4.3.3FEIT 1
4.3.3.1 Juridisch kader feit 1
CITES-verdrag
Ter bescherming van in het wild levende diersoorten tegen – onder meer – overmatige exploitatie ten gevolge van de internationale handel is op 18 juli 1984 in Nederland het internationaalrechtelijke CITES-verdrag in werking getreden. CITES staat voor de ‘Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora’.
Basisverordening 338/97
In de EU is het CITES-verdrag geïmplementeerd in de EU basisverordening 338/97 (hierna: de Basisverordening) en bijbehorende Uitvoeringsverordening. Doel van de Basisverordening is in het wild levende diersoorten te beschermen en in stand te houden door controle op het desbetreffende handelsverkeer. De Basisverordening is op 1 juni 1997 in werking getreden en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
De Basisverordening bevat vier bijlagen (A, B, C en D), waarin per type diersoort is omschreven aan welke voorschriften de handel in die soorten moet voldoen.
Flora- en faunawet
Daarnaast zijn in de Nederlandse Flora- en faunawet (verder: Ffw) en de daarop gebaseerde regelgeving verscheidene regels opgenomen ter bescherming van in het wild levende diersoorten.
Het eerste lid van artikel 13 Ffw bevat een algemeen verbod op het te koop vragen, kopen of verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben, verkopen of ten verkoop aanbieden, vervoeren, ten vervoer aanbieden, afleveren, gebruiken voor commercieel gewin, huren of verhuren, ruilen of in ruil aanbieden, uitwisselen of tentoonstellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben van dieren behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse diersoort.
Via de artikelen 4 en 5 Ffw en de onderliggende Regelingen en Besluiten is bepaald wanneer een bepaalde diersoort valt onder de categorie ‘beschermde inheemse diersoort’ respectievelijk ‘beschermde uitheemse diersoort’.
Strafbaarstelling artikel 13 Ffw
Overtreding van artikel 13 Ffw is strafbaar gesteld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (verder: Wed). Volgens artikel 2 Wed betreft dit een misdrijf indien dit opzettelijk is gedaan en een overtreding wanneer van dat opzet geen sprake is.
Uitzonderingen/vrijstellingen/ontheffingen Ffw
De al dan niet van toepassing zijnde uitzonderingen, vrijstellingen en ontheffingen op/van het eerste lid van artikel 13 Ffw zullen hieronder per diersoort worden besproken.
4.3.3.2 Vrijspraken feit 1
Zaaksdossier 04 – Wildvang Bulgarije
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie verwijt verdachte onder het ten laste gelegde zaaksdossier wildvang Bulgarije dat hij samen met anderen opzettelijk heeft gehandeld in beschermde vogels (piocephalus senegalus, zending 8) die uit het wild afkomstig zijn en dat hij samen met anderen die beschermde vogels heeft bezeten, vervoerd en binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Deze handelingen zijn strafbaar gesteld in artikel 13 Ffw.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de hem ten laste gelegde zending 8 uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht de enkele verklaring van [A] dat hij van verdachte opdracht heeft gekregen vogels uit Slowakije op te halen – gelet op de ontkenning door verdachte – onvoldoende om de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde zending 8 uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije te bewijzen.
Het dossier bevat dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte – al dan niet in de vorm van medeplegen – heeft gehandeld in de onder het zaaksdossier wildvang Bulgarije ten laste gelegde vogels, dan wel dat hij die vogels samen met anderen heeft bezeten, vervoerd of binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Verdachte wordt vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde met betrekking tot de vogels uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije.
4.3.3.3 Bewijs en bewijsoverwegingen feit 1
Zaaksdossier 06 – Vijfvogelregeling
Bewijs Papoea beo’s
De papoea beo, wetenschappelijke naam: mino dumonti, is opgenomen in Bijlage D van de Basisverordening.Gelet op de artikelen 5 lid 2 Ffw en 4 lid 2 onder a Regeling aanwijzing betreft het een beschermde uitheemse diersoort.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in totaal tien papoea beo’s van [medeverdachte 1] aangeboden heeft gekregen en dat hij ze vervolgens van [medeverdachte 1] heeft gekocht. Deze papoea beo’s waren oorspronkelijk afkomstig van verdachte uit Dubai.
Verdachte heeft verklaard dat hij tien papoea beo’s via [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] heeft verkocht.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een bemiddelende rol heeft gespeeld tussen [medeverdachte 2] en verdachte bij de verkoop van de tien papoea beo’s.
Op 14 januari 2011 zijn vanuit Dubai door verdachte per vliegtuig vijf papoea beo’s naar Frankfurt gezonden. De geadresseerde van deze zending is [medeverdachte 2], wonende te [woonplaats] in Nederland.Op de Airwaybill behorende bij deze zending is onder de naam van geadresseerde [medeverdachte 2] het telefoonnummer [medeverdachte 1] vermeld.Op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat is door verdachte ingevuld dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden.
[A] (verder: [A]), een kennis van verdachte, is als begeleider van de vogels van Dubai naar Frankfurt meegereisd. Vervolgens heeft [A] de vogels bij [medeverdachte 1] in Nederland afgeleverd.
In de administratie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is een factuur [medeverdachte 1]’s Vogelhandel aan [bedrijf 1] B.V. aangetroffen, die is gedateerd 27 januari 2011.In die factuur worden onder meer vijf papoea beo’s in rekening gebracht. [bedrijf 1] B.V. is een onderneming van [medeverdachte 2].
Verder zijn in de administratie van [medeverdachte 2] een tweetal “Declarations of Transfer” gevonden van 15 januari 2011. In deze overdrachtsverklaringen worden vijf Papoea beo’s vermeld en wordt als eigenaar/overdrager genoemd “[medeverdachte 1] c/o [verdachte]respectievelijk “[verdachte] c/o [medeverdachte 1]”.
Op 2 februari 2011 is door verdachte vanuit Dubai wederom een zending van 5 papoea beo’s naar [medeverdachte 2] verzonden. Op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat is onder de naam van de geadresseerde [medeverdachte 2] het telefoonnummer [medeverdachte 1] vermeld, alsmede een vijftal ringnummers. Verdachte heeft op dit certificaat aangegeven dat de papoea beo’s niet worden verzonden voor commerciële doeleinden.
Uit een factuur van [bedrijf 2] B.V. van 14 februari 2011 blijkt dat deze onderneming in opdracht van [bedrijf 1] B.V. het geslacht van een negental papoea beo’s heeft bepaald. Daarbij worden onder meer dezelfde ringnummers vermeld als op het hiervoor bedoelde certificaat van de zending van 2 februari 2011.
In de administratie [medeverdachte 1] zijn handgeschreven notities aangetroffen. Op een van deze notities is vermeld “5 Beo 6.000,-“ en de naam [bedrijf 1] B.V. met de adresgegevens van deze onderneming.Op een andere notitie is vermeld “€ 6.000,- 5 x 1.200,- Beo” en daarbij de naam [medeverdachte 2] (met diens adresgegevens).
Bewijsoverweging papoea beo’sDe verdediging bepleit dat [medeverdachte 2] al maanden voor de zendingen eigenaar van de papoea beo’s is geworden in Dubai, waardoor geen sprake is geweest van een commerciële overdracht ten tijde van de zendingen vanuit Dubai naar [woonplaats] via Frankfurt, aldus de verdediging.
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen trekt de rechtbank de volgende conclusies. [medeverdachte 1] heeft tien papoea beo’s aan [medeverdachte 2] ten verkoop aangeboden, verkocht en geleverd. Deze papoea beo’s waren door verdachte vanuit Dubai naar Frankfurt verzonden. Nadat de vogels in Nederland waren aangekomen, heeft [medeverdachte 1] deze vogels bij [medeverdachte 2], althans bij zijn onderneming, in rekening gebracht. Ook de overdracht van de vogels heeft - gezien de aangetroffen ‘Declarations of Transfer’ – pas toen plaatsgevonden. Dit betekent dat de papoea beo’s, toen zij vanuit Dubai werden verzonden, bestemd waren voor verkoop en eigendomsoverdracht.
