoemde door verdachte verrichte handelingen.
Vrijstelling?
De verdediging heeft bepleit dat verdachte de neushoornvogels mocht kopen en onder zich houden, omdat ten tijde van de aankoop door verdachte alle benodigde documenten aanwezig waren. Ook heeft hij de neushoornvogels in zijn administratie opgenomen, zodat de herkomst duidelijk was. Verdachte kan daarom een beroep doen op de vrijstellings-bepalingen uit de Regeling vrijstelling, waardoor hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt ten aanzien van een mogelijk beroep op vrijstellingsbepalingen het volgende.
In artikel 10 van de Regeling vrijstelling is bepaald dat - indien kan worden
aangetoonddat specimens van soorten, genoemd in Bijlage B van de Basisverordening, overeenkomstig het bij of krachtens de Flora- en faunawet bepaalde en met inachtneming van de Basisverordening en Uitvoeringsverordening in Nederland zijn gebracht of verkregen - een vrijstelling geldt voor de verboden handelingen uit lid 1 van artikel 13 Ffw, met uitzondering van het verbod op het onder zich hebben.
Verdachte heeft de vogels gekocht en verworven van [medeverdachte 1], hetgeen zoals gezegd verboden handelingen zijn op grond van artikel 13 lid 1 Ffw. Voor de gebruikmaking van de vrijstelling uit artikel 10 van de Regeling vrijstelling rust op hem de verplichting aan te tonen dat de vogels met inachtneming van het bepaalde in de Basisverordening en Uitvoeringsverordening in Nederland zijn gebracht of verkregen.
Uit voornoemde bewijsmiddelen, de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de overige stukken uit het dossier blijkt dat verdachte dit
niet aan kan tonen.Verdachte kan dan ook geen succesvol beroep doen op de vrijstellingsbepaling uit artikel 10 van de Regeling vrijstelling.
Uit artikel 12 van de Regeling vrijstelling volgt dat voor een vrijstelling van het bezitsverbod
aantoonbaarmoet zijn dat in gevangenschap geboren en gefokte vogels, behorende tot Bijlage B soorten, zijn gefokt en zijn voorzien van een naadloos gesloten pootring of een microchiptransponder, alsmede dat ze zijn opgenomen in de administratie, om in aanmerking te kunnen komen voor een vrijstelling van het verbod uit artikel 13 lid 1 Ffw die soorten onder zich te hebben.
De neushoornvogels hadden allemaal een open pootring, zodat verdachte ook niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een beroep op een vrijstelling van het bezitsverbod, zoals verwoord in artikel 12 van de Regeling vrijstelling.
In het licht van het vorenstaande is de conclusie dat verdachte niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een beroep op eventuele vrijstellingen. Hij heeft dus in strijd gehandeld met artikel 13 lid 1 Ffw.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte af mocht gaan op de correcte invoer van de vogels door [medeverdachte 1], dat hij niet kan en hoeft te weten waar de vogels vandaan komen en of die invoer volgens de regels is gegaan. Gelet op de vermelde vrijstellingsregelgeving heeft verdachte hierin een eigen verantwoordelijkheid. Daarbij was het voor verdachte zichtbaar dat de vogels niet waren voorzien van een naadloos gesloten pootring.
De rechtbank acht - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met betrekking tot de drie panay neushoornvogels dan wel luzon neushoornvogels en twee rosse neushoornvogels opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 13 lid 1 Ffw, door deze vogels te kopen, te verwerven, in voorraad te hebben, onder zich te hebben, te gebruiken voor commercieel gewin en tentoon te stellen voor handelsdoeleinden.
Zaaksdossier 06 – Vijfvogelregeling
Bewijs Papoea beo’s
De papoea beo, wetenschappelijke naam: mino dumonti, is opgenomen in Bijlage D van de Basisverordening. [29] Gelet op de artikelen 5 lid 2 Ffw en 4 lid 2 onder a Regeling aanwijzing betreft het een beschermde uitheemse diersoort.
Verdachte heeft verklaard dat hij in totaal tien papoea beo’s van [medeverdachte 1] aangeboden heeft gekregen en dat hij ze vervolgens van [medeverdachte 1] heeft gekocht. Deze papoea beo’s waren oorspronkelijk afkomstig van [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3]) uit Dubai. [30]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij tien papoea beo’s via [medeverdachte 1] aan verdachte heeft verkocht. [31]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een bemiddelende rol heeft gespeeld tussen verdachte en [medeverdachte 3] bij de verkoop van de tien papoea beo’s.
Op 14 januari 2011 zijn vanuit Dubai door [medeverdachte 3] per vliegtuig vijf papoea beo’s naar Frankfurt gezonden. De geadresseerde van deze zending is [verdachte], wonende te Stramproy in Nederland. [32] Op de Airwaybill behorende bij deze zending is onder de naam van geadresseerde [verdachte] het telefoonnummer van [medeverdachte 1] vermeld. [33] Op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat is door [medeverdachte 3] ingevuld dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden. [34]
[A] (verder: [A]), een kennis van [medeverdachte 3], is als begeleider van de vogels van Dubai naar Frankfurt meegereisd. Vervolgens heeft [A] de vogels bij [medeverdachte 1] in Nederland afgeleverd. [35]
In de administratie van verdachte en [medeverdachte 1] is een factuur van [bedrijf van medeverdachte 1] aan [bedrijf 1] aangetroffen, die is gedateerd 27 januari 2011. [36] In die factuur worden onder meer vijf papoea beo’s in rekening gebracht. [bedrijf 1] is een onderneming van verdachte. [37]
Verder zijn in de administratie van verdachte een tweetal “Declarations of Transfer” gevonden van 15 januari 2011. In deze overdrachtsverklaringen worden vijf Papoea beo’s vermeld en wordt als eigenaar/overdrager genoemd “[medeverdachte 1] c/o [medeverdachte 3] [38] respectievelijk “[medeverdachte 3] c/o [medeverdachte 1]”. [39]
Op 2 februari 2011 is door [medeverdachte 3] vanuit Dubai wederom een zending van vijf papoea beo’s naar verdachte verzonden. Op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat is onder de naam van de geadresseerde [verdachte] het telefoonnummer van [medeverdachte 1] vermeld, alsmede een vijftal ringnummers. [medeverdachte 3] heeft op dit certificaat aangegeven dat de papoea beo’s niet worden verzonden voor commerciële doeleinden. [40]
Uit een factuur van [bedrijf 2] van 14 februari 2011 blijkt dat deze onderneming in opdracht van [bedrijf 1] het geslacht van een negental papoea beo’s heeft bepaald. Daarbij worden onder meer dezelfde ringnummers vermeld als op het hiervoor bedoelde certificaat van de zending van 2 februari 2011. [41]
In de administratie van verdachte zijn handgeschreven notities aangetroffen. Op een van deze notities is vermeld “5 Beo 6.000,-“ en de naam [bedrijf 1] met de adresgegevens van deze onderneming. [42] Op een andere notitie is vermeld “€ 6.000,- 5 x 1.200,- Beo” en daarbij de naam [verdachte] (met diens adresgegevens). [43]
Bewijsoverweging papoea beo’sDe verdediging bepleit allereerst dat de papoea beo geen beschermde uitheemse diersoort is.
De rechtbank verwerpt dit verweer met verwijzing naar de artikelen 5 lid 2 Ffw en 4 lid 2 onder a van de Regeling aanwijzing in samenhang met Bijlage D van de Basisverordening en de Verordening 407/2009, zoals hiervoor onder de bewijsmiddelen is besproken.
De verdediging bepleit verder dat verdachte al maanden voordat de zendingen plaatsvonden eigenaar van de papoea beo’s was geworden in Dubai, waardoor geen sprake is geweest van een commerciële overdracht ten tijde van de zendingen vanuit Dubai en via Frankfurt naar Stramproy, aldus de verdediging.
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen trekt de rechtbank de volgende conclusies. [medeverdachte 1] heeft tien (twee keer vijf) papoea beo’s aan verdachte ten verkoop aangeboden, verkocht en geleverd. Deze papoea beo’s waren door [medeverdachte 3] vanuit Dubai naar Frankfurt verzonden. Nadat de vogels in Nederland waren aangekomen heeft [medeverdachte 1] deze vogels bij verdachte, althans bij zijn onderneming, in rekening gebracht. Ook de overdracht van de vogels heeft - gezien de aangetroffen ‘Declarations of Transfer’ – pas toen plaatsgevonden. Dit betekent dat de papoea beo’s, toen zij vanuit Dubai werden verzonden, bestemd waren voor verkoop en eigendomsoverdracht.
De stelling van verdachte dat hij al maanden voor de zending eigenaar van de papoea beo’s was geworden wordt weersproken door deze bewijsmiddelen (zie facturen en Declarations of Transfer). Verder is door verdachte ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in Dubai al eigenaar van de vogels was geworden - als dat al naar het civiele recht van Dubai zou kunnen - geen enkel stuk of ander aanknopingspunt geboden waaruit de juistheid van die stelling zou kunnen blijken.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, verwerpt de rechtbank de verweren van de verdediging en overweegt zij dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte – samen en in vereniging met anderen – begin 2011 tien papoea beo’s binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ze heeft gekocht en verworven. Daarnaast kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte deze tien beo’s onder zich heeft gehad.
Het openbaar ministerie heeft op de tenlastelegging van verdachte onder feit 1 geen tien papoea beo’s, maar slechts “vijf, althans één of meer papoea beo’s” opgenomen.
Gelet hierop zal de rechtbank er bij een eventuele bewezenverklaring van uitgaan dat verdachte – samen en in vereniging met anderen – begin 2011 vijf papoea beo’s binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ze heeft gekocht en verworven, en daarnaast dat hij deze vijf beo’s onder zich heeft gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij beide zendingen van de papoea’s beo’s sprake geweest van een duidelijke taakverdeling en nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen zoals [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde medeplegen van voornoemde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
Papoea beo’s zijn dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (Bijlage D Basisverordening), waarvoor op grond van artikel 13 lid 1 Ffw een verbod geldt voor de bovengenoemde door verdachte verrichtte handelingen.
Vrijstelling?
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de papoea beo’s legaal in Nederland zijn geïmporteerd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van een mogelijk beroep op vrijstellingsbepalingen het volgende.
In artikel 7 van de Regeling vrijstelling is ten behoeve van het intracommunautaire verkeer bepaald dat - indien kan worden
aangetoonddat specimens van soorten, genoemd in Bijlage D van de Basisverordening, overeenkomstig de in een lidstaat geldende wetgeving en met inachtneming van de Basisverordening en Uitvoeringsverordening zijn verkregen - een vrijstelling geldt voor het verbod op het binnen het grondgebied van Nederland brengen uit lid 1 van artikel 13 Ffw.
In artikel 10 van de Regeling vrijstelling is bepaald dat - indien kan worden
aangetoonddat specimens van soorten, genoemd in Bijlage D van de Basisverordening, overeenkomstig het bij of krachtens de Flora- en faunawet bepaalde en met inachtneming van de Basisverordening en Uitvoeringsverordening in Nederland zijn gebracht of verkregen - een vrijstelling geldt voor de verboden handelingen uit lid 1 van artikel 13 Ffw, met uitzondering van het verbod op het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of het onder zich hebben.
Uit voornoemde bewijsmiddelen, de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de overige stukken uit het dossier blijkt dat verdachte
niet aan kan tonendat de papoea beo’s in overeenstemming met alle geldende regelgeving (Basisverordening en Uitvoeringsverordening) in Nederland zijn gebracht of verkregen, terwijl dit gelet op de formulering van de vrijstellingsbepalingen een verplichting is die rust op degene die gebruik wil maken van die vrijstellingen.
