4.3.3FEIT 1
4.3.3.1 Juridisch kader feit 1
CITES-verdrag
Ter bescherming van in het wild levende diersoorten tegen – onder meer – overmatige exploitatie ten gevolge van de internationale handel is op 18 juli 1984 in Nederland het internationaalrechtelijke CITES-verdrag in werking getreden. CITES staat voor de ‘Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora’.
Basisverordening 338/97
In de EU is het CITES-verdrag geïmplementeerd in de EU basisverordening 338/97 (hierna: de Basisverordening) en bijbehorende Uitvoeringsverordening. Doel van de Basisverordening is in het wild levende diersoorten te beschermen en in stand te houden door controle op het desbetreffende handelsverkeer. De Basisverordening is op 1 juni 1997 in werking getreden en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
De Basisverordening bevat vier bijlagen (A, B, C en D), waarin per type diersoort is omschreven aan welke voorschriften de handel in die soorten moet voldoen.
Flora- en faunawet
Daarnaast zijn in de Nederlandse Flora- en faunawet (verder: Ffw) en de daarop gebaseerde regelgeving verscheidene regels opgenomen ter bescherming van in het wild levende diersoorten.
Het eerste lid van artikel 13 Ffw bevat een algemeen verbod op het te koop vragen, kopen of verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben, verkopen of ten verkoop aanbieden, vervoeren, ten vervoer aanbieden, afleveren, gebruiken voor commercieel gewin, huren of verhuren, ruilen of in ruil aanbieden, uitwisselen of tentoonstellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben van dieren behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse diersoort.
Via de artikelen 4 en 5 Ffw en de onderliggende Regelingen en Besluiten is bepaald wanneer een bepaalde diersoort valt onder de categorie ‘beschermde inheemse diersoort’ respectievelijk ‘beschermde uitheemse diersoort’.
Strafbaarstelling artikel 13 Ffw
Overtreding van artikel 13 Ffw is strafbaar gesteld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (verder: Wed). Volgens artikel 2 Wed betreft dit een misdrijf indien dit opzettelijk is gedaan en een overtreding wanneer van dat opzet geen sprake is.
Uitzonderingen/vrijstellingen/ontheffingen Ffw
De al dan niet van toepassing zijnde uitzonderingen, vrijstellingen en ontheffingen op/van het eerste lid van artikel 13 Ffw zullen hieronder per diersoort worden besproken.
4.3.3.2 Vrijspraken feit 1
Zaaksdossier 05 – Oneigenlijk bezit - Wielewaal
Op 12 november 2012 is onder verdachte een wielewaal, oriolus oriolus, aangetroffen, waarvan het bezit op grond van artikel 13 Ffw is verboden.
Deze wielewaal was voorzien van een naadloos gesloten pootring, hetgeen een beroep op de vrijstelling van artikel 12 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (verder: Regeling vrijstelling) mogelijk maakt.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het hem onder 1 ten laste gelegde feit met betrekking tot de wielewaal.
Het standpunt van de officieren van justitie dat verdachte geen beroep op de vrijstellings-bepaling kan doen omdat de binnenmaat van de naadloos gesloten pootring 0,5 mm te ruim is, volgt de rechtbank niet. De rechtbank heeft daarbij gelet op de verklaring van
[D] bij de rechter-commissaris op 11 februari 2015. [D] heeft toen verklaard dat de wielewaal die bij verdachte is aangetroffen afkomstig is uit zijn kweekbestand. [D] heeft tevens uitgebreid toegelicht waarom hij een naadloos gesloten pootring van
5 mm, in plaats van de voorgeschreven 4,5 mm, bij de wielewaal heeft aangebracht.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voor het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit met betrekking tot de wielewaal en spreekt hem daarvan vrij.
4.3.3.3 Bewijs en bewijsoverwegingen feit 1
Zaaksdossier 03 – Dierentuinroute – Filippijnen-zending
Algemene bewijsmiddelen Filippijnen-zending
CITES-uitvoervergunning
Op 16 september 2010 is een CITES-uitvoervergunning met nummer 14387 afgegeven voor het uitvoeren van vogels. Volgens deze CITES-uitvoervergunning is de exporteur [exporteur] in [vestigingsplaats], Filippijnen. De importeur is [bedrijf 3] in [vestigingsplaats], Bulgarije.