De stelling van verdachte dat [medeverdachte 2] al maanden voor de zending eigenaar van de papoea beo’s was geworden wordt weersproken door de bewijsmiddelen (zie facturen en Declarations of Transfer). Verder is door verdachte ter onderbouwing van zijn stelling dat [medeverdachte 2] in Dubai al eigenaar van de vogels was geworden - als dat al naar het civiele recht van Dubai zou kunnen - geen enkel stuk of ander aanknopingspunt geboden waaruit de juistheid van die stelling zou kunnen blijken.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, verwerpt de rechtbank de verweren van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte – samen en in vereniging met anderen – begin 2011 tien papoea beo’s binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ze via [medeverdachte 1] ten verkoop heeft aangeboden aan [medeverdachte 2] en via [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] heeft verkocht, alsmede dat hij ze heeft gebruikt voor commercieel gewin.
Papoea beo’s zijn dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (Bijlage D Basisverordening), waarvoor op grond van artikel 13 lid 1 Ffw een verbod geldt voor de bovengenoemde door verdachte verrichtte handelingen.
Vrijstelling?
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de papoea beo’s legaal in Nederland zijn geïmporteerd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van een mogelijk beroep op vrijstellingsbepalingen het volgende.
In artikel 7 van de Regeling vrijstelling is ten behoeve van het intracommunautaire verkeer bepaald dat - indien kan worden
aangetoonddat specimens van soorten, genoemd in Bijlage D van de Basisverordening, overeenkomstig de in een lidstaat geldende wetgeving en met inachtneming van de Basisverordening en Uitvoeringsverordening zijn verkregen - een vrijstelling geldt voor het verbod op het binnen het grondgebied van Nederland brengen uit lid 1 van artikel 13 Ffw.
In artikel 10 van de Regeling vrijstelling is bepaald dat - indien kan worden
aangetoonddat specimens van soorten, genoemd in Bijlage D van de Basisverordening, overeenkomstig het bij of krachtens de Flora- en faunawet bepaalde en met inachtneming van de Basisverordening en Uitvoeringsverordening in Nederland zijn gebracht of verkregen - een vrijstelling geldt voor de verboden handelingen uit lid 1 van artikel 13 Ffw, met uitzondering van het verbod op het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of het onder zich hebben.
Uit voornoemde bewijsmiddelen, de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de overige stukken uit het dossier blijkt dat verdachte
niet aan kan tonendat de papoea beo’s in overeenstemming met alle geldende regelgeving (Basisverordening en Uitvoeringsverordening) in Nederland zijn gebracht of verkregen, terwijl dit gelet op de formulering van de vrijstellingsbepalingen een verplichting is die rust op degene die gebruik wil maken van die vrijstellingen.
Dit volgt reeds uit het feit dat op de documenten ten behoeve van de invoer in de EU door verdachte is ingevuld dat de papoea beo’s niet bestemd waren voor commerciële doeleinden, terwijl uit de bewijsmiddelen en voormelde bewijsoverwegingen blijkt dat de papoea beo’s wel degelijk met een commercieel oogmerk door verdachte vanuit Dubai – via [medeverdachte 1] – naar [medeverdachte 2] in [woonplaats] zijn verzonden.
In artikel 16 lid 1 onder c van de Basisverordening is opgenomen dat door lidstaten sancties dienen te worden opgelegd indien een valse verklaring wordt afgelegd of bewust verkeerde informatie is verstrekt om zodoende een vergunning of een certificaat te verkrijgen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat in strijd met de waarheid door [verdachte] op de EU-invoerdocumenten is ingevuld dat de papoea beo’s niet voor commerciële doeleinden werden ingevoerd.
De rechtbank leidt uit hetgeen in artikel 16 lid 1 onder c van de Basisverordening is opgenomen af, dat verdachte niet voldoet aan de voorwaarden om onder de vrijstellingen van de artikelen 7 en 10 van de Regeling vrijstelling te vallen. Er is immers een valse verklaring afgelegd dan wel bewust verkeerde informatie verstrekt om de vergunning dan wel het certificaat te verkrijgen.
Gelet op het voorgaande kan verdachte niet aantonen dat de papoea beo’s in overeenstemming met alle geldende regelgeving in Nederland zijn gebracht of verkregen, waardoor niet is voldaan aan de vereisten die in de artikelen 7 en 10 van de Regeling vrijstelling zijn gesteld. Verdachte kan dan ook geen succesvol beroep doen op die vrijstellingsbepalingen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met betrekking tot de tien papoea beo’s opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 13 lid 1 Ffw.
4.3.4FEIT 2
4.3.4.1 Juridisch kader feit 2
Verordening 318/2007
In de verordening (EG) nr. 318/2007 van 23 maart 2007 zijn regels gesteld tot vaststelling van veterinaire voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Europese Gemeenschap die afkomstig zijn van derde landen buiten Europa (verder ook: verordening 318/2007). Uitgangspunt van deze verordening is dat import van vogels uit derde landen uitsluitend is toegestaan als aan bepaalde in de verordening omschreven voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn onder meer dat de vogels (1) afkomstig moeten zijn van een in een derde land erkend vermeerderingsbedrijf, (2) in gevangenschap zijn gefokt, (3) vóór verzending getest zijn op bepaalde vogelziektes, (4) vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat, (5) voorzien zijn van een naadloos gesloten pootring of een microchip en (6) gedurende 30 dagen (op de plaats van bestemming) in quarantaine worden gehouden in een daarvoor erkende voorziening (zie artikelen 4 tot en met 6 en artikel 11 verordening 318/2007). Deze strenge voorwaarden zijn - gelet op de inleidende overwegingen bij de verordening 318/2007 - ingegeven door de wens om vogelziektes, afkomstig van (in het wild gevangen) vogels, en daarmee verband houdende risico’s voor dierenwelzijn, dierengezondheid en besmetting met en verspreiding van virusziekten, zoveel mogelijk te voorkomen.
De verordening 318/2007 is op 1 juli 2007 in werking getreden en is rechtstreeks van toepassing in elke lidstaat.
Vijfvogelregeling
Op de hiervoor omschreven geldende voorwaarden voor import uit derde landen bestaat een uitzondering voor zogenaamde gezelschapsdieren. Deze uitzondering vindt haar oorsprong in verordening (EG) nr. 998/2003 van 26 mei 2003 (verder ook: verordening 998/2003). In die verordening wordt in artikel 3 een definitie van gezelschapsdieren gegeven, te weten: dieren (…) die hun eigenaar of een natuurlijk persoon die er namens de eigenaar tijdens het verkeer voor verantwoordelijk is, begeleiden en die niet voor
verkoopof
eigendomsoverdrachtbestemd zijn [cursivering: rechtbank].
De uitzondering voor de import van gezelschapsdieren is verder uitgewerkt in een beschikking van de Commissie 2007/25/EG van 22 december 2006 tot vaststelling van beschermende maatregelen van gezelschapsvogels die hun eigenaar vergezellen (verder ook beschikking 2007/25). In de preambule van deze beschikking wordt onder meer het volgende overwogen:
“Om duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen in gevangenschap levende vogels die in het wild voor commerciële invoer zijn gevangen en gezelschapsvogels, moet het verkeer van levende gezelschapsvogels onderworpen blijven aan strikte voorwaarden (…) om de status van gezelschapsvogels te waarborgen en de verspreiding van (…) virusziekten te voorkomen.”
Een van die strikte voorwaarden houdt in dat het verkeer vanuit derde landen van levende gezelschapsvogels uitsluitend is toegestaan als de zending uit niet meer dan vijf vogels bestaat (zie artikel 1 van beschikking 2007/25).