Dit volgt reeds uit het feit dat op de documenten ten behoeve van de invoer in de EU door [medeverdachte 3] is ingevuld dat de papoea beo’s niet bestemd waren voor commerciële doeleinden, terwijl uit de bewijsmiddelen en voormelde bewijsoverwegingen blijkt dat de papoea beo’s wel degelijk met een commercieel oogmerk door [medeverdachte 3] vanuit Dubai – via [medeverdachte 1] – naar verdachte in Stramproy zijn verzonden.
In artikel 16 lid 1 onder c van de Basisverordening is opgenomen dat door lidstaten sancties dienen te worden opgelegd indien een valse verklaring wordt afgelegd of bewust verkeerde informatie is verstrekt om zodoende een vergunning of een certificaat te verkrijgen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat in strijd met de waarheid door [medeverdachte 3] op de EU-invoerdocumenten is ingevuld dat de papoea beo’s niet voor commerciële doeleinden werden ingevoerd.
De rechtbank leidt uit hetgeen in artikel 16 lid 1 onder c van de Basisverordening is opgenomen af, dat verdachte niet voldoet aan de voorwaarden om onder de vrijstellingen van de artikelen 7 en 10 van de Regeling vrijstelling te vallen. Er is immers een valse verklaring afgelegd dan wel bewust verkeerde informatie verstrekt om de vergunning dan wel het certificaat te verkrijgen.
Gelet op het voorgaande kan verdachte niet aantonen dat de papoea beo’s in overeenstemming met alle geldende regelgeving in Nederland zijn gebracht of verkregen, waardoor niet is voldaan aan de vereisten die in de artikelen 7 en 10 van de Regeling vrijstelling zijn gesteld. Verdachte kan dan ook geen succesvol beroep doen op die vrijstellingsbepalingen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met betrekking tot vijf papoea beo’s opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 13 lid 1 Ffw.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat aan verdachte niet kan worden verweten dat hij
opzettelijkheeft gehandeld, omdat hij in de veronderstelling was dat hij over de juiste papieren beschikte voor de invoer van de papoea beo’s.
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde
opzettelijkehandelen in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 13 Ffw van oordeel dat het opzet voor een bewezenverklaring van economische delicten niet gericht hoeft te zijn op het wederrechtelijke karakter van de toepasselijke bepaling. Kleurloos opzet is reeds voldoende voor een bewezenverklaring van economische delicten.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het opzet van verdachte gericht is geweest op de verboden gedraging in haar verschillende onderdelen, te weten het samen en in vereniging met anderen binnen het grondgebied van Nederland brengen, kopen en verwerven van de papoea beo’s, en daarnaast het onder zich hebben van de papoea beo’s. Hierdoor kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met betrekking tot vijf papoea beo’s
opzettelijkheeft gehandeld in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 13 lid 1 Ffw.
4.3.4
FEIT 2
4.3.4.1 Juridisch kader feit 2

81.Ffw

Op grond van artikel 81 Ffw zijn in de Regeling administratie bezit en handel in beschermde dier- en plantensoorten (verder: Regeling administratie) wettelijke regels vastgesteld over het voeren van een administratie en verstrekken van gegevens met betrekking tot het onder zich hebben, ontvangen, verkopen, ten verkoop voorradig of voorhanden hebben en afleveren van dieren behorende tot soorten waarop de Ffw van toepassing is.
Strafbaarstelling artikel 81 Ffw
Overtreding van artikel 81 Ffw is strafbaar gesteld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (verder: Wed). Volgens artikel 2 Wed betreft dit een misdrijf indien dit opzettelijk is gedaan en een overtreding wanneer van dat opzet geen sprake is.
Regeling administratieArtikel 2 lid 1 onder c van de Regeling administratie stelt verplicht een registratie bij te houden van levende specimens van in gevangenschap geboren en gefokte of uit het wild afkomstige dieren, behorende tot beschermde uitheemse diersoorten, genoemd in bijlage B bij de Basisverordening. Er is een uitzondering op die verplichting opgenomen voor gefokte vogels, die van een naadloos gesloten pootring zijn voorzien.
De registratie moet volgens artikel 3 lid 1 van de Regeling administratie in ieder geval de volgende gegevens bevatten:
b. datum en plaats van verkrijging;
c. naam, adres en land van de leverancier;
e. nummer bijbehorend Cites-document.
De registratieplicht uit artikel 2.1 lid 1 Regeling administratie geldt volgens artikel 6 Regeling administratie voor een ieder die specimens van soorten, zoals bedoeld in dat artikellid, onder zich heeft of daarmee handelingen verricht als bedoeld in artikel 13 lid 1 Ffw.
Gelet op artikel 5 van de Regeling administratie dient de administratie zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 doorlopend genummerd te zijn en volledig en naar waarheid ingevuld.
4.3.4.2 Bewijs en bewijsoverwegingen feit 2
Verweer verdediging toelaatbaarheid bewijs
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegd feit heeft de verdediging bepleit dat de stukken die op 6 januari 2012 door verdachte aan de heer [C] van de NVWA zijn verstrekt niet voor het bewijs mogen worden gebruikt.
Er is sprake van een onrechtmatige verkrijging van die stukken en détournement de pouvoir door de heer [C]. Ondanks het feit dat er al een strafrechtelijke verdenking tegen verdachte aanwezig was, heeft [C] namelijk niet duidelijk aangegeven dat en of hij in het kader van zijn toezichthoudende bevoegdheden respectievelijk als opsporingsambtenaar in strafrechtelijke zin om de stukken heeft verzocht. Verdachte is hierdoor in zijn belangen geschaad en er is in strijd met het bepaalde in artikel 6 EVRM gehandeld. Op het moment dat sprake is van een ‘criminal charge’ mag een verdachte namelijk niet worden gedwongen aan zijn eigen veroordeling mee te werken, aldus de verdediging.
Standpunt openbaar ministerie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de verweren van de verdediging moeten worden verworpen, omdat [C] in zijn hoedanigheid van toezichthouder namens de NVWA bevoegd was controlebevoegheden uit te oefenen op grond van de Ffw. Daar valt het verzoeken om de administratie van Bijlage A en B vogels aan de houder van die vogels onder. Het zijn bovendien van de wil van verdachte onafhankelijke stukken. [C] heeft daarnaast wel kenbaar gemaakt dat hij in het kader van de opsporing aanwezig was. Dat er geen cautie aan verdachte is gegeven maakt niet uit, omdat er geen sprake was van een verhoorsituatie, maar slechts van het verzoek tot het afgeven van een verplichte administratie.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de heer [C] duidelijk kenbaar had moeten maken dat er sprake was van een strafrechtelijke verdenking op het moment dat hij aan verdachte vroeg zijn administratie te verstrekken. Dit heeft hij, zo blijkt uit het dossier, niet gedaan en de rechtbank ziet dit als een vormverzuim.
De heer [C] had als toezichthoudend ambtenaar van de NVWA wel de bevoegdheid om die administratie te vragen. Bovendien betreffen de door [C] verzochte en door verdachte overgelegde administratiestukken materiaal dat onafhankelijk van de wil van verdachte bestaat. Het gebruik van de door verdachte overlegde administratiestukken als bewijsmiddel is om die redenen niet in strijd met het nemo tenetur beginsel en de stukken kunnen dan ook als bewijs in de strafprocedure van verdachte worden betrokken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging strekkende tot bewijsuitsluiting van de op 6 januari 2012 door verdachte aan de heer [C] van de NVWA verstrekte administratie en laat het bij de enkele constatering van het vormverzuim dat [C] zich niet als opsporingsambtenaar bij verdachte kenbaar heeft gemaakt toen hij om de stukken uit zijn administratie verzocht.
Bewijs en bewijsoverwegingen
Uit de onder punt 4.3.3.3 genoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, volgt dat verdachte in de ten laste gelegde periode vier panay neushoornvogels dan wel luzon neushoornvogels en twee rosse neushoornvogels (verder: neushoornvogels) onder zich heeft gehad en daar op grond van artikel 13 lid 1 Ffw voornoemde verboden handelingen mee heeft verricht.
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte in de ten laste gelegde periode van deze neushoornvogels geen doorgenummerde administratie heeft bijgehouden, terwijl dat gelet op de artikelen 2.1 lid 1 en 5 van de Regeling administratie wel verplicht was.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte (uiteindelijk) wel heeft voldaan aan zijn registratieverplichting doordat hij over documenten beschikte waar de datum en plaats van verkrijgen en het adres en land van de leverancier van de ten laste gelegde neushoornvogels op zijn vermeld. Gelet op de regelgeving zou het volgens de verdediging niet aan verdachte kunnen worden tegengeworpen dat er geen nummers van bijbehorende CITES-documenten in zijn administratie zijn opgenomen, omdat de herkomst van de neushoornvogels duidelijk uit zijn administratie blijkt.
Dat verdachte wel over losse documenten beschikte waar de datum en plaats van verkrijgen en het adres en land van de leverancier van de neushoornvogels op zijn vermeld, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat sprake is van een doorgenummerde administratie zoals bedoeld in de artikelen 2.1 lid 1, 3 lid 1 en 5 van de Regeling administratie.
Hoewel de documenten waar verdachte over zou beschikken mogelijk een groot deel van de te registreren gegevens bevatten, bieden zij geen totaaloverzicht zoals een doorgenummerde registratie dat doet.
Bovendien volgt uit artikel 6 van de Regeling administratie dat eenieder die soorten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 Regeling administratie onder zich heeft, daarvan een registratie als bedoeld in dat artikel bij moet houden. Daaronder valt, gelet op artikel 3 lid 1 onder e van de Regeling administratie, ook het nummer van het bijbehorende CITES-document.
De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de verdediging dat verdachte een juiste administratie heeft bijgehouden en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met betrekking tot de vier panay neushoornvogels dan wel luzon neushoornvogels en twee rosse neushoornvogels, heeft gehandeld in strijd met artikel 2.1 lid 1 van de Regeling administratie. Het betreft een overtreding van artikel 81 Ffw.
4.3.5 FEIT 3
4.3.5.1 Juridisch kader feit 3
Verordening 318/2007
In de verordening (EG) nr. 318/2007 van 23 maart 2007 zijn regels gesteld tot vaststelling van veterinaire voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Europese Gemeenschap die afkomstig zijn van derde landen buiten Europa (verder ook: verordening 318/2007). Uitgangspunt van deze verordening is dat import van vogels uit derde landen uitsluitend is toegestaan als aan bepaalde in de verordening omschreven voorwaarden wordt voldaan.
Deze voorwaarden zijn onder meer dat de vogels (1) afkomstig moeten zijn van een in een derde land erkend vermeerderingsbedrijf, (2) in gevangenschap zijn gefokt, (3) vóór verzending getest zijn op bepaalde vogelziektes, (4) vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat, (5) voorzien zijn van een naadloos gesloten pootring of een microchip en (6) gedurende 30 dagen (op de plaats van bestemming) in quarantaine worden gehouden in een daarvoor erkende voorziening (zie hiervoor de artikelen 4 tot en met 6 en artikel 11 van verordening 318/2007).
Deze strenge voorwaarden zijn - gelet op de inleidende overwegingen bij de verordening 318/2007 - ingegeven door de wens om vogelziektes, afkomstig van (in het wild gevangen) vogels, en daarmee verband houdende risico’s voor dierenwelzijn, dierengezondheid en verspreiding van virusziekten zoveel mogelijk te voorkomen.
De verordening 318/2007 is op 1 juli 2007 in werking getreden en is rechtstreeks van toepassing in elke lidstaat.