Op de CITES-uitvoervergunning staan de volgende vogels vermeld:
- 2 stuks luzon rufous hornbill (buceros hydrocorax) met de ringnummers: 0047 en 0086;
- 10 stuks luzon tarictic hornbill (penelopides manillea), waaronder hornbills met de ringnummers: ABC 0246 (female), HJ 1949 (female), HJ 1914 (male).
Op de CITES-uitvoervergunning staat in vak 6 onder ‘special conditions’: ‘*For Breeding Purposes Only* (alleen voor kweek doeleinden).’
CITES-invoervergunning
Op 17 september 2010 is een CITES-invoervergunning afgegeven met het nummer 10BG0107I. De soorten, aantallen en ringnummers van de vogels die zijn genoemd op deze invoervergunning komen precies overeen met de soorten, aantallen en ringnummers van de vogels die op de uitvoervergunning 14387 staan. Op de invoervergunning wordt ook verwezen naar het nummer van de uitvoervergunning, te weten 14387.
De CITES-invoervergunning heeft als doelcode ‘Z’.CITES-invoervergunningen met code ‘Z’ geven aan dat de dieren bestemd zijn voor een dierentuin en dat deze bestemming niet kan veranderen.
Verdachte heeft geen dierentuin.
Bewijs panay/luzon neushoornvogels en rosse neushoornvogels
De panay neushoornvogel, wetenschappelijke naam: penelopides panini, en de luzon neushoornvogel, wetenschappelijke naam: penelopides manillae, zijn opgenomen in Bijlage B van de Basisverordening.
De rosse neushoornvogel, wetenschappelijke naam: buceros hydrocorax, is opgenomen in Bijlage B van de Basisverordening.
In het TRAde Control and Expert Systemis (verder: TRACES) is een certificaat, gedateerd 11 oktober 2010, aangetroffen met het nummer CVEDA.NL.2010.0005892. Op dit certificaat staat als verzender Avilon Wildlife Filippinen en als geadresseerde [bedrijf 3], [vestigingsplaats] Bulgarije vermeld. Bij de buitengrensinspectiepost staat een A (Amsterdam) ingevuld. Verder staat er op vermeld dat het vervoermiddel na de grensinspectiepost een voertuig is met het kenteken [kenteken], de vervoerder het KLM dierenhotel is en dat de lidstaten van doorvoer DE, AT, HU en RO zijn. Het zou gaan om 67 dieren.
Op het bijbehorende gezondheidscertificaat , gedateerd 11 oktober 2010, staan tien luzon tarictic hornbills (neushoornvogels), met onder meer de ringnummers ABC 0246, HJ 1914 en HJ 1949 en twee buceros hydrocorax (rosse neushoornvogels) met de ringnummers 0047 en 0086 vermeld.
Bij een doorzoeking in [bedrijf 3] in Bulgarije zijn handgeschreven aantekeningen gevonden met een lijst van vogels die naar Nederland gaan, waaronder tien luzon tarictic hornbills en twee buceros hydrocorax. Verder staat [medeverdachte 1] in Woerden op deze lijst vermeld.
Onder verdachte zijn op 12 november 2012 drie luzon neushoornvogels met de ringnummers ABO 0246, HJ 1949 en HJ 1914 en twee rosse neushoornvogels met de ringnummers 0047 en 0086 aangetroffen. Al deze neushoornvogels hadden een open pootring.
Onder verdachte zijn ook twee overdrachtsverklaringen aangetroffen die zijn gedateerd
15 januari 2011. ‘Donator: [medeverdachte 1], [adres] [woonplaats]’ en ‘Recipient: [bedrijf 1], [adres] [postcode] [woonplaats]’ verklaren daarin over de eigendomsoverdracht van ‘tarantic neushoornvogels, penelopides panini, met de ringnummers HJ1914, HJ 19Z9, ABO0246 en HJ1971’.
Onder [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1]) is een factuur van € 14.280,- aangetroffen, die afkomstig is van ‘[bedrijf van medeverdachte 1] te Woerden’ en is gericht aan ‘[bedrijf 1] te [vestigingsplaats]’. De factuur is gedateerd 27 januari 2011 en betreft onder meer de levering van ‘2-2 penelopides manillae CB.Dezelfde factuur is ook onder verdachte aangetroffen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat van de vier neushoornvogels die hij van [medeverdachte 1] heeft gekocht er drie in beslag zijn genomen. De vierde is blijkbaar over het hoofd gezien.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de neushoornvogels die zijn aangetroffen bij verdachte uit Tsjechië heeft gekocht.