Uitleg vijfvogelregeling
Uit hetgeen door verdachte en het Openbaar Ministerie ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat zij van mening verschillen over de wijze waarop de vijfvogelregeling moet worden uitgelegd.
Verdachte stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de verschillende zendingen vogels die onder feit 2 onder het kopje “vijfvogelregeling” op zijn tenlastelegging staan, voor zover hij daarbij betrokken zou zijn, binnen de toegestane uitzondering vanuit een derde land de Europese Unie zijn binnengebracht.
Het openbaar ministerie is een andersluidende mening toegedaan. Volgens haar hebben verdachte (en zijn mededaders) bewust misbruik van de vijfvogelregeling gemaakt en daardoor in strijd gehandeld met de verordening 318/2007. Dit is een strafbaar feit op grond van het bepaalde in de (hierna nog te bespreken) Regeling handel.
Met betrekking tot de uitleg van de vijfvogelregeling overweegt de rechtbank het volgende. Uitgangspunt is dat aan de strikte voorwaarden voor import uit een derde land, zoals omschreven in verordening 318/2007, niet behoeft te worden voldaan als rechtsgeldig een beroep op de vijfvogelregeling kan worden gedaan.
De uitzondering van de vijfvogelregeling is gezien de definitie van het begrip “gezelschapsdier”, en in het Engels “pet”, duidelijk bedoeld voor vogels die hun eigenaar (als huisdier) van de ene naar de andere plaats vergezellen. Dit volgt ook uit het feit dat de vogels niet bedoeld mogen zijn voor verkoop of eigendomsoverdracht. Deze uitleg wordt bevestigd door [B], senior inspecteur bij de NVWA. Hij verklaart immers bij zijn verhoor bij de rechter commissaris hierover: “
de beschikking is bedoeld voor gezelschapsdieren, voor eigen vogels die je hebt. Bedoeld daarmee is dat je die mee kan nemen als je verhuist (…).
Onder de groep “gezelschapsvogels” wordt dus niet begrepen vogels die vanuit een derde land Europa worden binnengebracht en zich dan pas in Europa bij hun nieuwe eigenaar voegen. In dat geval worden de vogels immers door de vorige eigenaar naar de nieuwe eigenaar verzonden. Ofwel, dan verhuizen de vogels niet met hun eigenaar mee.
Verder wordt onder gezelschapsdieren in ieder geval uitdrukkelijk niet begrepen: vogels die in het wild voor commerciële invoer zijn gevangen. Dit wordt expliciet in de preambule van beschikking 2007/25 overwogen (zie hierboven). Dit brengt onder meer mee dat voor commerciële doeleinden in het wild gevangen vogels nimmer op grond van de vijfvogelregeling vanuit een derde land binnen het grond gebied van de Europese Unie mogen worden gebracht. Dit eigenaarschap brengt immers geen verandering in het feit dat de vogels in kwestie zijn gevangen met het oogmerk die te verkopen en daardoor geen gezelschapsdieren zijn.
Regeling handel levende dieren en producten
In de hiervoor besproken verordeningen en beschikking van de Europese Commissie zijn weliswaar regels gegeven voor de import van vogels van derde landen naar een lidstaat van de Europese Unie, maar in die verordeningen/beschikking is geen verbods- en/of strafbepaling opgenomen. Dat is wel gebeurd in artikel 10 Gwd in samenhang met artikel 2.1. tweede lid van de Regeling handel levende dieren en levende producten (verder ook: Regeling handel).
In artikel 2.1. lid 2, tweede gedachtestreepje van de Regeling handel is - kort gezegd - bepaald dat het brengen van vogels in Nederland vanuit een lidstaat of andere staat die partij is bij het EER-verdrag dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland worden gebracht, verboden is.
Voor deze verbodsbepaling bestaat een vrijstelling als de import van vogels vanuit een land binnen de Europese ruimte naar Nederland vergezeld gaat van (1) een verklaring als bedoeld in artikel 4, vierde gedachtestreepje van richtlijn 92/65/EEG en (2) een vervoersdocument als bedoeld in artikel 13 en bijlage E bij deze zelfde richtlijn (zie artikel 2.2. lid 3 in samenhang met artikel 8.10 lid 1 en 3 Regeling handel).
Met een verklaring onder (1) wordt - kort gezegd - gedoeld op een verklaring van het hoofd van het bedrijf waarvan de vogels afkomstig zijn, inhoudende dat die vogels op het moment van verzending geen duidelijke ziekteverschijnselen vertonen en dat voor zijn bedrijf geen veterinairrechtelijke beperkingen gelden. Met een vervoerdocument onder (2) wordt gedoeld op een document waarop onder meer de afzender, de geadresseerde en de reden voor de verzending van de dieren worden vermeld.
In artikel 2.1. lid 2, derde gedachtestreepje van de Regeling handel is bepaald dat het brengen van dieren die zijn verzonden vanuit een derde land en via Nederland voor het eerst in het grondgebied van de Europese Unie worden gebracht, verboden is.
Op dit verbod bestaat een uitzondering als voldaan is aan de voorwaarden zoals omschreven in verordening 318/2007 (zie tekst artikel 2.33 van de Regeling handel, geldend in de ten laste gelegde periode). Dit betekent dat de import van dieren/vogels uit derde landen rechtstreeks in Nederland uitsluitend is toegestaan als de strenge voorwaarden uit verordening 318/2007zijn/worden nageleefd.
De ratio achter het verschil in de twee hiervoor omschreven verbodsbepalingen en de vrijstellingen daarop is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in de volgende omstandigheden.
Indien vogels/dieren rechtstreeks binnen een land van de Europese Unie zijn gebracht, moet door de rechtstreekse werking van de verordening 318/2007 worden aangenomen dat in de lidstaat van binnenkomst is vastgesteld dat bij de import van die dieren/vogels de strenge voorwaarden van deze verordening zijn nageleefd (bijvoorbeeld: afkomstig van een erkend vermeerderingsbedrijf en in gevangenschap gefokt). Bij een verder verkeer/handel van die vogels/dieren binnen de Europese Unie kan voor het verkrijgen van een vrijstelling worden volstaan met de overlegging van de genoemde verklaring van het bedrijfshoofd en het vervoersdocument. De vraag of - om een rechtsgeldig beroep op de vrijstelling te kunnen doen - met de overlegging van deze stukken kan worden volstaan als vaststaat dat de import van de vogels/dieren vanuit een derde land binnen Europa in strijd met in de verordening 318/2007 heeft plaatsgevonden, zal hieronder bij de (verdere) beoordeling van feit 2 aan de orde komen.
In het geval in strijd met de verbodsbepalingen uit de Regeling handel vogels/dieren vanuit een derde land rechtstreeks of via een ander land binnen de Europese Unie Nederland zijn binnengebracht, dan is dat via artikel 10 Gwd strafbaar gesteld als economisch delict op grond van de artikelen 1, 2 en 6 van de Wed.
4.3.4.2 Vrijspraak feit 2
Zaaksdossier 04 – Wildvang - Bulgarije
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie verwijt verdachte dat hij in de ten laste gelegde periode vogels uit het zaakdossier wildvang Bulgarije samen met anderen in Nederland heeft gebracht, terwijl deze vogels afkomstig zijn van wildvang buiten de EU. Ze zijn in ieder geval onrechtmatig via Turkije binnen de EU gebracht. Verdachte was hiervan op de hoogte en heeft de vogels desondanks samen met anderen in Nederland gebracht.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte niet betrokken is geweest bij de hem ten laste gelegde zendingen uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije.
Oordeel rechtbank primair
De rechtbank spreekt verdachte in het zaaksdossier wildvang Bulgarije vrij van het onder
2 primair ten laste gelegde, nu er telkens geen sprake is van invoer van vogels uit een derde land (rechtstreeks) in Nederland als eerste lidstaat waar de vogels in de EU worden ingevoerd.