Vijfvogelregeling
Op de hiervoor omschreven geldende voorwaarden voor import uit derde landen bestaat een uitzondering voor zogenaamde gezelschapsdieren. Deze uitzondering vindt haar oorsprong in verordening (EG) nr. 998/2003 van 26 mei 2003 (verder ook: verordening 998/2003). In die verordening wordt in artikel 3 een definitie van gezelschapsdieren gegeven, te weten: dieren (…) die hun eigenaar of een natuurlijk persoon die er namens de eigenaar tijdens het verkeer voor verantwoordelijk is, begeleiden en die niet voor
verkoopof
eigendomsoverdrachtbestemd zijn [cursivering: rechtbank].
De uitzondering voor de import van gezelschapsdieren is verder uitgewerkt in een beschikking van de Commissie 2007/25/EG van 22 december 2006 tot vaststelling van beschermende maatregelen van gezelschapsvogels die hun eigenaar vergezellen (verder ook beschikking 2007/25). In de preambule van deze beschikking wordt onder meer het volgende overwogen:
“Om duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen in gevangenschap levende vogels die in het wild voor commerciële invoer zijn gevangen en gezelschapsvogels, moet het verkeer van levende gezelschapsvogels onderworpen blijven aan strikte voorwaarden (…) om de status van gezelschapsvogels te waarborgen en de verspreiding van (…) virusziekten te voorkomen.”
Een van die strikte voorwaarden houdt in dat het verkeer vanuit derde landen van levende gezelschapsvogels uitsluitend is toegestaan als de zending uit niet meer dan vijf vogels bestaat (zie artikel 1 van beschikking 2007/25).
Uitleg vijfvogelregeling
Uit hetgeen door verdachte en het openbaar ministerie ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat zij van mening verschillen over de wijze waarop de vijfvogelregeling moet worden uitgelegd.
Verdachte stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de verschillende zendingen vogels die onder feit 3 onder het kopje “vijfvogelregeling” op zijn tenlastelegging staan, voor zover hij daarbij betrokken zou zijn, binnen de toegestane uitzondering vanuit een derde land de Europese Unie zijn binnengebracht.
Het openbaar ministerie is een andersluidende mening toegedaan. Volgens haar hebben verdachte (en zijn mededaders) bewust misbruik van de vijfvogelregeling gemaakt en daardoor in strijd gehandeld met de verordening 318/2007 en een strafbaar feit gepleegd op grond van het bepaalde in de (hierna nog te bespreken) Regeling handel.
Met betrekking tot de uitleg van de vijfvogelregeling overweegt de rechtbank het volgende. Uitgangspunt is dat aan de strikte voorwaarden voor import uit een derde land, zoals omschreven in verordening 318/2007, niet behoeft te worden voldaan als rechtsgeldig een beroep op de vijfvogelregeling kan worden gedaan.
De uitzondering van de vijfvogelregeling is gezien de definitie van het begrip “gezelschapsdier”, en in het Engels “pet”, duidelijk bedoeld voor vogels die hun eigenaar (als huisdier) van de ene naar de andere plaats vergezellen. Dit volgt ook uit het feit dat de vogels niet bedoeld mogen zijn voor verkoop of eigendomsoverdracht. Deze uitleg wordt bevestigd door [E], senior inspecteur bij de NVWA. Hij verklaart immers bij zijn verhoor bij de rechter commissaris hierover: “
de beschikking is bedoeld voor gezelschapsdieren, voor eigen vogels die je hebt. Bedoeld daarmee is dat je die mee kan nemen als je verhuist(…).
Onder de groep “gezelschapsvogels” wordt dus niet begrepen vogels die vanuit een derde land Europa worden binnengebracht en zich dan pas in Europa bij hun nieuwe eigenaar voegen. In dat geval worden de vogels immers tijdens hun reis niet door hun eigenaar vergezeld, maar worden zij door de vorige eigenaar naar de nieuwe eigenaar verzonden. Ofwel, dan verhuizen de vogels niet met hun eigenaar mee.
Verder wordt onder gezelschapsdieren in ieder geval uitdrukkelijk niet begrepen: vogels die in het wild voor commerciële invoer zijn gevangen. Dit wordt expliciet in de preambule van beschikking 2007/25 overwogen (zie hierboven). Dit brengt onder meer mee dat voor commerciële doeleinden in het wild gevangen vogels nimmer op grond van de vijfvogelregeling vanuit een derde land binnen het grond gebied van de Europese Unie mogen worden gebracht. Dit eigenaarschap brengt immers geen verandering in het feit dat de vogels in kwestie zijn gevangen met het oogmerk die te verkopen en daardoor geen gezelschapsdieren zijn.
Regeling handel levende dieren en producten
In de hiervoor besproken verordeningen en beschikking van de Europese Commissie zijn weliswaar regels gegeven voor de import van vogels van derde landen naar een lidstaat van de Europese Unie, maar in die verordeningen/beschikking is geen verbods- en/of strafbepaling opgenomen. Dat is wel gebeurd in artikel 10 Gwd in samenhang met artikel 2.1. tweede lid van de Regeling handel levende dieren en levende producten (verder ook: Regeling handel).
In artikel 2.1. lid 2, tweede gedachtestreepje van de Regeling Handel is - kort gezegd - bepaald dat het brengen van vogels in Nederland vanuit een lidstaat of andere staat die partij is bij het EER-verdrag dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland worden gebracht, verboden is.
Voor deze verbodsbepaling bestaat een vrijstelling als de import van vogels vanuit een land binnen de Europese ruimte naar Nederland vergezeld gaat van (1) een verklaring als bedoeld in artikel 4, vierde gedachtestreepje van richtlijn 92/65/EEG en (2) een vervoersdocument als bedoeld in artikel 13 en bijlage E bij deze zelfde richtlijn (zie artikel 2.2. lid 3 in samenhang met artikel 8.10 lid 1 en 3 Regeling handel).
Met een verklaring onder (1) wordt - kort gezegd - gedoeld op een verklaring van het hoofd van het bedrijf waarvan de vogels afkomstig zijn, inhoudende dat die vogels op het moment van verzending geen duidelijke ziekteverschijnselen vertonen en dat voor zijn bedrijf geen veterinairrechtelijke beperkingen gelden. Met een vervoerdocument onder (2) wordt gedoeld op een document waarop onder meer de afzender, de geadresseerde en de reden voor de verzending van de dieren worden vermeld.
In artikel 2.1. lid 2, derde gedachtestreepje van de Regeling Handel is bepaald dat het brengen van dieren die zijn verzonden vanuit een derde land en via Nederland voor het eerst in het grondgebied van de Europese Unie worden gebracht, verboden is.
Op dit verbod bestaat een uitzondering als voldaan is aan de voorwaarden zoals omschreven in verordening 318/2007 (zie tekst artikel 2.33 van de Regeling handel, geldend in de ten laste gelegde periode). Dit betekent dat de import van dieren/vogels uit derde landen rechtstreeks in Nederland uitsluitend is toegestaan als de strenge voorwaarden uit verordening 318/2007 zijn/worden nageleefd.
De ratio achter het verschil in de twee hiervoor omschreven verbodsbepalingen en de vrijstellingen daarop is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in de volgende omstandigheden.
Indien vogels/dieren rechtstreeks binnen een land van de Europese Unie zijn gebracht, moet door de rechtstreekse werking van de verordening 318/2007 worden aangenomen dat in de lidstaat van binnenkomst is vastgesteld dat bij de import van die vogels/dieren de strenge voorwaarden van deze verordening zijn nageleefd (bijvoorbeeld: afkomstig van een erkend vermeerderingsbedrijf en in gevangenschap gefokt). Bij een verder verkeer/handel van die vogels/dieren binnen de Europese Unie kan voor het verkrijgen van een vrijstelling worden volstaan met de overlegging van de genoemde verklaring van het bedrijfshoofd en het vervoersdocument. De vraag of - om een rechtsgeldig beroep op de vrijstelling te kunnen doen - met de overlegging van deze stukken kan worden volstaan als vaststaat dat de import van de vogels/dieren vanuit een derde land binnen Europa in strijd met in de verordening 318/2007 heeft plaatsgevonden, zal hieronder bij de (verdere) beoordeling van feit 3 aan de orde komen.
In het geval in strijd met de verbodsbepalingen uit de Regeling handel vogels/dieren vanuit een derde land rechtstreeks of via een ander land binnen de Europese Unie Nederland zijn binnengebracht, dan is dat via artikel 10 Gwd strafbaar gesteld als economisch delict op grond van de artikelen 1, 2 en 6 van de Wed.
4.3.5.2 Vrijspraken feit 3
Zaaksdossier 04 – Wildvang – Bulgarije
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie verwijt verdachte onder het ten laste gelegde zaakdossier wildvang Bulgarije dat hij samen met anderen opzettelijk diverse vogelsoorten in Nederland heeft gebracht, terwijl deze vogels afkomstig zijn van wildvang buiten de EU. Ze zijn in ieder geval onrechtmatig via Turkije binnen de EU gebracht.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk en in vereniging in Nederland brengen van de onder het zaaksdossier wildvang Bulgarije ten laste gelegde vogels.
Oordeel rechtbank primair en subsidiair
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte - al dan niet in de vorm van medeplegen - de onder het zaaksdossier wildvang Bulgarije ten laste gelegde lady ross toerako’s, blauwbuikscharrelaars en oostelijk grijze planteneters in Nederland heeft gebracht. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het hem onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde met betrekking tot deze vogels.
Oordeel rechtbank meer subsidiair
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier tevens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te kunnen stellen dat de vogels uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije door een misdrijf zijn verkregen. De rechtbank acht daarom de meer subsidiair aan verdachte ten laste gelegde heling van de lady toerako’s, blauwbuikscharrelaars en oostelijk grijze planteneters niet bewezen en spreekt verdachte ook vrij van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Zaaksdossier 03 – Dierentuinroute – Filippijnenzending
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie verwijt verdachte onder het ten laste gelegde zaakdossier dierentuinroute dat hij samen met anderen opzettelijk en onrechtmatig diverse vogelsoorten in Nederland heeft gebracht, terwijl die vogelsoorten afkomstig zijn uit derde landen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk en in vereniging in Nederland brengen van de onder het zaaksdossier dierentuinroute ten laste gelegde vogels.
Oordeel rechtbank primair en subsidiair
Uit de bewijsmiddelen bij feit 1, zoals hiervoor onder punt 4.3.3.3 weergegeven, volgt dat verdachte de onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde panay of luzon neushoornvogels en rosse neushoornvogels uit het zaaksdossier dierentuinroute van
[medeverdachte 1] heeft gekocht. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is echter niet gebleken dat verdachte deze vogels - al dan niet in de vorm van medeplegen - in Nederland heeft gebracht.
Bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs wordt verdachte ten aanzien van de vogels uit het zaaksdossier dierentuinroute vrijgesproken van het hem onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Zaaksdossier 06 – Vijfvogelregeling
De rechtbank spreekt verdachte in het zaaksdossier vijfvogelregeling vrij van het onder
3 primair ten laste gelegde, nu er telkens geen sprake is van invoer van vogels uit een derde land (rechtstreeks) in Nederland als eerste lidstaat waar de vogels in de EU worden ingevoerd.