Uit onderzoek naar de bankrekening op naam van ‘[bedrijf 4]’, eenmanszaak van [medeverdachte 1], is gebleken dat op 11 februari 2011 een bedrag van € 14.280,- is overgemaakt door ‘[bedrijf 1]’Verdachte heeft verklaard dat hij een rekening courant verhouding met [bedrijf 1] heeft en op die wijze de vogels heeft betaald.
Op 16 december 2011 heeft verdachte stukken uit de administratie van [bedrijf 1] verstrekt. De op 12 november 2012 onder verdachte in beslag genomen administratie van [bedrijf 1] komt hiermee overeen.In de administratie zijn verschillende gegevens geregistreerd over de peneopides manillae en de buceros hydrocorax, maar een vermelding van een CITES-nummer, exacte datum en plaats (de rechtbank begrijpt: van verkrijging) ontbreekt.
Op 6 januari 2012 heeft verdachte formulieren uit zijn administratie overhandigd met betrekking tot de neushoornvogels die hij in zijn bezit heeft.Desgevraagd kon verdachte niet de data geven van het moment waarop hij deze vogels had overgenomen.
Verdachte weet wel dat de neushoornvogels die bij hem zijn aangetroffen door [medeverdachte 1] zijn geïmporteerd. Hij weet zelf niet waar ze vandaan komen en hij hoeft dit ook niet te weten, zo lang de papieren bij zijn aankoop van [medeverdachte 1] maar in orde zijn. Hij heeft hier geen documenten van.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij specifiek op zoek was naar neushoornvogels en dat de neushoornvogels die bij hem zijn aangetroffen door hem zijn gebruikt om mee te kweken en het diervoeder te testen dat hij met zijn bedrijf [bedrijf 1] ontwikkelt. Hij laat de bij hem aanwezige neushoornvogels met dat doel zien aan potentieel belangstellenden voor het diervoeder.
Bewijsoverwegingen panay/luzon neushoornvogels en rosse neushoornvogels
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte drie panay neushoornvogels dan wel luzon neushoornvogels en twee rosse neushoornvogels (hierna: neushoornvogels) van [medeverdachte 1] heeft gekocht en verworven, in voorraad heeft gehad en onder zich heeft gehad.
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat verdachte deze neushoornvogels heeft gebruikt voor commercieel gewin, omdat verdachte de vogels niet alleen hobbymatig heeft aangeschaft en onder zich gehouden. Hij heeft de neushoornvogels gebruikt om het diervoeder te testen, dat hij met zijn bedrijf [bedrijf 1] ontwikkelt. Verdachte heeft de neushoornvogels daarnaast met dat doel laten zien aan potentieel belangstellenden voor het diervoeder. De rechtbank acht daarmee eveneens bewezen dat verdachte de neushoornvogels heeft tentoongesteld voor handelsdoeleinden.
De rechtbank ziet onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voor het ten laste gelegde medeplegen met betrekking tot de neushoornvogels. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.
Panay neushoornvogels, luzon neushoornvogels en rosse neushoornvogels zijn dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (Bijlage B Basisverordening), waarvoor op grond van artikel 13 lid 1 Ffw een verbod geldt voor de bovengenoemde door verdachte verrichte handelingen.
Vrijstelling?
De verdediging heeft bepleit dat verdachte de neushoornvogels mocht kopen en onder zich houden, omdat ten tijde van de aankoop door verdachte alle benodigde documenten aanwezig waren. Ook heeft hij de neushoornvogels in zijn administratie opgenomen, zodat de herkomst duidelijk was. Verdachte kan daarom een beroep doen op de vrijstellings-bepalingen uit de Regeling vrijstelling, waardoor hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt ten aanzien van een mogelijk beroep op vrijstellingsbepalingen het volgende.
In artikel 10 van de Regeling vrijstelling is bepaald dat - indien kan worden
aangetoonddat specimens van soorten, genoemd in Bijlage B van de Basisverordening, overeenkomstig het bij of krachtens de Flora- en faunawet bepaalde en met inachtneming van de Basisverordening en Uitvoeringsverordening in Nederland zijn gebracht of verkregen - een vrijstelling geldt voor de verboden handelingen uit lid 1 van artikel 13 Ffw, met uitzondering van het verbod op het onder zich hebben.