Oordeel rechtbank subsidiair
Het dossier bevat daarnaast onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de betrokkenheid van verdachte – al dan niet in de vorm van medeplegen – bij het brengen van de ten laste gelegde vogels in Nederland te bewijzen. Verdachte wordt dan ook tevens vrijgesproken van het hem onder 2 subsidiair ten laste gelegde met betrekking tot de vogels uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije.
Oordeel rechtbank meer subsidiair
Voor het meer subsidiair ten laste gelegde witwassen bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte enige betrokkenheid had bij de ten laste gelegde vogels uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije.
Bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs wordt verdachte ten aanzien van de vogels uit het zaaksdossier wildvang Bulgarije vrijgesproken van het hem onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde.
Zaaksdossier 06 – Vijfvogelregeling
Oordeel rechtbank primair
De rechtbank spreekt verdachte in het zaaksdossier vijfvogelregeling vrij van het onder
2 primair ten laste gelegde, nu er telkens geen sprake is van invoer van vogels uit een derde land (rechtstreeks) in Nederland als eerste lidstaat waar de vogels in de EU worden ingevoerd.
Oordeel rechtbank subsidiair en meer subsidiair
Verder spreekt de rechtbank verdachte in het zaaksdossier vijfvogelregeling vrij van het onder 2 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, voor zover het betreft de zendingen van 1 november 2011 (5 reuzentoerako’s), 6 juni 2012 (5 reuzentoerako’s) en 12 augustus 2012 (5 ross toerako’s).
Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden in het dossier die wijzen op een betrokkenheid van verdachte bij de organisatie van deze zendingen vogels en de import daarvan vanuit Duitsland naar Nederland. Het enkele feit dat verdachte op de hoogte was van deze zendingen, althans van één of meer daarvan, maakt nog niet dat verdachte daarmee in strijd heeft gehandeld met de in artikel 2.1. lid 2, tweede gedachtestreepje van de Regeling handel omschreven verbodsbepaling.
4.3.4.3 Bewijs en bewijsoverwegingen feit 2
Zaaksdossier 06 – vijfvogelregeling
Bewijsmiddelen tien Papoea beo’s
Op 14 januari 2011 zijn vanuit Dubai door verdachte per vliegtuig vijf Papoea beo’s (vogels) naar Frankfurt gezonden. De geadresseerde van deze zending is medeverdachte
[medeverdachte 2], wonende te [woonplaats], Nederland.Op de Airwaybill behorende bij deze zending is onder de naam van geadresseerde [medeverdachte 2] het telefoonnummer [medeverdachte 1] vermeld.Op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat is door verdachte ingevuld dat de vogels “Pets” (huisdieren) betreffen en dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden.
In het vliegtuig van Dubai naar Frankfurt is de heer [A] (verder ook: [A]), een kennis van verdachte, als begeleider van de vogels meegereisd. Vervolgens heeft Van de Horst de vogels bij [medeverdachte 1] in Nederland afgeleverd. Het verblijf van [A] in Dubai en de tickets voor het vliegtuig heen en terug zijn door verdachte betaald.
In de administratie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is een factuur [medeverdachte 1]’s Vogelhandel aan [bedrijf 1] B.V. aangetroffen, gedateerd 27 januari 2011.In die factuur worden onder meer vijf Papoea beo’s in rekening gebracht. [bedrijf 1] B.V. is een onderneming van [medeverdachte 2]. Verder is in de administratie van [medeverdachte 2] een tweetal “Declarations of Transfer” gevonden van 15 januari 2011. In deze overdrachtsverklaringen worden vijf Papoea beo’s vermeld en wordt als eigenaar/overdrager genoemd “[medeverdachte 1] c/o [verdachte]respectievelijk “[verdachte] c/o [medeverdachte 1].
Op 2 februari 2011 is door verdachte vanuit Dubai wederom een zending van 5 Papoea beo’s naar [medeverdachte 2] verzonden. Ook nu is op het ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaat door verdachte ingevuld dat de vogels “Pets” (huisdieren) betreffen en dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden.Verder is op dit formulier onder de naam van de geadresseerde ([medeverdachte 2]) het telefoonnummer [medeverdachte 1] vermeld en zijn een vijftal ringnummers vermeld.
Uit een factuur van [bedrijf 2] B.V. van 14 februari 2011 blijkt dat deze onderneming in opdracht van [bedrijf 1] B.V. het geslacht van een negental Papoea beo’s heeft bepaald. Daarbij worden onder meer dezelfde ringnummers vermeld als op het hiervoor bedoelde certificaat van de zending van 2 februari 2011.
In de administratie [medeverdachte 1] zijn handgeschreven notities aangetroffen. Op een van deze notities is vermeld “5 Beo 6.000,-“ en de naam [bedrijf 1] B.V. met de adresgegevens van deze ondernemingen op een andere notitie is vermeld “€ 6.000,- 5 x 1.200,- Beo” en daarbij de naam [medeverdachte 2] (met adresgegevens).
Bewijsoverweging tien Papoea beo’s
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen trekt de rechtbank de volgende conclusies. [medeverdachte 1] heeft tien Papoea beo’s aan [medeverdachte 2] verkocht en geleverd. Deze vogels zijn met gebruikmaking van de vijfvogelregeling (pets) vanuit verdachte in Dubai bij [medeverdachte 2] terechtgekomen. Nadat de vogels in Nederland waren aangekomen, heeft [medeverdachte 1] deze vogels bij [medeverdachte 2], althans bij zijn onderneming, in rekening gebracht. Ook de overdracht van de vogels heeft - gezien de Declarations of Transfer - toen plaatsgevonden.
Dit betekent dat de Papoea beo’s, toen zij vanuit Dubai werden verzonden, bestemd waren voor verkoop en eigendomsoverdracht aan [medeverdachte 2]. Reeds hierdoor kan niet gesproken worden van de invoer van gezelschapsdieren in de zin van de vijfvogelregeling (zie juridisch kader hierboven). Door toch onder het mom van deze regeling de strenge regels (verordening 318/2007) voor invoer van vogels uit derde landen te omzeilen, heeft verdachte misbruik gemaakt van de vijfvogelregeling. Dit misbruik heeft (in ieder geval) samen met [medeverdachte 1] plaatsgevonden. De gehele logistieke en financiële afhandeling is immers in samenspraak met [medeverdachte 1] gebeurd.
De stelling van verdachte dat [medeverdachte 2] al maanden voor de zending eigenaar van de vogels was geworden en dat daarom de vogels bij verzending door (of namens) de eigenaar werden begeleid, wordt weersproken door de bewijsmiddelen (zie facturen en Declarations of Transfer). Verder is door verdachte ter onderbouwing van zijn stelling dat [medeverdachte 2] in Dubai al eigenaar van de vogels was geworden - als dat al naar het civiele recht van Dubai zou kunnen - geen enkel stuk of ander aanknopingspunt geboden waaruit de juistheid van deze stelling zou kunnen blijken. Indien de stelling van verdachte overigens gevolgd zou worden, is ook de conclusie dat op een oneigenlijke wijze van de vijfvogelregeling gebruik is gemaakt. Bedoeling en strekking van de vijfvogelregeling is namelijk dat de vogels hun eigenaar volgen als gezelschapsdier van de ene plaats naar de andere plaats. In het onderhavige geval is daarvan geen sprake. [medeverdachte 2] woonde immers niet in Dubai en de vogels waren daar dus ook niet zijn gezelschapsdieren. Feit blijft dat de vogels in kwestie bestemd waren voor verkoop en eigendomsoverdracht en dat de vijfvogelregeling hiervoor uitdrukkelijk niet is bedoeld. Of dit alles ook een strafbare gedraging oplevert, zal hieronder bij de slotoverweging van de vijfvogelregeling aan de orde komen.