4.3.5.3 Bewijs en bewijsoverwegingen feit 3
Zaaksdossier 06 – Vijfvogelregeling
Bewijsmiddelen tien Papoea beo’s
Op 14 januari 2011 zijn vanuit Dubai door [medeverdachte 3] per vliegtuig vijf Papoea beo’s, zijnde vogels, naar Frankfurt gezonden. De geadresseerde van deze zending is verdachte, wonende te [woonplaats], Nederland. [44] Op de Airwaybill behorende bij deze zending is onder de naam van geadresseerde (verdachte) het telefoonnummer van [medeverdachte 1] vermeld. [45] Op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat is door [medeverdachte 3] ingevuld dat de vogels “Pets” (huisdieren) betreffen en dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden. [46]
In het vliegtuig van Dubai naar Frankfurt is de heer [A] (verder ook: [A]), een kennis van [medeverdachte 3], als begeleider van de vogels meegereisd. Vervolgens heeft [A] de vogels bij [medeverdachte 1] in Nederland afgeleverd. Het verblijf van [A] in Dubai en de tickets voor het vliegtuig heen en terug zijn door [medeverdachte 3] betaald. [47]
In de administratie van [medeverdachte 1] en verdachte is een factuur van [bedrijf van medeverdachte 1] aan [bedrijf 1] aangetroffen, gedateerd 27 januari 2011 (1074 en 1075). In die factuur worden onder meer vijf Papoea beo’s in rekening gebracht. [bedrijf 1] is een onderneming van verdachte. Verder is in de administratie van verdachte een tweetal “Declarations of Transfer” gevonden van 15 januari 2011. In deze overdrachtsverklaringen worden vijf Papoea beo’s vermeld en wordt als eigenaar/overdrager genoemd “[medeverdachte 1] c/o [medeverdachte 3] [48] respectievelijk “[medeverdachte 3] c/o [medeverdachte 1]. [49]
Op 2 februari 2011 is door [medeverdachte 3] vanuit Dubai wederom een zending van 5 Papoea beo’s naar verdachte verzonden. Ook nu is op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat door [medeverdachte 3] ingevuld dat de vogels “Pets” (huisdieren) betreffen en dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden. Verder is op dit formulier onder de naam van de geadresseerde (verdachte) het telefoonnummer van [medeverdachte 1] vermeld en zijn een vijftal ringnummers vermeld. [50]
Uit een factuur van [bedrijf 2] van 14 februari 2011 blijkt dat deze onderneming in opdracht van [bedrijf 1] het geslacht van een negental Papoea beo’s heeft bepaald. Daarbij worden onder meer dezelfde ringnummers vermeld als op het hiervoor bedoelde certificaat van de zending van 2 februari 2011. [51]
In de administratie van [medeverdachte 1] zijn handgeschreven notities aangetroffen. Op een van deze notities is vermeld “5 Beo 6.000,-“ en de naam [bedrijf 1] met de adresgegevens van deze onderneming [52] en op een andere notitie is vermeld “€ 6.000,- 5 x 1.200,- Beo” en daarbij de naam [verdachte] (met adresgegevens). [53]
Bewijsoverweging tien Papoea beo’s
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen trekt de rechtbank de volgende conclusies. [medeverdachte 1] heeft tien Papoea beo’s aan verdachte verkocht en geleverd. Deze vogels zijn met gebruikmaking van de vijfvogelregeling (pets) vanuit Dubai bij verdachte terechtgekomen. Nadat de vogels in Nederland waren aangekomen heeft [medeverdachte 1] deze vogels bij verdachte, althans bij zijn onderneming, in rekening gebracht. Ook de overdracht van de vogels heeft - gezien de Declarations of Transfer - toen plaatsgevonden.
Dit betekent dat de Papoea beo’s, toen zij vanuit Dubai werden verzonden, bestemd waren voor verkoop en eigendomsoverdracht aan verdachte. Reeds hierdoor kan niet gesproken worden van de invoer van gezelschapsdieren in de zin van de vijfvogelregeling (zie juridisch kader hierboven). Door toch onder het mom van deze regeling de strenge regels (verordening 318/2007) voor invoer van vogels uit derde landen te omzeilen, is oneigenlijk gebruik gemaakt van de vijfvogelregeling.
De stelling van verdachte dat hij al maanden voor de zending eigenaar van de vogels was geworden en dat daarom de vogels bij verzending door (of namens) hem werden begeleid en dus toen al zijn “gezelschapsdieren” waren, wordt weersproken door de bewijsmiddelen (zie facturen en Declarations of Transfer). Verder is door verdachte ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in Dubai al eigenaar van de vogels was geworden - als dat al naar het civiele recht van Dubai zou kunnen - geen enkel stuk of ander aanknopingspunt geboden waaruit de juistheid van deze stelling zou kunnen blijken. Indien de stelling van verdachte overigens gevolgd zou worden, is ook de conclusie dat op een oneigenlijke wijze van de vijfvogelregeling gebruik is gemaakt. Bedoeling en strekking van de vijfvogelregeling is namelijk dat de vogels hun eigenaar volgen als gezelschapsdier van de ene plaats naar de andere plaats. In het onderhavige geval is daarvan geen sprake. Verdachte woonde immers niet in Dubai en de vogels waren daar dus ook niet zijn gezelschapsdieren. Feit blijft dat de vogels in kwestie bestemd waren voor verkoop en eigendomsoverdracht en dat de vijfvogelregeling hiervoor uitdrukkelijk niet is bedoeld. Of dit alles ook een strafbare gedraging oplevert, zal hieronder bij de slotoverweging van de vijfvogelregeling aan de orde komen.
Bewijsmiddelen tien Reuzentoerako’s
Op 8 mei 2012 zijn in totaal tien Reuzentoerako’s, zijnde vogels en ook wel Greater Blue of blauwe genaamd, vanuit Oeganda per vliegtuig naar Frankfurt verzonden. De verzender is genaamd [B] en de geadresseerde van deze zending is verdachte, wonende te [woonplaats], Nederland. [54] Net als bij de hiervoor besproken zendingen is op de ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaten ingevuld dat de vogels “Pets” (huisdieren) betreffen en dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden. [55] Deze certificaten zijn in Oeganda ingevuld door medeverdachte [medeverdachte 2]. [56] De begeleiders van deze vogels tijdens de vlucht van Oeganda naar Frankfurt waren [F] en [G]. Na aankomst in Frankfurt zijn de vogels per auto naar verdachte vervoerd.
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben over deze zending van tien toerako’s een aantal telefoongesprekken gevoerd, onder meer inhoudende dat [verdachte] nog wel toerako’s wil hebben, wie als begeleiders mee moeten om de vogels op te halen in Oeganda, de kosten daarvan en het regelen van de vliegtickets. [57]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de toerako’s € 2.000,00 per stuk opbrengen. [58]
Bij [medeverdachte 2] is een handgeschreven notitie aangetroffen waarop staat:
“07-05-12 10 Greater Blue Trans + 2457
Winst Greater Blue 16.000-2457:3= + 4515” [59]
[medeverdachte 2], vriend van [B] (de verzender van de vogels) heeft op 23 november 2012 verklaard dat de tien Reuzentoerako’s uit het wild komen en dat er geen gekweekte toerako’s in Oeganda voorkomen. Verder heeft [medeverdachte 2] - kort gezegd - verklaard dat [B] toerako’s had zitten en dat een paar daarvan net gevangen waren. Om ze goed te krijgen moet je eerst een aantal dagen goed voeren. De eerste dagen zijn heel kritiek of zij het wel overleven. Met “vers” wordt bedoeld dat de vogels net gevangen zijn, aldus [medeverdachte 2]. [60]
Op 19 maart 2012 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] per telefoon een gesprek en wordt het volgende besproken:
“[medeverdachte 3]:
Ja nou ik had het met [medeverdachte 2][lees: [medeverdachte 2], toevoeging rechtbank]
erover gehad(…)
Hij had er 8 zitten er al een hele tijd, twee zijn eigenlijk redelijk vers. Hij wou veertien dagen wachten. Hij zei over veertien dagen zijn ze goed. [61]
Verder bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 24 maar 2012 met elkaar. Dan wordt onder meer gesproken over de wensen van verdachte:
“[medeverdachte 1]:
hij wil ze alleen in paren hebben (…)
[medeverdachte 3]:
(…) volgens mij zitten er 5 gesexte bij en vijf ongesexte (…)
[medeverdachte 3]:
moet ie in de tussentijd maar een stuk of 5 of 6 bijvangen (…)
Op 21 april 2012, dus bij benadering drie weken voor de zending van de 10 toerako’s, voeren Verdachte en [medeverdachte 3] het volgende gesprek (06.AMB.31, blz 4):
[medeverdachte 3]:
…. Ja nou die ross had ie voor weinig gekocht, of die had ie ook eh kijk die jongens die ook die blauwe deden vangen, …..ja dat valt op dezelfde lijmstok
[medeverdachte 1]:
mmmmm ja
[medeverdachte 3]:
Ja, en die het ie eigenlijk nie gekocht…… hij vroeg voor blauw en hij kreeg een geeltje.” [62]
Bewijsoverweging tien toerako’s
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Ten eerste staat vast dat [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] actief betrokken is geweest bij de logistieke afhandeling van de levering van tien toerako’s aan verdachte. Dit wordt bevestigd door het feit dat zij de winst hebben gedeeld die met de verkoop van de toerako’s is gerealiseerd. Ten tweede volgt uit de verklaring van [medeverdachte 2] en de inhoud van de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] dat de toerako’s in het wild gevangen zijn in Oeganda (mogelijk met een lijmstok) en dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] daarvan op de hoogte waren. Aan de verklaring van verdachte op zitting dat op het bedrijf van [B] ook vogels worden gekweekt wordt voorbijgegaan, nu die verklaring algemeen is en niet specifiek over deze vogels is afgelegd. Ten derde geldt dat dit alles is gedaan voor commerciële doeleinden. Immers, verdachte heeft voor iedere toerako
€ 2.000,00 betaald, met welke opbrengst [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hun winst hebben gerealiseerd. Deze omstandigheden in samenhang bezien brengen mee dat [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ten behoeve van de bestelling van verdachte vogels in het wild hebben (doen) vangen ten behoeve van een commerciële invoer naar Europa.
Zoals hiervoor bij het juridisch kader en bij de behandeling van de zending van de tien Papoea beo’s is overwogen, is de vijfvogelregeling expliciet niet voor dit soort (handel in) vogels bedoeld, ook niet als aangenomen zou moeten worden dat verdachte al in Oeganda eigenaar van de vogels zou zijn geworden. De conclusie is dan ook dat verdachte door de aankoop van de vogels met gebruikmaking van de vijfvogelregeling op een oneigenlijke (niet bedoelde) manier gebruik heeft gemaakt van die regeling.
Slotbewijsoverweging vijfvogelregeling
Uit hetgeen hiervoor is omschreven en overwogen volgt dat verdachte (met andere(n)) in strijd met de vijfvogelregeling vogels vanuit Dubai/Oeganda binnen een land van de Europese Unie heeft gebracht (Duitsland) en deze vogels vervolgens vanuit dat land naar Nederland heeft doen vervoeren.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij alle voornoemde vijfvogelzendingen sprake geweest van een duidelijke taakverdeling en nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen zoals [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde medeplegen van voornoemde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
Vrijstelling?
Zoals bij de beschrijving van het algemeen juridisch kader is uiteengezet, is het brengen van vogels in Nederland vanuit een lidstaat van de Europese Unie verboden. Op dit verbod bestaat een vrijstelling als de invoer vergezeld gaat van een verklaring van het bedrijfshoofd waarvan de vogels afkomstig zijn en een vervoersdocument. De vraag is of verdachte op deze vrijstelling een (rechtsgeldig) beroep kan doen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en daarvoor is het volgende redengevend.