Verdachte heeft de vogels gekocht en verworven van [medeverdachte 1], hetgeen zoals gezegd verboden handelingen zijn op grond van artikel 13 lid 1 Ffw. Voor de gebruikmaking van de vrijstelling uit artikel 10 van de Regeling vrijstelling rust op hem de verplichting aan te tonen dat de vogels met inachtneming van het bepaalde in de Basisverordening en Uitvoeringsverordening in Nederland zijn gebracht of verkregen.
Uit voornoemde bewijsmiddelen, de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de overige stukken uit het dossier blijkt dat verdachte dit
niet aan kan tonen.Verdachte kan dan ook geen succesvol beroep doen op de vrijstellingsbepaling uit artikel 10 van de Regeling vrijstelling.
Uit artikel 12 van de Regeling vrijstelling volgt dat voor een vrijstelling van het bezitsverbod
aantoonbaarmoet zijn dat in gevangenschap geboren en gefokte vogels, behorende tot Bijlage B soorten, zijn gefokt en zijn voorzien van een naadloos gesloten pootring of een microchiptransponder, alsmede dat ze zijn opgenomen in de administratie, om in aanmerking te kunnen komen voor een vrijstelling van het verbod uit artikel 13 lid 1 Ffw die soorten onder zich te hebben.
De neushoornvogels hadden allemaal een open pootring, zodat verdachte ook niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een beroep op een vrijstelling van het bezitsverbod, zoals verwoord in artikel 12 van de Regeling vrijstelling.
In het licht van het vorenstaande is de conclusie dat verdachte niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een beroep op eventuele vrijstellingen. Hij heeft dus in strijd gehandeld met artikel 13 lid 1 Ffw.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte af mocht gaan op de correcte invoer van de vogels door [medeverdachte 1], dat hij niet kan en hoeft te weten waar de vogels vandaan komen en of die invoer volgens de regels is gegaan. Gelet op de vermelde vrijstellingsregelgeving heeft verdachte hierin een eigen verantwoordelijkheid. Daarbij was het voor verdachte zichtbaar dat de vogels niet waren voorzien van een naadloos gesloten pootring.
De rechtbank acht - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met betrekking tot de drie panay neushoornvogels dan wel luzon neushoornvogels en twee rosse neushoornvogels opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 13 lid 1 Ffw, door deze vogels te kopen, te verwerven, in voorraad te hebben, onder zich te hebben, te gebruiken voor commercieel gewin en tentoon te stellen voor handelsdoeleinden.
Zaaksdossier 06 – Vijfvogelregeling
Bewijs Papoea beo’s
De papoea beo, wetenschappelijke naam: mino dumonti, is opgenomen in Bijlage D van de Basisverordening.Gelet op de artikelen 5 lid 2 Ffw en 4 lid 2 onder a Regeling aanwijzing betreft het een beschermde uitheemse diersoort.
Verdachte heeft verklaard dat hij in totaal tien papoea beo’s van [medeverdachte 1] aangeboden heeft gekregen en dat hij ze vervolgens van [medeverdachte 1] heeft gekocht. Deze papoea beo’s waren oorspronkelijk afkomstig van [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3]) uit Dubai.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij tien papoea beo’s via [medeverdachte 1] aan verdachte heeft verkocht.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een bemiddelende rol heeft gespeeld tussen verdachte en [medeverdachte 3] bij de verkoop van de tien papoea beo’s.
Op 14 januari 2011 zijn vanuit Dubai door [medeverdachte 3] per vliegtuig vijf papoea beo’s naar Frankfurt gezonden. De geadresseerde van deze zending is [verdachte], wonende te Stramproy in Nederland.Op de Airwaybill behorende bij deze zending is onder de naam van geadresseerde [verdachte] het telefoonnummer van [medeverdachte 1] vermeld.Op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat is door [medeverdachte 3] ingevuld dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden.
[A] (verder: [A]), een kennis van [medeverdachte 3], is als begeleider van de vogels van Dubai naar Frankfurt meegereisd. Vervolgens heeft [A] de vogels bij [medeverdachte 1] in Nederland afgeleverd.
In de administratie van verdachte en [medeverdachte 1] is een factuur van [bedrijf van medeverdachte 1] aan [bedrijf 1] aangetroffen, die is gedateerd 27 januari 2011.In die factuur worden onder meer vijf papoea beo’s in rekening gebracht. [bedrijf 1] is een onderneming van verdachte.
Verder zijn in de administratie van verdachte een tweetal “Declarations of Transfer” gevonden van 15 januari 2011. In deze overdrachtsverklaringen worden vijf Papoea beo’s vermeld en wordt als eigenaar/overdrager genoemd “[medeverdachte 1] c/o [medeverdachte 3]respectievelijk “[medeverdachte 3] c/o [medeverdachte 1]”.