Bewijsmiddelen zeven geelkopgieren en twee pompadour cotinga’s
Op 22 september 2011 hebben verdachte en [medeverdachte 1] het volgende telefoongesprek met elkaar:
“[verdachte]:
En voor wie die vijf gieren? En voor [A] nog twee. Ik heb nog een mooi koppel cortinga's, van die rooie. Jouw naam erop?
[medeverdachte 1]:
Ja, mij.
[verdachte]:
Alle tien, of vijf bij jou en vijf bij [C].
[medeverdachte 1]:
Misschien doe ik die vijf wel naar [D].
[verdachte]:
dan doe ik die testen zondag alvast.”
Op 26 september 2011 bellen verdachte en [medeverdachte 1] weer met elkaar:
“[verdachte]:
Ging die jongen nu woensdag vliegen?
[medeverdachte 1]:
Ja, als het goed is wel. Moet ik even regelen nog.
[verdachte]:
lk heb even zitten kijken, ze vroegen 680 euro. Maar ik had voor [A] zitten kijken, als [A] vanaf Frankfurt moet vliegen betaal ik 720. Moet ik hem op en neer rijden, auto parkeren, kan hij ook misschien beter vanaf Amsterdam vliegen en een van die jongens door laten vliegen. Ik weet niet [E] is normaal de vaste Frankfurt rijder of niet?
[medeverdachte 1]:
Ja [E] is de vaste Frankfurt rijder.
[verdachte]:
Dat hij een van die jongens maar op pikt, ken er eentje nog door vliegen.
[medeverdachte 1]:
Ja dat zou kunnen.
[verdachte]:
Dan moet op woensdag [E] kunnen rijden en een schuur hebben
[medeverdachte 1]:
Morgenochtend gaan we kijken en plannen.”
Op 27 september 2011 bespreken verdachte en [medeverdachte 1] het volgende:
“[verdachte]:
[medeverdachte 1], wat heb jij voor de ticket van die jongen betaald
[medeverdachte 1]:
830.”
Op 3 oktober 2011 heeft verdachte een e-mail gestuurd naar Lufthansa Cargo voor de aanmelding van twee zendingen vogels:
exporteur: [verdachte], importeur: [medeverdachte 1], begeleider [F] en betreft 3 geelkopgieren en twee cotinga’s;
exporteur: [verdachte], importeur: [C], begeleider [A] en betreft 4 geelkopgieren.
Op 6 oktober heeft verdachte voor twee geelkopgieren en 2 cotinga’s voor een totaalbedrag van € 380,- aan [C] gefactureerd en voor 5 geelkopgieren een totaalbedrag van
€ 575,- bij [medeverdachte 1] in rekening gebracht.
Op 7 oktober 2011 zijn in totaal 7 geelkopgieren en 2 cotinga’s vanuit Dubai per vliegtuig naar Frankfurt verzonden. De verzender is verdachte en de geadresseerde van deze zending zijn [medeverdachte 1] (5 geelkopgieren met ringnummers AS 17A-20, AS 17A-28, AS 17A-33, AS 17A-32 en AS 17A-27) en [C] (2 geelkopgieren en 2 cotinga’s). Net als bij de hiervoor besproken zending, is op de ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaten ingevuld dat de vogels “Pets” (huisdieren) betreffen en dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden.Deze certificaten zijn in Dubai ingevuld door verdachte.De begeleiders van deze vogels tijdens de vlucht van Dubai naar Frankfurt waren [A] en [F].De vogels zijn vanuit Frankfurt met de auto door [E] en [F] naar [medeverdachte 1] gebracht.
Op 7 oktober 2011 om 17.09 belt [F] naar [medeverdachte 1]:
“[medeverdachte 1]:
Hoi, waar zijn we?
[F]:
Waar zijn we, bij Wageningen (…)
[F]:
Oh, waar moeten ze naar toe, vraagt [E].
[medeverdachte 1]:
Oh naar de schuur.
[F]:
Oh naar de schuur, okee.”
[F] is op 13 november 2012 gehoord en hij heeft toen verklaard dat hij er later achter is gekomen dat hij de cotinga’s in Dubai heeft opgehaald, omdat [medeverdachte 1] deze al had verkocht aan een klant in Nederland. Hij gaat ervan uit dat ook de gieren voor de verkoop bestemd waren, want dat is tenslotte de handel [medeverdachte 1].
[G], werkzaam bij [medeverdachte 1] Vogelhandel, heeft op 12 en 29 november 2012 verklaard dat zij wel eens kalkoengieren heeft gezien bij [medeverdachte 1] in de loods op 80a. Ze denkt dat die zijn verkocht en ze kan zich niet herinneren dat er gieren zijn doodgegaan, totaal niet. Sinds ze daar werkt, heeft ze nog nooit een dode gier gezien.
[H] heeft verklaard dat hij een geelkopgier van Nikita Capuzzo heeft gekocht voor ongeveer € 1.100,-.[I] heeft verklaard dat zij op 30 oktober 2011 op haar beurt een geelkopgier van [H] heeft gekocht en dat die Gier voorzien was van ringnummer AS 17A 33.
Bewijsoverweging zeven geelkopgieren en twee pompadour cotinga’s
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen trekt de rechtbank de volgende conclusies. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben eind september 2011 verschillende telefoongesprekken over de verzending van zeven geelkopgieren en twee cotinga’s vanuit Dubai naar Frankfurt en vervolgens naar Nederland gevoerd. Ze vragen zich daarbij af op wiens naam de vogels moeten worden gezet ([C] of [D]) en wie de vogels vanuit Frankfurt naar Nederland moet brengen ([E], de vaste rijder). Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en [medeverdachte 1] de kosten van het vervoer van de vogels hebben betaald en dat verdachte de vogels heeft gefactureerd aan [C] en [medeverdachte 1]. Dit betekent dat de vogels door verdachte en [medeverdachte 1] vanuit Dubai via Frankfurt naar Nederland zijn vervoerd, althans dat zij deze door [F] en [A] hebben doen vervoeren, terwijl de vogels - als gevolg van de verkoop - bestemd waren voor eigendomsoverdracht en levering aan [C] en [medeverdachte 1] dan wel alleen aan [medeverdachte 1]. Reeds door deze gang van zaken kan niet gezegd worden dat de vogels als “pet” door hun eigenaar zijn begeleid vanuit Dubai naar Nederland in de zin van de vijfvogelregeling (zie juridisch kader hiervoor), ook niet als de stelling gevolgd zou worden dat [medeverdachte 1] en/of [C] al in Dubai eigenaar van de vogels zouden zijn geworden. Immers, ook in dat geval waren de vogels in Dubai nog geen gezelschapsdieren [medeverdachte 1] en/of [C] die met hun eigenaar meeverhuizen en ook dan blijft het zo dat de verzending van de vogels een gevolg is van een commerciële transactie die heeft plaatsgevonden. Daarvoor is de vijfvogelregeling niet bedoeld.
Daar komt bij dat de rechtbank het op grond van de opgesomde bewijsmiddelen aannemelijk acht dat [medeverdachte 1] de vogels in kwestie (verder) heeft verhandeld. Daarvoor is redengevend dat kort na de aankomst van de geelkopgieren in Nederland bij [I] een geelkopgier terecht is gekomen met een ringnummer dat gelijk is met het ringnummer van één van de geelkopgieren die vanuit Dubai afkomstig is.
Dit alles betekent dat (1) de vogels vanuit Dubai niet met hun eigenaar (als gezelschapsdier) zijn meegereisd en (2) deze vogels bestemd waren voor eigendomsoverdracht en (verdere) commerciële doeleinden. Een gang van zaken waarvoor de vrijstelling van de vijfvogelregeling expliciet niet is bedoeld.