De vogels in kwestie zijn door verdachte en zijn medeverdachten telkens onder de noemer “gezelschapsdieren” van buiten de Europese Unie een lidstaat van die Unie binnen gebracht, terwijl het geen gezelschapsdieren waren in de zin van verordening 998/2003 en de beschikking 2007/25. Dit betekent dat op de zendingen betrekking hebbende vervoersdocumenten telkens in strijd met de waarheid door verdachte, althans zijn medeverdachten, het vakje “pets” of “gezelschapsdieren” is aangekruist dan wel dat op basis van informatie afkomstig van verdachte en zijn medeverdachten deze vermelding op de vervoersdocumenten is aangevinkt. Door in strijd met de waarheid aldus deze vermelding te (laten) doen, zijn deze documenten niet te beschouwen als “een vervoersdocument” dat nodig is om een rechtsgeldig beroep op de in de Regeling handel omschreven vrijstelling te kunnen doen. Reeds daarom slaagt dat beroep niet.
Daarnaast geldt dat alle (strenge) voorwaarden met betrekking tot de import van vogels uit derde landen is ingegeven door de wens om verspreiding van vogelziektes, afkomstig van (in het wild gevangen) vogels, en daarmee verband houdende risico’s voor dierenwelzijn, dierengezondheid en verspreiding van virusziekten, zoveel mogelijk te voorkomen (zie verordening 318/2007). Uitsluitend vogels die met inachtneming van deze voorwaarden een land van de Europese Unie zijn binnengebracht, bijvoorbeeld omdat ze van een erkend vermeerderingsbedrijf afkomstig zijn en in gevangenschap zijn gefokt, mogen daarna de EU en dus ook Nederland worden ingevoerd op voorwaarde dat zij op de plaats van bestemming 30 dagen in quarantaine worden gesteld en vergezeld gaan van de daarbij benodigde documenten. Dat is naar het oordeel van de rechtbank ook de gedachte achter de in de Regeling handel omschreven verbodsbepalingen en de daarop bestaande vrijstellingen (zie juridisch kader hiervoor). Gevolg hiervan is dat als vaststaat dat de vogels, zoals in het onderhavige geval, (1) in strijd met de waarheid op grond van de vijfvogelregeling binnen de Europese Unie zijn gebracht en (2) daarmee bewust de strenge regels uit verordening 318/2007 worden omzeild en (3) daarmee ook bewust risico’s voor verspreiding van besmettelijke vogelziekten worden genomen, niet gesproken kan worden van “vogels” en/of “dieren als bedoeld in artikel 8.10 van de Regeling Handel (de vrijstelling). Voor die vogels is die vrijstelling simpelweg niet bedoeld.
Dit alles brengt mee dat verdachte met betrekking tot de vogels uit de hiervoor besproken zendingen, opzettelijk en samen en in vereniging met anderen in strijd met de in artikel 2.1. lid 2, tweede gedachtestreepje, van de Regeling handel omschreven verbodsbepaling die vogels Nederland heeft binnen gebracht, althans heeft doen brengen. Dit handelen is via artikel 10 Gwd strafbaar gesteld als economisch delict op grond van de artikelen 1, 2 en 6 van de Wed.
Het feit dat verdachte zich niet (concreet) in de regelgeving heeft verdiept, komt voor zijn rekening en risico en maakt het vorenstaande niet anders.
Zaaksdossier 03 – Dierentuinroute – Filippijnenzending
Ten aanzien van feit 3 meer subsidiair:
Het openbaar ministerie verwijt verdachte dat hij drie panay of luzon neushoornvogels en twee rosse neushoornvogels heeft gekocht terwijl hij ten tijde van het verwerven wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze vogels door misdrijf waren verkregen.
Uit de onder punt 4.3.3.3 genoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, volgt dat verdachte in de ten laste gelegde periode
drie panay of luzon neushoornvogels en twee rosse neushoornvogels heeft gekocht, verworven, in voorraad gehad, gebruikt voor commercieel gewin en onder zich heeft gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt dat hetzelfde geldt voor een vierde panay of luzon, die niet in beslag is genomen. In totaal gaat het om vier panay of luzon neushoornvogels. Verdachte heeft daarmee in strijd met verbod uit artikel 13 Ffw gehandeld.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de neushoornvogels dieren zijn behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (Bijlage B Basisverordening). Verdachte was als kweker en houder van beschermde uitheemse vogelsoorten op de hoogte van de bijzondere status van de neushoornvogels. Verdachte heeft de vogels gekocht van [medeverdachte 1] en wist dat de neushoornvogels zijn geïmporteerd in Nederland. De vogels hadden geen naadloos gesloten pootring.
De omstandigheden dat verdachte wist dat het om geïmporteerde beschermde neushoornvogels ging en dat deze vogels geen naadloos gesloten pootring hadden betekent dat verdachte ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van die neushoornvogels redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door een misdrijf waren verkregen.
De rechtbank acht de onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde schuldheling van de panay of luzon neushoornvogels en de rosse neushoornvogels dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.6 FEIT 4
4.3.6.1 Juridisch kader feit 4
101a GwdIn artikel 101a lid 1 Gwd is het voorschrift opgenomen dat de houder van één of meer dieren die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, een besmetting met dan wel de verspreiding van een krachtens artikel 15 Gwd aangewezen besmettelijke dierziekte kan worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die in redelijkheid kunnen worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen.

1.Gwd

Artikel 1 lid 1 Gwd omschrijft een besmettelijke dierziekte als elke aantasting van de gezondheid van een dier die gevaar kan opleveren voor de gezondheid van andere dieren of van de mens.

15.GwdIn artikel 15 onder e Gwd is bepaald dat de betreffende afdeling uit de Gwd van toepassing is op door de minister aangewezen besmettelijke dierziekten bij dieren die behoren tot soorten of categorieën van dieren die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen.

Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziektenIn artikel 2 onder b van het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten (verder: Besluit aanwijzing) is bepaald dat als soorten van dieren bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de wet worden aangewezen alle diersoorten behorend tot de klasse vogels.
Regeling preventie bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s
In artikel 7 van de Regeling preventie bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (verder: Regeling preventie) is opgenomen dat
als besmettelijke dierziekten als bedoeld in artikel 15 van de Gwd bij andere vogels dan pluimvee worden aangewezen (a) psittacose; (b) pseudo-vogelpest (Newcastle Disease) en (c) vogelpest (Aviaire Influenza).
Verdachte wordt onder feit 4 verweten dat hij vogels in Nederland heeft gebracht, en kort gezegd heeft samengebracht, heeft verhandeld en onder zich heeft gehad, terwijl
  • die vogels niet afkomstig waren uit erkende vermeerderingsbedrijven;
  • niet is voldaan aan invoervoorschriften en/of quarantainebepalingen;
  • die vogels niet tenminste 30 dagen in een erkende quarantainevoorziening zijn gehouden.
Dat verdachte hieraan zou moeten voldoen volgt uit de rechtstreeks van toepassing zijnde verordening 318/2007. Deze verordening is van toepassing op vogels die vanuit een derde land het gebied van de EU worden binnengebracht en daarin is onder meer bepaald:
  • in artikel 5 onder b bis dat vogels afkomstig moeten zijn van erkende vermeerderingsbedrijven;
  • in artikel 11 lid 1 dat vogels gedurende minstens 30 dagen in een erkende quarantainevoorziening of erkend quarantainestation worden gehouden.
Voor vogels die vanuit een lidstaat Nederland worden binnengebracht geldt onder meer dat een verklaring van een bedrijfshoofd is vereist over het ontbreken van ziekteverschijnselen bij de vogels en het niet gelden van veterinairrechtelijke beperkingen ten tijde van de verzending (zie artikel 8.10 Regeling handel).
Het betreft steeds veterinaire maatregelen en controles ter voorkoming van besmetting met vogelziekten en verspreiding van virusziekten bij vogels, zoals genoemd in artikel 7 van de Regeling preventie.
Strafbaarstelling artikel 101a Gwd
Overtreding van artikel 101a Gwd is strafbaar gesteld in artikel 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten (verder: Wed). Volgens artikel 2 Wed betreft dit een misdrijf indien dit opzettelijk is gedaan en een overtreding wanneer van dat opzet geen sprake is.
4.3.6.2 Vrijspraken feit 4
Zaaksdossier 04 – Wildvang Bulgarije
Het verwijt aan verdachte is in de tenlastelegging verfeitelijkt door de omstandigheden, zoals die hiervoor zijn vermeld onder de drie liggende streepjes. Hierin wordt verdachte onder meer verweten dat hij zich niet aan de invoervoorschriften heeft gehouden.
Verdachte is onder punt 4.3.5.2 integraal vrijgesproken van het hem onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feit dat ziet op de vogels uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije. Daarmee is niet komen vast te staan dat verdachte - in strijd met de veterinairrechtelijke bepalingen uit de Gwd (artikel 10 Gwd en artikel 2.1 Regeling handel) - de ten laste gelegde vogels in Nederland heeft gebracht. Hieruit volgt dat verdachte niet kan worden tegengeworpen dat hij niet voldoet aan de invoervoorschriften.
De overige eisen die verdachte onder de drie liggende streepjes worden verweten, verwijzen naar eisen die zijn gesteld in EG-verordening 318/2007 bij de invoer in de EU van onder meer beschermde Bijlage B vogels, zoals de vogels uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije. Het gaat om de eisen dat de vogels afkomstig moeten zijn van erkende vermeerderings-bedrijven en dat moet zijn voldaan aan de verschillende quarantainevoorschriften.
Aangezien niet is bewezen dat verdachte bemoeienis heeft gehad met de invoer van deze vogels in Nederland kan hem ook niet worden verweten dat hij niet heeft voldaan aan de gestelde eisen uit Verordening 318/2007.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 4 ten laste gelegde waar het gaat om de vogels uit het zaakdossier wildvang Bulgarije.
Zaaksdossier 03 – Dierentuinroute – FilippijnenzendingHet verwijt aan verdachte is in de tenlastelegging verfeitelijkt door de omstandigheden, zoals die hiervoor zijn vermeld onder de drie liggende streepjes. Hierin wordt verdachte onder meer verweten dat hij zich niet aan de invoervoorschriften heeft gehouden.
Verdachte is onder punt 4.3.5.2 integraal vrijgesproken van het hem onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feit dat ziet op de neushoornvogels uit het zaaksdossier dierentuinroute. Daarmee is niet komen vast te staan dat verdachte - in strijd met de veterinairrechtelijke bepalingen uit de Gwd (artikel 10 Gwd en artikel 2.1 Regeling handel) - de ten laste gelegde neushoornvogels in Nederland heeft gebracht. Hieruit volgt dat verdachte niet kan worden tegengeworpen dat hij niet voldoet aan de invoervoorschriften.
De overige eisen die verdachte onder de drie liggende streepjes worden verweten, verwijzen naar eisen die zijn gesteld in EG-verordening 318/2007 bij de invoer in de EU van onder meer beschermde Bijlage B vogels, zoals de neushoornvogels. Het gaat om de eisen dat de vogels afkomstig moeten zijn van erkende vermeerderingsbedrijven en dat moet zijn voldaan aan de verschillende quarantainevoorschriften.
Verdachte heeft de ten laste gelegde neushoornvogels gekocht van [medeverdachte 1]. De vogels zijn geïmporteerd in Nederland. Aangezien niet is bewezen dat verdachte bemoeienis heeft gehad met de invoer van de vogels in Nederland kan hem ook niet worden verweten dat hij niet heeft voldaan aan de gestelde eisen uit Verordening 318/2007.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 4 ten laste gelegde waar het gaat om de vogels uit het zaakdossier dierentuinroute.