Op 2 februari 2011 is door [medeverdachte 3] vanuit Dubai wederom een zending van vijf papoea beo’s naar verdachte verzonden. Op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat is onder de naam van de geadresseerde [verdachte] het telefoonnummer van [medeverdachte 1] vermeld, alsmede een vijftal ringnummers. [medeverdachte 3] heeft op dit certificaat aangegeven dat de papoea beo’s niet worden verzonden voor commerciële doeleinden.
Uit een factuur van [bedrijf 2] van 14 februari 2011 blijkt dat deze onderneming in opdracht van [bedrijf 1] het geslacht van een negental papoea beo’s heeft bepaald. Daarbij worden onder meer dezelfde ringnummers vermeld als op het hiervoor bedoelde certificaat van de zending van 2 februari 2011.
In de administratie van verdachte zijn handgeschreven notities aangetroffen. Op een van deze notities is vermeld “5 Beo 6.000,-“ en de naam [bedrijf 1] met de adresgegevens van deze onderneming.Op een andere notitie is vermeld “€ 6.000,- 5 x 1.200,- Beo” en daarbij de naam [verdachte] (met diens adresgegevens).
Bewijsoverweging papoea beo’sDe verdediging bepleit allereerst dat de papoea beo geen beschermde uitheemse diersoort is.
De rechtbank verwerpt dit verweer met verwijzing naar de artikelen 5 lid 2 Ffw en 4 lid 2 onder a van de Regeling aanwijzing in samenhang met Bijlage D van de Basisverordening en de Verordening 407/2009, zoals hiervoor onder de bewijsmiddelen is besproken.
De verdediging bepleit verder dat verdachte al maanden voordat de zendingen plaatsvonden eigenaar van de papoea beo’s was geworden in Dubai, waardoor geen sprake is geweest van een commerciële overdracht ten tijde van de zendingen vanuit Dubai en via Frankfurt naar Stramproy, aldus de verdediging.
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen trekt de rechtbank de volgende conclusies. [medeverdachte 1] heeft tien (twee keer vijf) papoea beo’s aan verdachte ten verkoop aangeboden, verkocht en geleverd. Deze papoea beo’s waren door [medeverdachte 3] vanuit Dubai naar Frankfurt verzonden. Nadat de vogels in Nederland waren aangekomen heeft [medeverdachte 1] deze vogels bij verdachte, althans bij zijn onderneming, in rekening gebracht. Ook de overdracht van de vogels heeft - gezien de aangetroffen ‘Declarations of Transfer’ – pas toen plaatsgevonden. Dit betekent dat de papoea beo’s, toen zij vanuit Dubai werden verzonden, bestemd waren voor verkoop en eigendomsoverdracht.
De stelling van verdachte dat hij al maanden voor de zending eigenaar van de papoea beo’s was geworden wordt weersproken door deze bewijsmiddelen (zie facturen en Declarations of Transfer). Verder is door verdachte ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in Dubai al eigenaar van de vogels was geworden - als dat al naar het civiele recht van Dubai zou kunnen - geen enkel stuk of ander aanknopingspunt geboden waaruit de juistheid van die stelling zou kunnen blijken.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, verwerpt de rechtbank de verweren van de verdediging en overweegt zij dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte – samen en in vereniging met anderen – begin 2011 tien papoea beo’s binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ze heeft gekocht en verworven. Daarnaast kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte deze tien beo’s onder zich heeft gehad.
Het openbaar ministerie heeft op de tenlastelegging van verdachte onder feit 1 geen tien papoea beo’s, maar slechts “vijf, althans één of meer papoea beo’s” opgenomen.
Gelet hierop zal de rechtbank er bij een eventuele bewezenverklaring van uitgaan dat verdachte – samen en in vereniging met anderen – begin 2011 vijf papoea beo’s binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ze heeft gekocht en verworven, en daarnaast dat hij deze vijf beo’s onder zich heeft gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij beide zendingen van de papoea’s beo’s sprake geweest van een duidelijke taakverdeling en nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen zoals [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde medeplegen van voornoemde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
Papoea beo’s zijn dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (Bijlage D Basisverordening), waarvoor op grond van artikel 13 lid 1 Ffw een verbod geldt voor de bovengenoemde door verdachte verrichtte handelingen.