Bewijsmiddelen tien Reuzentoerako’s
Op 8 mei 2012 zijn in totaal tien Reuzentoerako’s, zijnde vogels en ook wel Greater Blue of blauwe genaamd, vanuit Oeganda per vliegtuig naar Frankfurt verzonden. De verzender is genaamd [J] en de geadresseerde van deze zending is medeverdachte [medeverdachte 2], wonende te [woonplaats], Nederland .Net als bij de hiervoor besproken zendingen is op de ten behoeve van deze zending opgemaakte certificaten ingevuld dat de vogels “Pets” (huisdieren) betreffen en dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleindenDeze certificaten zijn in Oeganda ingevuld door medeverdachte [medeverdachte 3].De begeleiders van deze vogels tijdens de vlucht van Oeganda naar Frankfurt waren [K] en [L]. Na aankomst in Frankfurt zijn de vogels per auto naar [medeverdachte 2] vervoerd.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben over deze zending van tien reuzentoerako’s een aantal telefoongesprekken gevoerd, onder meer inhoudende dat [medeverdachte 2] nog wel toerako’s wil hebben, wie als begeleiders mee moeten om de vogels op te halen in Oeganda, de kosten daarvan en het regelen van de vliegtickets.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat de toerako’s € 2.000,00 per stuk opbrengen.
Bij [medeverdachte 3] is een handgeschreven notitie aangetroffen waarop staat:
“07-05-12 10 Greater Blue Trans + 2457
Winst Greater Blue 16.000-2457:3= + 4515.”
Ter terechtzitting van 23 april 2015 heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 3]/[J], [medeverdachte 1] en hij de winst die met de verkoop van de toerako’s aan [medeverdachte 2] is gerealiseerd, hebben gedeeld en dat de handgeschreven notitie van [medeverdachte 3] daarop betrekking kan hebben.
[medeverdachte 3], vriend van [J] (de verzender van de vogels) heeft op 23 november 2012 verklaard dat de 10 Reuzentoerako’s uit het wild komen en dat er geen gekweekte toerako’s in Oeganda voorkomen. Verder heeft [medeverdachte 3] - kort gezegd - verklaard dat [J] had zitten en dat een paar daarvan net gevangen waren. Om ze goed te krijgen moet je eerst een aantal dagen goed voeren. De eerste dagen zijn heel kritiek of zij het wel overleven. Met “vers” wordt bedoeld dat de vogels net gevangen zijn, aldus [medeverdachte 3].
Op 19 maart 2012 hebben [medeverdachte 1] en verdachte per telefoon een gesprek en wordt het volgende besproken:
“[verdachte]:
Ja nou ik had het met [medeverdachte 3][lees [medeverdachte 3], toevoeging rechtbank]
erover gehad(…)
Hij had er 8 zitten er al een hele tijd, twee zijn eigenlijk redelijk vers. Hij wou veertien dagen wachten. Hij zei over veertien dagen zijn ze goed.”
Verder bellen verdachte en [medeverdachte 1] op 24 maar 2012 met elkaar. Dan wordt onder meer gesproken over de wensen van medeverdachte [medeverdachte 2]:
“[medeverdachte 1]:
hij wil ze alleen in paren hebben (…)
[verdachte]:
(…) volgens mij zitten er 5 gesexte bij en vijf ongesexte (…)
[verdachte]:
moet ie in de tussentijd maar een stuk of 5 of 6 bijvangen (…)
Op 21 april 2012, dus bij benadering drie weken voor de zending van de 10 toerako’s, voeren verdachte en [medeverdachte 1] het volgende gesprek :
[verdachte]:
…. Ja nou die ross had ie voor weinig gekocht, of die had ie ook eh kijk die jongens die ook die blauwe deden vangen, …..ja dat valt op dezelfde lijmstok
[medeverdachte 1]:
mmmmm ja
[verdachte]:
Ja, en die het ie eigenlijk nie gekocht…… hij vroeg voor blauw en hij kreeg een geeltje.”
Bewijsoverweging tien Reuzentoerako’s
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Ten eerste staat vast dat verdachte samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] actief betrokken is geweest bij de logistieke afhandeling van de levering van tien toerako’s aan [medeverdachte 2]. Dit wordt bevestigd door het feit dat zij de winst hebben gedeeld die met de verkoop van de toerako’s is gerealiseerd. Ten tweede volgt uit de verklaring van [medeverdachte 3] en de inhoud van de telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] dat de toerako’s in het wild gevangen zijn in Oeganda (mogelijk met een lijmstok) en dat alle drie genoemde betrokkenen daarvan op de hoogte waren. Aan de verklaring van [medeverdachte 3] op zitting dat op het bedrijf van [J] ook vogels worden gekweekt wordt voorbijgegaan nu die verklaring algemeen is en niet specifiek over deze vogels is afgelegd. Ten derde geldt dat dit alles is gedaan voor commerciële doeleinden. Immers, [medeverdachte 2] heeft voor iedere toerako
€ 2.000,00 betaald, met welke opbrengst verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hun winst hebben gerealiseerd. Deze omstandigheden in samenhang bezien brengen mee dat verdachte samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ten behoeve van de bestelling van [medeverdachte 2] vogels in het wild hebben (doen) vangen ten behoeve van een commerciële invoer naar Europa. Zoals hiervoor bij het juridisch kader en bij de behandeling van de zending van de zeven geelkopgieren en twee cotinga’s is omschreven, is de vijfvogelregeling expliciet niet voor dit soort (handel in) vogels bedoeld. De conclusie is dan ook dat dat verdachte door de omschreven handelwijze op een oneigenlijke (niet bedoelde) manier gebruik heeft gemaakt van de vijfvogelregeling.
Bewijsmiddelen vijf Ross toerako’s en vijf grijswanghoornvogels
Op 21 april 2012 hebben verdachte en [medeverdachte 1] per telefoon een gesprek en wordt het volgende besproken:
“[verdachte]:
Ik had [medeverdachte 3] nog even aan de telefoon eigenlijk. Die had toch nog wel 20 Rossezitten.
[medeverdachte 1]:
O? Die had ie nog zitten?
[verdachte]:
Ja ….. ik zeg nou volgende week effe een proefzendinkje doen met [M] (…)
[verdachte]:
beter Ross als die, die neushoornvogels
[medeverdachte 1]:
Jaaaa, ik denk dat je kosten allemaal minder zijn.
[verdachte]:
Jaa da’s een ding dat zeker is… past in een mooi klein kistje
[medeverdachte 1]:
ja en uh ik denk, ik denk dat de prijs hier …pfffft dat je moet wurgen om aan de 25 of de 27 te komen, 27 half(…)
[verdachte]:
…. Ja nou die ross had ie voor weinig gekocht, of die had ie ook eh kijk die jongens die ook die blauwe deden vangen, …..ja dat valt op dezelfde lijmstok
[medeverdachte 1]:
mmmmm ja
[verdachte]:
Ja, en die het ie eigenlijk nie gekocht…… hij vroeg voor blauw en hij kreeg een geeltje(…)
[verdachte]:
ja nou ik zal wel even met [medeverdachte 3] overleggen, misschien als we gewoon met die vijf even doen, die lijn even testen. Als die lijn goed is…. Ja eh of als ze 25 opbrengen(…)”
Op 24 april 2012 vindt het volgende gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] plaats:
“[verdachte]
:ja voor.. eh.. [M]. eh. .wat hij eerst eigenlijk had staan op de permit waren vijf geelkopjes....
[medeverdachte 1]
:vijf geelkopjes..???
[verdachte]
:ja, dus misschien dat ie volgende week ook nog effetjes 5 geelkopjes naar [M] toe stuurt..
[medeverdachte 1]
:ooo, oke. Ja ik weet niet hoe het verder van [M] afgaat dan..?
[verdachte]
:eh dan eh doet [N] ... de chauffeur van [N] neemt het dan weer mee…
[medeverdachte 1]
:O die neemt het dan weer mee. Die komt daar uit de buurt..?
[verdachte]
:ja, die komt ook daar eh .. voor een meiertje heb je het dan weer op de plaats van bestemming staan…
[medeverdachte 1]:
o ja…
(…)
[medeverdachte 1]
:maar als ie toch gaat dan eh dan is het eh toch de eerste winst, zoveel ruimte neemt het nie in...