4.3.6.3 Bewijs en bewijsoverwegingen feit 4
Zaaksdossier 06 – Vijfvogelregeling
Uit hetgeen is bewezen is verklaard onder feit 3 (vijfvogelregeling), zoals hiervoor onder punt 4.3.5.3 is besproken, volgt dat verdachte (samen met andere(n)) in strijd met de in artikel 2.1. lid 2, tweede gedachtestreepje, van de Regeling handel omschreven verbodsbepaling vogels Nederland heeft binnengebracht, althans heeft doen brengen en dat verdachte hierdoor op grond van het bepaalde in de artikelen 1, 2 en 6 Wed strafbaar heeft gehandeld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte als gevolg van zijn actieve betrokkenheid bij deze zendingen vogels ook in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 101a Gwd. Voor dit oordeel is het volgende redengevend.
De strenge regels voor de invoer van vogels van buiten de Europese Unie naar een land binnen die Unie zijn ingegeven door de wens om vogelziektes, afkomstig van (in het wild gevangen) vogels, en daarmee verband houdende risico’s voor dierenwelzijn, dierengezondheid en de verspreiding van virusziekten, zoveel mogelijk te voorkomen. Dit uitgangspunt is uitgebreid toegelicht bij de omschrijving van het (algemeen) juridisch kader bij de bespreking van feit 3. Verdachte heeft vogels, waarvan voor een groot deel vast staat dat die in het wild zijn gevangen, voor commerciële doeleinden binnen het grondgebied van de Europese Unie gebracht, terwijl die vogels niet van erkende vermeerderingsbedrijven afkomstig zijn noch in gevangenschap zijn gefokt, althans waarvan dit geenszins vaststaat. Juist de eis dat vogels bij import/verhandeling van erkende vermeerderingsbedrijven afkomstig en in gevangenschap gefokt moeten zijn, wordt gesteld ter voorkoming van de hiervoor omschreven risico’s. Door in weerwil van deze strenge regels uit verordening 318/2007 te handelen en daarbij op een oneigenlijke wijze gebruik te maken van de vijfvogelregeling, heeft verdachte reeds bewust en opzettelijk het risico op besmetting met dan wel verspreiding van dierziekten genomen en heeft hij strafbaar gehandeld in de zin van artikel 101a Gwd. Dat verdachte over een quarantaineruimte beschikt en de vogels hier eerst zou hebben ondergebracht, doet hieraan niet af.
Dit strafbaar handelen is telkens in vereniging gepleegd, omdat verdachte de zendingen vogels ook steeds samen met (een) andere(n) de Europese Unie, waaronder Nederland, heeft binnengebracht.
4.3.7 FEIT 5
4.3.7.1 Bewijs
Bewijs factuur voedseldieren
Bij een doorzoeking in het pand van het bedrijf van [medeverdachte 1], [bedrijf van medeverdachte 1] [63] , zijn op 12 november 2012 elf facturen aangetroffen die zien op de levering van voedseldieren. Deze facturen van [bedrijf van medeverdachte 1] zijn gericht aan [bedrijf 1] en hebben als factuurdata 11 oktober 2011 en 30 december 2011. [64]
Dezelfde facturen zijn op 12 november 2012 ook bij een doorzoeking in het bedrijfspand van [bedrijf 1] aangetroffen. [65]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij deze facturen heeft opgemaakt omdat [verdachte] (lees: verdachte) van [bedrijf 1] hem dat had gevraagd. [66]
Verdachte heeft verklaard dat hij deze facturen in ontvangst heeft genomen, in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] over de jaren 2011-2012 heeft opgenomen en dat deze facturen door [bedrijf 1] zijn betaald. [67]
Bij de doorzoeking in het bedrijfspand van [bedrijf van medeverdachte 1] zijn op 12 november 2012 ook handgeschreven documenten aangetroffen met daarop vogelnamen, bijbehorende geldbedragen en berekeningen. [68]
De bij de vogels behorende geldbedragen die op deze handgeschreven documenten bij elkaar worden opgeteld komen exact overeen met de geldbedragen die op de betaalde [69] facturen van [bedrijf van medeverdachte 1] aan [bedrijf 1] zijn vermeld voor de levering van voedseldieren. [70]
4.3.7.2 Bewijsoverwegingen primair
Bewijsoverwegingen factuur voedseldieren
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit dat er door [medeverdachte 1] daadwerkelijk voedseldieren aan [bedrijf 1] zijn geleverd, waarvoor ook door [bedrijf 1] is betaald. Er is dus geen sprake van valse facturen die in feite over de levering van vogels zouden gaan.
Bovendien is geen sprake van ‘gebruik maken’ in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, doordat de facturen in ontvangst zijn genomen, in de bedrijfsadministratie zijn opgenomen en zijn betaald. Verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, aldus de verdediging.
Standpunt officieren van justitie
Door de officieren van justitie is ter zitting (onder meer) het standpunt ingenomen dat niet relevant is of er daadwerkelijk voedseldieren door [bedrijf van medeverdachte 1] aan [bedrijf 1] zijn geleverd. Uit bijlage 854 van het dossier blijkt namelijk al dat de betalingen op de facturen niet zien op voedseldieren, maar op de vogels die zijn opgenomen op de onder [medeverdachte 1] aangetroffen handgeschreven documenten.
De door verdachte verrichte handelingen leveren wel degelijk ‘gebruik maken’ van valse facturen in de zin van artikel 225 Wetboek van Strafrecht op, aldus de officieren van justitie.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Door verdachte is – behalve de enkele stelling dat er voedseldieren aan [bedrijf 1] zijn geleverd en ondanks de berekeningen van de officieren van justitie gebaseerd op het dossier – geen aanknopingspunt gegeven waaruit blijkt dat de geldbedragen op de ten laste gelegde facturen zien op leveringen van voedseldieren aan [bedrijf 1] en niet op vogels.
Verder zijn er geen inkoopfacturen onder [medeverdachte 1] aangetroffen waaruit blijkt dat hij deze voedseldieren heeft ingekocht, noch andere documenten die op zijn handel (in- en verkoop) van voedseldieren zien. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat de bedragen op de facturen niet op vogels maar op voedseldieren zien dan ook onaannemelijk en verwerpt het verweer van de verdediging.
De door verdachte met betrekking tot de valse facturen verrichtte handelingen vallen naar het oordeel van de rechtbank, in onderling verband en samenhang beschouwd, onder ‘gebruik maken’ in de zin van artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft verdachte deze valse facturen voorhanden gehad, hetgeen eveneens valt onder de strafbaarstelling uit artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte elf valse facturen, zijnde geschriften bestemd om tot enig bewijs te dienen, heeft gebruikt. Hij heeft deze facturen daarnaast voorhanden gehad.
De rechtbank acht daarmee het onder 5 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is hierbij sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde medeplegen van voornoemde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
4.3.7.2 Ontslag van alle rechtsvervolging primair
In artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is strafbaar gesteld het opzettelijk gebruikmaken of voorhanden hebben van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht,
terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.
Nu het bewezenverklaarde feit 5 primair, overeenkomstig de tenlastelegging, niet omvat dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de door hem gebruikte geschriften bestemd waren te worden gebruikt als ware het echt en onvervalst, levert die bewezenverklaring niet het in artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feit op.
Aangezien dat bewezen verklaarde feit evenmin krachtens enige andere wettelijke bepaling strafbaar is, ontslaat de rechtbank verdachte van alle rechtsvervolging voor feit 5 primair.
4.3.7.3 Bewijsoverwegingen subsidiair
Nu geen sprake is van een veroordeling voor het onder feit 5 primair ten laste gelegde komt de rechtbank toe aan een bespreking van het onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor onder punt 4.3.7.1 opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd.
De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De door de verdediging gevoerde verweren worden weerlegd door de inhoud van de onder punt 4.3.7.1 opgenomen bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot 12 november 2012, te Stramproy, en/of te Woerden, althans in Nederland en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of
Hongarije en/of elders in Europa, en/of De Filippijnen en/of De Verenigde Arabische
Emiraten, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, opzettelijk, telkens dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort, te weten:
- vijf papoea beo's, mino dumonti, en/of
- drie panay of luzon neushoornvogels, penelopides manillae/panini, en/of
- twee rosse neushoornvogels, buceros hydrocorax,
heeft gekocht en/of heeft verworven en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft gebruikt voor commercieel gewin en/of heeft tentoongesteld voor handelsdoeleinden en/of binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of onder zich heeft gehad.
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 16 december 2011 tot en met 12 november 2012 te Stramproy, een onvolledige registratie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c van de Regeling administratie bezit en handel in beschermde dier- en plantensoorten heeft bijgehouden, immers ontbraken in zijn registratie van levende specimens van in gevangenschap
geboren en gefokte of uit het wild afkomstige dieren, behorende tot beschermde uitheemse diersoorten, genoemd in bijlage B bij de Basisverordening 338/97, bij:
- vier neushoornvogels, penelopides manillae/panini, met ringnummers HJ1914, HJ19Z9, HJ1971, ABO0246, en
- twee rosse neushoornvogels, buceros hydrocorax, met ringnummers 0047 en 0086,
de volgende gegevens:
- datum en plaats van verkrijgen, en
- adres en land van leverancier, en
- nummer bijbehorend CITES-document.
ten aanzien van feit 3, subsidiair:
op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 november 2012, te Stramproy en/of Woerden, althans in Nederland en/of Duitsland en/of Hongarije en/of elders in Europa, en/of De Verenigde Arabische Emiraten en/of Oeganda,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), telkens opzettelijk, vogels in Nederland heeft gebracht, te weten:
traject 5-vogelregeling:
- tien reuzen toerako's, corythaeola cristata, en/of
- tien papoea beo's, mino dumonti,
welke vogels zijn verzonden vanuit een lidstaat of een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland worden gebracht en bestemd zijn voor Nederland, een lidstaat of een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag.
ten aanzien van feit 3 meer subsidiair:
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 november 2012 te Stramproy meer vogels te weten:
traject dierentuinroute:
- vier panay of luzon neushoornvogels, penelopides panini/manillae;
- twee rosse neushoornvogels, buceros hydrocorax,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vogels telkens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
ten aanzien van feit 4:
op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 november 2012, te Stramproy en/of Woerden, althans in Nederland en/of Duitsland en/of Hongarije en/of elders in Europa, en/of De Verenigde Arabische Emiraten en/of Oeganda,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), telkens opzettelijk, als houder van één of meer dier(en), te weten:
5-vogelregeling:
- tien reuzen toerako's, corythaeola cristata, en/of
- tien papoea beo's, mino dumonti,
terwijl hij wist dat door zijn handelen of nalaten, een besmetting met dan wel de verspreiding van een krachtens artikel 15 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt,
- niet aan zijn verplichting heeft voldaan dergelijk handelen achterwege te laten, terwijl dit in redelijkheid van hem kon worden gevergd, en/of
- niet alle maatregelen heeft genomen die in redelijkheid van hem konden worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) die vogels in Nederland gebracht en/of samengebracht en/of verzameld en/of verkocht en/of verhandeld en/of overgedragen en/of onder zich gehad, terwijl:
- die vogels niet afkomstig waren uit erkende vermeerderingsbedrijven, en/of
- niet aan de invoervoorschriften werd voldaan.
ten aanzien van feit 5, subsidiair:
op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2012 te Stramproy, meermalen, de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] over de jaren 2011 en 2012, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk in deze bedrijfsadministratie opgenomen of doen opnemen 11 facturen waarop telkens vermeld stond dat voederdieren waren geleverd (09.AMB.09, bijlage 1455 tot en met 1464 en 1469), terwijl deze in werkelijkheid niet, althans niet voor de op deze facturen vermelde bedragen zijn geleverd, zulks telkens met het oogmerk om die bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het onder 5 primair bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. Verdachte moet voor dat feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 subsidiair en meer subsidiair, 4 en 5 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
overtreden van een voorschrift gesteld krachtens artikel 81, eerste lid, van de Flora- en faunawet.