Vrijstelling?
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de papoea beo’s legaal in Nederland zijn geïmporteerd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van een mogelijk beroep op vrijstellingsbepalingen het volgende.
In artikel 7 van de Regeling vrijstelling is ten behoeve van het intracommunautaire verkeer bepaald dat - indien kan worden
aangetoonddat specimens van soorten, genoemd in Bijlage D van de Basisverordening, overeenkomstig de in een lidstaat geldende wetgeving en met inachtneming van de Basisverordening en Uitvoeringsverordening zijn verkregen - een vrijstelling geldt voor het verbod op het binnen het grondgebied van Nederland brengen uit lid 1 van artikel 13 Ffw.
In artikel 10 van de Regeling vrijstelling is bepaald dat - indien kan worden
aangetoonddat specimens van soorten, genoemd in Bijlage D van de Basisverordening, overeenkomstig het bij of krachtens de Flora- en faunawet bepaalde en met inachtneming van de Basisverordening en Uitvoeringsverordening in Nederland zijn gebracht of verkregen - een vrijstelling geldt voor de verboden handelingen uit lid 1 van artikel 13 Ffw, met uitzondering van het verbod op het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of het onder zich hebben.
Uit voornoemde bewijsmiddelen, de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de overige stukken uit het dossier blijkt dat verdachte
niet aan kan tonendat de papoea beo’s in overeenstemming met alle geldende regelgeving (Basisverordening en Uitvoeringsverordening) in Nederland zijn gebracht of verkregen, terwijl dit gelet op de formulering van de vrijstellingsbepalingen een verplichting is die rust op degene die gebruik wil maken van die vrijstellingen.
Dit volgt reeds uit het feit dat op de documenten ten behoeve van de invoer in de EU door [medeverdachte 3] is ingevuld dat de papoea beo’s niet bestemd waren voor commerciële doeleinden, terwijl uit de bewijsmiddelen en voormelde bewijsoverwegingen blijkt dat de papoea beo’s wel degelijk met een commercieel oogmerk door [medeverdachte 3] vanuit Dubai – via [medeverdachte 1] – naar verdachte in Stramproy zijn verzonden.
In artikel 16 lid 1 onder c van de Basisverordening is opgenomen dat door lidstaten sancties dienen te worden opgelegd indien een valse verklaring wordt afgelegd of bewust verkeerde informatie is verstrekt om zodoende een vergunning of een certificaat te verkrijgen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat in strijd met de waarheid door [medeverdachte 3] op de EU-invoerdocumenten is ingevuld dat de papoea beo’s niet voor commerciële doeleinden werden ingevoerd.
De rechtbank leidt uit hetgeen in artikel 16 lid 1 onder c van de Basisverordening is opgenomen af, dat verdachte niet voldoet aan de voorwaarden om onder de vrijstellingen van de artikelen 7 en 10 van de Regeling vrijstelling te vallen. Er is immers een valse verklaring afgelegd dan wel bewust verkeerde informatie verstrekt om de vergunning dan wel het certificaat te verkrijgen.
Gelet op het voorgaande kan verdachte niet aantonen dat de papoea beo’s in overeenstemming met alle geldende regelgeving in Nederland zijn gebracht of verkregen, waardoor niet is voldaan aan de vereisten die in de artikelen 7 en 10 van de Regeling vrijstelling zijn gesteld. Verdachte kan dan ook geen succesvol beroep doen op die vrijstellingsbepalingen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met betrekking tot vijf papoea beo’s opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 13 lid 1 Ffw.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat aan verdachte niet kan worden verweten dat hij
opzettelijkheeft gehandeld, omdat hij in de veronderstelling was dat hij over de juiste papieren beschikte voor de invoer van de papoea beo’s.
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde
opzettelijkehandelen in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 13 Ffw van oordeel dat het opzet voor een bewezenverklaring van economische delicten niet gericht hoeft te zijn op het wederrechtelijke karakter van de toepasselijke bepaling. Kleurloos opzet is reeds voldoende voor een bewezenverklaring van economische delicten.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het opzet van verdachte gericht is geweest op de verboden gedraging in haar verschillende onderdelen, te weten het samen en in vereniging met anderen binnen het grondgebied van Nederland brengen, kopen en verwerven van de papoea beo’s, en daarnaast het onder zich hebben van de papoea beo’s. Hierdoor kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met betrekking tot vijf papoea beo’s
opzettelijkheeft gehandeld in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 13 lid 1 Ffw.