[verdachte]
:nee vijf geelkopjes is eh... je ken ze ook in het dashboardkastje doen.”
Op 5 mei 2012 hebben verdachte en [medeverdachte 1] een tweetal telefoongesprekken waarin wordt besproken dat de volgende dag de geelkopjes zullen worden ingepakt en zullen worden verstuurd.
Op 7 mei 2012 zijn vijf Ross Toerako’s, zijnde vogels en ook wel geelkopjes of geelpetjes genaamd, vanuit Oeganda met het vliegtuig in Hongarije aangekomen. De verzender is wederom [J] en de geadresseerde van de zending is de heer [M].De vogels van deze zending hadden ringen om met de nummers AS 9A 27, AS 9A 39, AS 9A 44, AS 9A 51 en AS 9A 54.Ten behoeve van deze zending vogels is (1) een factuur gevoegd ten attentie van [M], waarop is vermeld “
Invoicenon Commercial, 5 Ross’s Turako’s (…) each USD 40,-”en (2) een verklaring dat de vogels uit liefhebberij worden gehouden en niet voor handel zijn bedoeld.Op het gemeenschappelijk veterinair document, dat is opgesteld ten behoeve van het vervoer van de vogels van Oeganda naar Hongarije is vermeld dat de vogels bestemd zijn voor:
“het houden voor plezier”.
Op 22 mei 2012 is door [bedrijf 2] B.V. het geslacht bepaald van een vijftal violet toerakos’s. Op de geslachtsbepalingsformulieren wordt [medeverdachte 1] als eigenaar van die vogels aangeduid en de ringnummers van die vogels zijn AS 9A 27, AS 9A 39, AS 9A 44, AS 9A 51 en AS 9A 54.Dit zijn dezelfde ringnummers als vermeld op reisdocumenten van de vijf Ross Toerako’s die op 7 mei 2012 vanuit Oeganda in Hongarije zijn aangekomen.
5 grijswanghoornvogels
Op 21 april 2012 voeren verdachte en [medeverdachte 1] het volgende gesprek:
“[verdachte]:
ik wou toch nog effetjes toch nog uit Oeganda nog effetje 5 hoornvogels opsturen ook.
[medeverdachte 1]:
watblief?
[verdachte]:
ik wou nog 5 hoornvogels vanaf Oeganda nog effe doen.
[medeverdachte 1]:
...... ja
[verdachte]:
maar moest daar een losse pop bij zitten of een losse man?
(…)
[verdachte]:
nee, maar ik wou eh .. ik had nog een Hongaar ...
[medeverdachte 1]:
ja?
[verdachte]:
dat ik ze daar naar toe stuur
[medeverdachte 1]:
wou je het daar nog effe heen laten vliegen?
[verdachte]:
ja
[medeverdachte 1]:
hhhmmm oke.
[verdachte]:
eens kijken hoe dat werkt danneh.. ja eh.. hij wou eh... hij wou voor 15, hij wou voor 15 procent wou hij het doen. 15 procent van verkoopwaarde. Ja hij zegt dan (...) een rooitje zeg maar.
[medeverdachte 1]:
een rooitje het paar?
[verdachte]:
nee! voor een rooitje wou hij het doen.
[medeverdachte 1]:
o, voor een rooitje wou die het doen. O oke.
[verdachte]:
Ja
[medeverdachte 1]:
nou ik heb helemaal geen idee meer van hoe of wat.
[verdachte]:
nee ja, ik ook nie. Ik weet wel eh het moet wel kennen.
[medeverdachte 1]:
Erg hard van stapel lopen ze er niet mee. laten we maar kijken.
[verdachte]:
nee nee, een koppeltje moet toch wel te versmeren zijn of niet?”
Op 14 mei 2012 zijn 5 grijswanghoornvogels, ook wel Black en White casqued hornbills genaamd, vanuit Oeganda met het vliegtuig in Hongarije aangekomen. De verzender is wederom [J] en de geadresseerde van de zending is de ditmaal [O].Ten behoeve van deze zending vogels is een factuur gevoegd ten attentie van [O], waarop is vermeld “
Invoicenon Commercial, 5Black en White casqued hornbills
(…) each USD 40,-”.Op het gemeenschappelijk veterinair document, dat is opgesteld ten behoeve van het vervoer van de vogels van Oeganda naar Hongarije is vermeld dat de vogels bestemd zijn voor:
“het houden voor plezier”.
Op 14 mei 2012 hebben verdachte en [medeverdachte 1] het volgende telefoongesprek:
“[verdachte]:
vijf uhh grootsnaveltjes.. groot.. met die grote snavel die uhhh die grootsnavels… die zijn die zijn nou aan het landen….
[medeverdachte 1]
:oow…
[verdachte]
:uhh die zijn dan vrijdag zijn die bij jou….
(…)
[verdachte]:
ja vijf..vijf geelpetjes en vijf..twee paar en een losse pop van die andere ..
[medeverdachte 1]:
nee.. is goed..
[verdachte]:
en uhhh...ja ik weet niet...moet ik...hebbe gei vrijdag ie...uhh...ze gaan naar [N] toe.. en ik..
(………..)
[medeverdachte 1]:
oke hou effe contact met [N], dan komt dat goed.”
Op 14 mei 2012 spreken verdachte en [medeverdachte 1] nog een met elkaar en zeggen het volgende:
“[medeverdachte 1]:
Ja…
[verdachte]:
Ja meneer [medeverdachte 1], goedenavond….
[medeverdachte 1]:
Hm…
[verdachte]:
Uhm . ik had [M] nog even aan de telefoon, die ging het regelen voor vrijdag, was allemaal goed….
[medeverdachte 1]:
Hm….
[verdachte]:
Hij begreep 't, including une.. uh ..unos non commercielos invoicos….
[medeverdachte 1]:
Ja….”
Op 17 mei 2012 belt [medeverdachte 1] met “[N]” en wordt het volgende besproken:
“[medeverdachte 1]
:Ja ik kom later nog langs [N]….
[N]
: Ja [medeverdachte 1], dat vind ik goed dat jij later langskomt, maar ik denk dat ik een klein probleem begin te krijgen…
(….)
[N]:
Die beesten gaan de kooien uit man….
(….)
[medeverdachte 1]
: Ik denk dat ik ongeveer met twee uurtjes bij jou ben...
[N]
: Dat geeft niks als ze bij mekaar gaan komen, of wel…..
[medeverdachte 1]:
Nee, dat maakt niet uit als ze bij mekaar komen, er zitten een paar kleintjes bij die moeten niet, die moeten niet bij die grote komen natuurlijk….
[N]
: Nee die Tourako's blijven er nog wel in zitten maar die neushoornvogels die slopen alles…
[medeverdachte 1]
: oke ik kom straks naar je toe.”
Op 26 april 2013 is [N] gehoord en hij heeft kort gezegd verklaard dat hij verdachte en [medeverdachte 1] kent, dat [verdachte] hem een keer heeft gevraagd of die Hongaar met wie [N] zaken doet, [M], een kistje vogels mee kon nemen en dat het klopt dat hij twee kistjes heeft ontvangen. Een kistje waren de vogels aan het slopen, ze hadden een grote neus en een grijze snavel.
Verklaring [medeverdachte 3] en zijn administratie
[medeverdachte 3], medeverdachte [medeverdachte 1] en van verdachte, heeft op 12 november 2012 - kort gezegd - het volgende verklaard. [J] heeft een quota om onder andere Ross- en Reuzentoerako’s en grijswanghoornvogels in Oeganda uit het wild te vangen. [J] verkoopt deze vogels aan [medeverdachte 1] en [verdachte]. [medeverdachte 1] is opdrachtgever aan [verdachte] en [verdachte] bestelt de vogels bij [J]. Er zijn drie zendingen via Hongarije gegaan, waarvan er een in beslag is genomen. Alle vogels zijn uit het wild. [J] kreeg met name geld van [verdachte] en [verdachte] verrekende dit weer met [medeverdachte 1].Verder heeft [medeverdachte 3] op 14 november 2012 verklaard dat de ontvanger van de vogels in Hongarije [M] was. [M] zou van [verdachte] voor iedere zending € 1000,- krijgen.