Ten aanzien van feit 3, subsidiair:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3, meer subsidiair:
schuldheling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Ten aanzien van feit 5, subsidiair:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie vorderen verdachte ter zake van de door hen bewezen geachte misdrijven te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor het overtreden van feit 2 vorderen de officieren van justitie een geldboete van € 350,- subsidiair zeven dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, gelet op de bepleitte vrijspraak, aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen. Voor het geval de rechtbank verdachte niet vrijspreekt van alle ten laste gelegde feiten en de rechtbank van oordeel is dat de door de verdediging gestelde verzuimen niet dienen te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, verzoekt de verdediging bij het bepalen van een eventueel op te leggen straf of maatregel en de hoogte of duur daarvan rekening te houden met de omstandigheden dat:
- het strafrechtelijk onderzoek een grote impact heeft gehad op de vogels van verdachte, zijn gezin en op hemzelf, mede gelet op de omvang van de inval op zijn bedrijf en de voortdurende media-aandacht, waarbij verdachte en diens bedrijven met naam en toenaam worden genoemd;
- de door de officieren van justitie aangehaalde antecedenten van verdachte kennen een andere context dan de context zoals die door de officieren van justitie is aangehaald;
- verdachte is al gestraft omdat het grote strafrechtelijk onderzoek hoge kosten met zich hebben gebracht, terwijl zijn rol maar beperkt is geweest.
De verdediging verzoekt de strafeis van de officieren van justitie aanzienlijk te matigen, dan wel te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst feiten en omstandigheden waaronder ze zijn begaan
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in strijd met wet- en regelgeving beschermde en niet beschermde vogelsoorten aangeschaft. Verdachte heeft daarvoor onder meer opzettelijk en samen met anderen misbruik gemaakt van een regeling voor vervoer van gezelschapsdieren, door een aantal vogels onrechtmatig als gezelschapsdier in te voeren. Ook heeft verdachte beschermde vogelsoorten gekocht zonder te voldoen aan zijn plicht de legale herkomst van die vogels aan te tonen. Daarbij heeft hij deze vogels niet goed in de voorgeschreven administratie opgenomen.
Hiermee heeft verdachte samen met anderen afbreuk gedaan aan het doel van de bestaande wet- en regelgeving: het beschermen van diersoorten, waaronder vogels, die met uitsterven of anderszins worden bedreigd.
Door zijn handelen heeft verdachte bovendien een risico op de besmetting met en de verspreiding van besmettelijke vogelziekten veroorzaakt.
Daarnaast heeft verdachte niet geschroomd om valsheid in geschrift te plegen teneinde zijn vogelaankopen mogelijk te maken.
Verdachte heeft bij zijn vogelaankopen telkens zijn eigen belang, het kunnen kweken met beschermde vogels en het ontwikkelen van diervoeder, voorop gesteld en de met de wet- en regelgeving beoogde bescherming van dierenwelzijn en voorkomen van besmetting met en verspreiding van vogelziekten niet of beperkt nageleefd.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Persoon verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 oktober 2014, waaruit blijkt dat hij in 2012 nog is veroordeeld voor valsheid in geschrift. Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Andere omstandigheden waar de rechtbank rekening mee houdt
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met de lange duur van het opsporingsonderzoek, de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en de impact die de strafzaak - zowel op persoonlijk als bedrijfsmatig vlak - voor verdachte heeft gehad.
Daarnaast heeft de rechtbank onderzocht of sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak in eerste aanleg moest zijn behandeld. Als beginpunt van de redelijke termijn heeft te gelden het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank heeft als aanvangsdatum van de redelijke termijn de datum van de inverzekeringstelling van verdachte genomen, te weten 12 november 2012. Het uitgangspunt is dat de behandeling ter terechtzitting van een verdachte, die zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren.
De zaak is op 12 november 2014 op een regiezitting en voor het eerst op 22 april 2015 inhoudelijk ter zitting behandeld en eerst vandaag, op 11 juni 2015, is onderhavig eindvonnis gewezen. Dit is een termijn van twee jaar en zeven maanden. Naar het oordeel van de rechtbank is echter sprake van een dermate omvangrijk en ingewikkeld dossier dat dit de termijn waarbinnen de zaak in eerste aanleg is afgedaan rechtvaardigt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de straf te verminderen wegens een overschrijding van de redelijke termijn.
Strafoplegging
De rechtbank acht, alles afwegende, voor de bewezenverklaarde feiten 1, 3 subsidiair en meer subsidiair, 4 en 5 subsidiair een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, passend en geboden.
Voor de onder 2 bewezenverklaarde overtreding acht de rechtbank, alles afwegende, een geldboete van € 350,-, subsidiair 7 dagen hechtenis, passend en geboden.
De straffen die de rechtbank voor de bewezenverklaarde feiten 1, 3 subsidiair en meer subsidiair, 4 en 5 subsidiair oplegt zijn lager dan die door de officieren van justitie zijn gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat met deze straf kan worden volstaan nu verdachte deels wordt vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten.

9.Het beslag

Blijkens de beslaglijst, zoals die door de officieren van justitie ter zitting van 28 april 2015 is overgelegd, ligt er in de strafzaak van verdachte nog beslag op de navolgende goederen:
1. acht reuzentoerako’s;
2. twee lady ross toerako’s;
3. een wielewaal;
4. zeven Papoeaanse dumonti’s;
5. twee rosse neushoornvogels;
6. drie luzon neushoornvogels.
9.1
Standpunt openbaar ministerie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat alle onder verdachte in beslag genomen goederen aan het verkeer dienen te worden onttrokken.
9.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen vogels aan verdachte terug te gegeven. De verdediging heeft tevens verzocht om teruggave van de onder verdachte in beslag genomen administratie.
9.3
Oordeel rechtbank
De rechtbank zal alleen een beslissing nemen op die goederen die op voormelde lijst van in beslag genomen goederen zijn vermeld.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank gelast de onttrekking aan het verkeer van de onder nummers 1, 2, 4, 5 en 6 in beslag genomen goederen, nu hiermee strafbare feiten zijn begaan en deze goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het onder nummer 3 in beslag genomen goed, aangezien dat goed niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de navolgende artikelen, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 36b, 36c, 47, 57, 62, 63, 225 en 417bis Wetboek van Strafrecht;
artikelen 1, 1a, 2, 6 Wet op de economische delicten;
artikelen 13, 81 Flora- en faunawet;
artikelen 10 en 101a Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
artikel 2.1 Regeling handel levende dieren en levende producten;
artikel 2 Regeling administratie bezit en handel in beschermde dier- en plantensoorten.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid:- het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
overtreden van een voorschrift gesteld krachtens artikel 81, eerste lid, van de Flora- en faunawet;
ten aanzien van feit 3, subsidiair:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3, meer subsidiair:
schuldheling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
ten aanzien van feit 5, subsidiair:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
- verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair en meer subsidiair, 4 en 5 subsidiair bewezene strafbaar en verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- verklaart het onder 5 primair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dat feit van alle rechtsvervolging.
Strafoplegging ten aanzien van de feiten 1, 3 subsidiair en meer subsidiair, 4 en

5 subsidiair:

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
een maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast;
- stelt daarbij een
proeftijdvast van
drie jarenen bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- veroordeelt verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
180 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van
90 dagen, indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht;
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren taakstraf per dag inverzekeringstelling.
Strafoplegging ten aanzien van feit 2:
- veroordeelt verdachte tot betaling van een
geldboetevan
€ 350,-(zegge: driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
zeven dagen.
Beslag:- verklaart de op de beslaglijst opgenomen goederen met nummers 1, 2, 4, 5 en 6 onttrokken aan het verkeer;
- gelast de teruggave van het op de beslaglijst opgenomen goed met nummer 3 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. Z.J. Oosting en mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Borg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot 12 november 2012, te Stramproy , en/of te Woerden, althans in Nederland,
althans in Nederland en/of Tsjechië en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of
Hongarije en/of Slowakije en/of Portugal en/of Turkije, en/of elders in
Europa, en/of de Filippijnen en/of Indonesië en/of De Verenigde Arabische
Emiraten en/of Turkije, en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/of
Oeganda en/of Tanzania, en/of elders in Afrika
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
al dan niet opzettelijk, telkens dieren, behorende tot een beschermde
inheemse en/of een beschermde uitheemse diersoort, te weten:
- één wielewaal (Oriolus oriolus) en/of
- vijf, althans één of meer Papoea beo's (Mino Dumontii) en/of
- drie, althans één of meer Panay of Luzon neushoornvogels [Penelopides
manillae/panini]
- twee, althans één of meer Rosse neushoornvogels [Buceros hydrocorax]
te koop heeft gevraagd en/of heeft gekocht en /of heeft verworven en of/ten
verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten
verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of ten vervoer heeft
aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft gebruikt voor commercieel
gewin en/of heeft geruild of in ruil aangeboden en/of heeft uitgewisseld of
tentoon gesteld voor handelsdoeleinden en/of binnen of buiten het grondgebied
van Nederland heeft gebracht en/of onder zich heeft gehad;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten
juncto artikel 13 Flora- en faunawet)
art 13 lid 1 ahf/ond a Flora- en faunawet
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2011 tot en met 12 november
2012 te Stramproy , althans in Nederland,
geen en/of een onjuiste en/of een onvolledige registratie als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder c van de Regeling administratie bezit en handel
in beschermde dier- en plantensoorten heeft bijgehouden, immers
ontbraken in zijn registratie van levende specimens van in gevangenschap
geboren en gefokte of uit het wild afkomstige dieren, behorende tot
beschermde uitheemse diersoorten, genoemd in bijlage B bij de
Basisverordening 338/97, bij
- vier, althans een of meer Luzon neushoornvogels [Penelopides
manillae/panini](met ringnummers HJ1914, HJ19Z9, HJ1971, ABO0246 ) en/of
- twee, althans een of meer Rosse neushoornvogels [Buceros hydrocorax]
(ringnummers 0047 en 0086),
de volgende gegevens:
- datum en plaats van verkrijgen en/of
- adres en land van leverancier en/of
- nummer bijbehorend Cites-document;
(Strafbaarstelling : artikel 1a onder 3, 2 en 6 Wet op de economische
delicten juncto artikel 81 Flora- en faunawet juncto artikel 18 Besluit
vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten juncto artikel 2 en 3 Regeling
administratie bezit en handel in beschermde dier- en plantensoorten)
art ** Modelverordening van overige publiekrechtelijke lichamen
3.
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 12 november 2012 te Stramproy en/of te Woerden, althans in
Nederland, althans in Nederland en/of Tsjechië en/of Duitsland en/of Bulgarije
en/of Hongarije en/of Slowakije en/of Portugal en/of Turkije, en/of elders in
Europa, en/of de Filippijnen en/of Indonesië en/of De Verenigde Arabische
Emiraten en/of Turkije, en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/of
Oeganda
en/of Tanzania, en/of elders in Afrika
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
telkens al dan niet opzettelijk dieren en/of producten in Nederland heeft
gebracht, te weten:
(traject wildvang Bulgarije)
- zes, althans één of meer Lady Rosstoerako('s) (Musophaga rossea) en/of
- vier, althans één of meer blauwbuikscharrelaar(s) (Coracias cyanogaster)
en/of
- elf, althans één of meer oostelijk grijze planteneter(s) (Crinifer zonurus)
en/of
(traject 5-vogelregeling
- tien, althans één of meer Reuzen Toerako's (Corythaeola cristata) en/of
- tien, althans één of meer Papoea beo's (Mino dumonti) en/of
(traject dierentuinroute)
- vier, althans één of meer Panay of Luzon neushoornvogels [Penelopides
panini/manillae]
- twee, althans één of meer Rosse neushoornvogels [Buceros hydrocorax]
welke dieren en/of producten zijn verzonden vanuit een derde land en via
Nederland voor het eerst in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de
Europese Unie van toepassing is zijn gebracht
[strafbaarstelling artikel 1 onder 1 Wet op de economische delicten juncto
artikel 10 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren juncto artikel 2.1
lid 2, derde gedachtestreepje Regeling handel levende dieren en levende
producten]
art 2.1 lid 2 Regeling handel levende dieren en levende producten
Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 12 november 2012, te Stramproy en/of Woerden, althans in
Nederland, althans in Nederland en/of Tsjechië en/of Duitsland en/of Bulgarije
en/of Hongarije en/of Slowakije en/of Portugal en/of Turkije, en/of elders in
Europa, en/of de Filippijnen en/of Indonesië en/of De Verenigde Arabische
Emiraten en/of Turkije, en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/of
Oeganda en/of Tanzania, en/of elders in Afrika
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
telkens al dan niet opzettelijk, vogels in Nederland heeft gebracht, te weten:
(traject wildvang Bulgarije)
- zes, althans één of meer Lady Rosstoerako('s) (Musophaga rossea) en/of
- vier, althans één of meer blauwbuikscharrelaar(s) (Coracias cyanogaster)
en/of
- elf, althans één of meer oostelijk grijze planteneter(s) (Crinifer zonurus)
en/of
(traject 5-vogelregeling
- tien, althans één of meer Reuzen Toerako's (Corythaeola cristata) en/of
- tien, althans één of meer Papoea beo's (Mino dumonti) en/of
(traject dierentuinroute)
- vier, althans één of meer Panay of Luzon neushoornvogels [Penelopides
panini/manillae]
- twee, althans één of meer Rosse neushoornvogels [Buceros hydrocorax]
welke vogels zijn verzonden vanuit een lid-staat of een andere staat die
partij is bij het EER-Verdrag dan wel vanuit een derde land en via het
grondgebied van een lid-staat in Nederland worden gebracht en bestemd zijn
voor Nederland, een lid-staat of een andere staat die partij is bij het
EER-Verdrag
[strafbaarstelling artikel 1 onder 1 Wet op de economische delicten juncto
artikel 10 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren juncto artikel 2.1
lid 2, tweede gedachtestreepje Regeling handel levende dieren en levende
producten]
art 2.1 lid 1 Regeling handel levende dieren en levende producten
Meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 november
2012 te Stramproy en/of te Woerden, althans in Nederland, althans in
Nederland en/of Tsjechië en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Hongarije en/of
Slowakije en/of Portugal en/of Turkije, en/of elders in Europa, en/of de
Filippijnen en/of Indonesië en/of De Verenigde Arabische Emiraten en/of
Turkije, en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/of Oeganda en/of
Tanzania, en/of elders in Afrika
(telkens) een of meer vogels te weten:
(traject wildvang Bulgarije)
- zes, althans één of meer Lady Rosstoerako('s) (Musophaga rossea) en/of
- vier, althans één of meer blauwbuikscharrelaar(s) (Coracias cyanogaster)
en/of
- elf, althans één of meer oostelijk grijze planteneter(s) (Crinifer zonurus)
en/of
(traject 5-vogelregeling
- tien, althans één of meer Reuzen Toerako's (Corythaeola cristata) en/of
- tien, althans één of meer Papoea beo's (Mino dumonti) en/of
(traject dierentuinroute)
- vier, althans één of meer Panay of Luzon neushoornvogels [Penelopides
panini/manillae]
- twee, althans één of meer Rosse neushoornvogels [Buceros hydrocorax]
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vogels (telkens)
wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis van het Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 12 november 2012, te Stramproy en/of te Woerden, althans in
Nederland, althans in Nederland en/of Tsjechië en/of Duitsland en/of Bulgarije
en/of Hongarije en/of Slowakije en/of Portugal en/of Turkije, en/of elders in
Europa, en/of de Filippijnen en/of Indonesië en/of De Verenigde Arabische
Emiraten en/of Turkije, en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/of
Oeganda
en/of Tanzania en/of elders in Afrika
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
telkens al dan niet opzettelijk, als houder van één of meer dier(en), te weten:
(wildvang Bulgarije)
- zes, althans één of meer Lady Rosstoerako('s) (Musophaga rossea) en/of
- vier, althans één of meer blauwbuikscharrelaar(s) (Coracias cyanogaster)
en/of
- elf, althans één of meer oostelijk grijze planteneter(s) (Crinifer zonurus)
en/of
(5-vogelregeling)
- tien, althans één of meer Reuzen Toerako's (Corythaeola cristata) en/of
- tien, althans één of meer Papoea beo's (Mino dumonti) en/of
(dierentuinroute)
- vier, althans één of meer Panay of Luzon neushoornvogels [Penelopides
panini/manillae]
- twee, althans één of meer Rosse neushoornvogels [Buceros hydrocorax]
terwijl hij wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat door zijn handelen of
nalaten, een besmetting met dan wel de verspreiding van een krachtens artikel
15 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekte
kon worden veroorzaakt,
- niet aan zijn verplichting heeft voldaan dergelijk handelen achterwege te
laten, terwijl dit in redelijkheid van hem kon worden gevergd,
en/of
- niet alle maatregelen heeft genomen die in redelijkheid van hem konden
worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
die vogels in Nederland gebracht en/of samengebracht en/of verzameld en/of
verkocht en/of verhandeld en/of overgedragen en/of onder zich gehad,
terwijl
- die vogels niet afkomstig waren uit erkende vermeerderings-bedrijven en/of
- niet aan de invoervoorschriften en/of de quarantainebepalingen werd voldaan
en/of
- die vogels niet tenminste 30 dagen in een erkende quarantainevoorziening
zijn gehouden;
(strafbaarstelling artikel 1 onder 1 Wet op de economische delicten juncto
artikel 101a Gezondheids- en welzijnswet voor dieren]
art 101a lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
5.
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 oktober 2011
tot en met 12 november 2012 te Stramproy, althans in Nederland, althans in
Nederland en/of Tsjechië en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Hongarije en/of
Slowakije en/of Portugal en/of Turkije, en/of elders in Europa, en/of de
Filippijnen en/of Indonesië en/of De Verenigde Arabische Emiraten en/of
Turkije, en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/of Oeganda en/of
Tanzania, en/of elders in Afrika tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik
heeft gemaakt van althans voorhanden heeft gehad
11, althans een of meer vals(e) of vervalst(e) factu(u)r(en) (bijlage 1455
tot en met 1464 en 1469), betreffende de levering van voedsel dieren
(09.AMB.09)
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst
bestaande dat gebruik maken althans dat voorhanden hebben
hierin dat die factu(u)r(en) door hem, verdachte,
in ontvangst zijn/is genomen en/of (vervolgens) door of middels hem,
verdachte, (als echt en onvervalst) in de administratie van [bedrijf 1]
zijn/is opgenomen en/of (vervolgens) door [bedrijf 1] zijn/is betaald,
en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat op die
factu(u)r(en) (telkens) (een) levering(en) van voedsel dieren zijn/is vermeld
die in werkelijkheid niet hebben/heeft plaatsgevonden.
[strafbaarstelling artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht]
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
Dat hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2012 te Stramproy, in elk geval in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), meermalen, althans eenmaal,
De bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] (over de jaren 2011 en 2012)
zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk in deze bedrijfsadministratie opgenomen of doen opnemen 11, althans een of meer facturen waarop (telkens) vermeld stond dat voederdieren waren geleverd (09.AMB.09, bijlage 1455 tot en met 1464 en 1469), terwijl deze in werkelijkheid niet, althans niet voor de op deze facturen vermelde bedragen zijn geleverd,
zulks (telkens) met het oogmerk om die bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de Bovenregionale recherche, Noordwest en Midden Nederland, interregionaal milieuteam, met dossiernummer PL1260-2012113917, onderzoeksnaam ‘Cactus’ en gedateerd 1 december 2013, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 april 2015.
3.03.AMB.37, p. 1046; Bijlage 305, p. 1-3.
4.03.AMB.37, p. 1046-1047; Bijlage 305, p. 1-3.
5.03.AMB.37, p. 1046-1047; Bijlage 305, p. 1.
6.03.AMB.37, p. 1048; Bijlage 305, p. 7-12.
7.03.AMB.37, p. 1048; Bijlage 305, p. 7-12.
8.03.AMB.37, p. 1046-1047; Bijlage 305, p. 1-3; 00.GET36.01, p. 3661.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 april 2015.
10.Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantesoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, Bijlage B.
11.Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantesoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, Bijlage B.
12.Bijlage 306.
13.Bijlage 284 p. 1-4.
14.Bijlage 1274, p. 8-9.
15.03.AMB.37, p. 1055 en 1057.
16.03.AMB.37, p. 1057; Bijlage 1096 en Bijlage 1097.
17.03.AMB.37, p. 1057; Bijlage 1074.
18.03.AMB.37, p. 1057; Bijlage 1075.
19.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 april 2015.
20.03.V01.02, p. 2421-2422.
21.03.AMB.37, p. 1057.
22.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 april 2015.
23.03.AMB.12, p. 847 en 850.
24.03.AMB.12, p. 854.
25.06.AMB.06, p. 1766.
26.06.AMB.06, p. 1766-1767.
27.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 april 2015.
28.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 april 2015.
29.Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantesoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer in samenhang met Verordening (EG) Nr. 407/2009 van de Commissie van 14 mei 2009, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, Bijlage D.
30.Verklaring van verdachte ter zitting van 22 april 2015.
31.Verklaring van [medeverdachte 3] als getuige ter zitting van 22 april 2015.
32.Bijlage 1110.
33.Bijlage 1293, p. 15 van 267.
34.Bijlage 1293, p. 16-18.
35.02.V11.01, p. 5.
36.Bijlagen 1074 en 1075.
37.Verklaring van verdachte ter zitting van 22 april 2015.
38.Bijlage 1097.
39.Bijlage 1098.
40.Bijlage 1112.
41.Bijlage 1099.
42.Bijlage 853.
43.Bijlage 955.
44.Bijlage 1110.
45.Bijlage 1293, p. 15 van 267.
46.Bijlage 1293, p. 16-18; Verklaring van [medeverdachte 3] als getuige ter zitting van 23 april 2015.
47.02.V11.01, p. 5.
48.Bijlage 1097.
49.Bijlage 1098.
50.Bijlage 1112; Verklaring van [medeverdachte 3] als getuige ter zitting van 23 april 2015.
51.Bijlage 1099.
52.Bijlage 853.
53.Bijlage 955.
54.Bijlage 966 en 967.
55.Bijlage 824, p. 50 en 30
56.06.V04.02, p. 18
57.06.AMB.10, p. 3-6.
58.06.V04.02, p. 16.
59.Bijlage 956.
60.06.V04.02, p. 3.
61.06.AMB.31, p. 2
62.06.AMB.31, p. 4.
63.00.V01.01, p. 2389; 00.AMB.113, p. 577.
64.08.AMB.24, p. 13314 en 13316; 09.AMB.09, p. 2366; Bijlagen 1192-1201.
65.08.AMB.24, p. 13314 en 13316; Bijlagen 1455-1464 en 1469.
66.Verklaring van [medeverdachte 1] als getuige ter zitting van 22 april 2015.
67.Verklaring van verdachte ter zitting van 22 april 2015.
68.09.AMB.09, p. 2366; Bijlagen 853, 854 en 955.
69.Verklaring van verdachte ter zitting van 22 april 2015.
70.08.AMB.24, p. 13314-13316; Bijlagen 854, 1191-1201 en 1455-1474.