In de in beslag genomen administratie bij [medeverdachte 3] is een Gmailbericht aangetroffen. Daarop staat:
“8 blauw = 16.000
5 geelkop = 5000
5 zwart wit = 6000
Kosten u = 4800
[M] = 2350
Tikt+hdling = 2500
33.3% voor u = 5800 + 4800 = 10.600,- euro”
Verder is in de administratie van [medeverdachte 3] een handgeschreven notitie aangetroffen waarop onder meer is vermeld:
“6-05-12 5 ros [M] + transp + 716
Winst ross 5000-716 = 4284:3 = + 1428
13-05 5 Black and White + trans + 1320
Winst Black and White + 2476”
Bewijsoverweging vijf Ross toerako’s en vijf grijswanghoornvogels
Op grond van de hiervoor omschreven bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het volgende. Uit de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte eind april en begin mei 2012 volgt dat zij in samenspraak met medeverdachte [medeverdachte 3] vijf ross toerako’s en vijf grijswanghoornvogels van Oeganda naar Hongarije hebben laten vervoeren. Uit de getapte gesprekken blijkt dat alle betrokkenen ervan op de hoogte waren dat deze vogels in het wild werden gevangen. Aan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] op zitting dat op het bedrijf van [J] ook vogels worden gekweekt wordt voorbijgegaan, nu die verklaring algemeen is en niet specifiek over deze vogels is afgelegd. Verder blijkt dat dit de eerste keer was dat het verzenden door middel van deze lijn via Hongarije zou worden getest. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat deze vogels niet bedoeld waren om aan [M] te leveren, maar om die vogels uiteindelijk bij [medeverdachte 1] terecht te laten komen. Deze conclusie wordt ondersteund door onder meer de volgende feiten: (1) [M] zou het voor 15% van de verkoopwaarde dan wel een rooitje doen (tap), (2) [M] zou voor iedere zending € 1.000,- krijgen (verklaring [medeverdachte 3]), (3) de chauffeur van [N] zou de vogels bij [M] ophalen (tap), (4) [N] heeft verklaard dat hij vanuit Hongarije twee kistjes vogels heeft ontvangen, (5) verdachte deelt op 14 mei 2012 aan [medeverdachte 1] mee dat dat de vogels aan het landen zijn en dat ze vrijdag bij [medeverdachte 1] zijn (tap) en (6) op 17 mei 2012 komt [medeverdachte 1] bij [N] langs om vogels op te halen (tap).
Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat de vogels in kwestie na aankomst in Nederland verder zijn verhandeld. Uit de bij [medeverdachte 3] aangetroffen notitie en het Gmailbericht blijkt immers dat de vijf ross toerako’s (geelkop) € 5.000,00 en de vijf grijswanghoornvogels (Black en White) € 6.000,00 hebben opgebracht. Verder blijkt uit deze stukken dat de winst - na onder meer aftrek van de kosten van [M] - door drie personen wordt gedeeld (“
33,3% voor u”). Ter terechtzitting van 23 april 2015 heeft verdachte verklaard dat hij een van degenen is die in de winst heeft gedeeld.
Ook hier is de conclusie dat de vogels in kwestie voor commerciële doeleinden naar Nederland zijn vervoerd en dat een eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, te weten omstandigheden waarvoor de vijfvogelregeling niet is bedoeld.
Slotbewijsoverweging vijfvogelregeling
Uit hetgeen hiervoor is omschreven en overwogen met betrekking tot de verschillende zendingen vogels volgt dat verdachte (met andere(n)) in strijd met de vijfvogelregeling vogels vanuit Dubai/Oeganda binnen een land van de Europese Unie heeft gebracht (Duitsland en Hongarije) en deze vogels vervolgens vanuit die landen naar Nederland heeft doen vervoeren.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij alle voornoemde vijfvogelzendingen sprake geweest van een duidelijke taakverdeling en nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen zoals [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde medeplegen van voornoemde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
Vrijstelling?
Zoals bij de beschrijving van het algemeen juridisch kader is uiteengezet, is het brengen van vogels in Nederland vanuit een lidstaat van de Europese Unie verboden. Op dit verbod bestaat een vrijstelling als de invoer vergezeld gaat van een verklaring van het bedrijfshoofd waarvan de vogels afkomstig zijn en een vervoersdocument. De vraag is of verdachte op deze vrijstelling een (rechtsgeldig) beroep kan doen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en daarvoor is het volgende redengevend.
De vogels in kwestie zijn door verdachte en zijn medeverdachten telkens onder de noemer “gezelschapsdieren” (“pets”) van buiten de Europese Unie een lidstaat van die Unie binnen gebracht, terwijl het geen gezelschapsdieren waren in de zin van verordening 998/2003 en de beschikking 2007/25. Dit betekent dat op de zendingen betrekking hebbende vervoersdocumenten telkens in strijd met de waarheid door verdachte en/of medeverdachten het vakje “pets” of “gezelschapsdieren” is aangekruist dan wel dat op basis van informatie afkomstig van verdachte (en/of medeverdachten) deze vermelding op de vervoersdocumenten is aangevinkt. Door in strijd met de waarheid aldus deze vermelding te (laten) doen, zijn deze documenten niet te beschouwen als “een vervoersdocument” dat nodig is om een rechtsgeldig beroep op de in de Regeling handel omschreven vrijstelling te kunnen doen. Reeds daarom slaagt dat beroep niet.
Daarnaast geldt dat alle (strenge) voorwaarden met betrekking tot de import van vogels uit derde landen is ingegeven door de wens om verspreiding van vogelziektes, afkomstig van (in het wild gevangen) vogels, en daarmee verband houdende risico’s voor dierenwelzijn, dierengezondheid en verspreiding van virusziekten zoveel mogelijk te voorkomen (zie verordening 318/2007). Uitsluitend vogels die met inachtneming van deze voorwaarden een land van de Europese Unie zijn binnengebracht, bijvoorbeeld omdat ze van een erkend vermeerderingsbedrijf afkomstig zijn en in gevangenschap zijn gefokt, mogen daarna de EU en dus ook Nederland worden ingevoerd op voorwaarde dat zij op de plaats van bestemming 30 dagen in quarantaine worden gesteld en vergezeld gaan van de daarbij benodigde documenten. Dat is naar het oordeel van de rechtbank ook de gedachte achter de in de Regeling handel omschreven verbodsbepalingen en de daarop bestaande vrijstellingen (zie juridisch kader hiervoor). Gevolg hiervan is dat als vaststaat dat de vogels, zoals in het onderhavige geval, (1) in strijd met de waarheid op grond van de vijfvogelregeling binnen de Europese Unie zijn gebracht en (2) daarmee bewust de strenge regels uit verordening 318/2007 worden omzeild en (3) daarmee ook bewust risico’s voor verspreiding van besmettelijke vogelziekten worden genomen, niet gesproken kan worden van “vogels” en/of “dieren” als bedoeld in artikel 8.10 van de Regeling handel (de vrijstelling). Voor die vogels is die vrijstelling simpelweg niet bedoeld.
Dit alles brengt mee dat verdachte met betrekking tot de vogels uit alle hiervoor omschreven zendingen, opzettelijk en samen en in vereniging met anderen in strijd met de in artikel 2.1. lid 2, tweede gedachtestreepje van de Regeling handel omschreven verbodsbepaling die vogels Nederland heeft binnen gebracht, althans heeft doen brengen. Dit handelen is via artikel 10 Gwd strafbaar gesteld als economisch delict op grond van de artikelen 1, 2 en 6 van de Wed.