Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door
mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Alkmaar.
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
- er is geen bedenktijd ingelast tussen het informatieve gesprek met [slachtoffer] en het opnemen van de aangifte;
- er is geen proces-verbaal opgemaakt van het informatieve gesprek met [slachtoffer];
- van het verhoor van [slachtoffer] van 16 januari 2013 is geen bandopname gemaakt en dit verhoor is niet letterlijk uitgewerkt.
Door dit handelen in strijd met de Aanwijzing kan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] niet worden getoetst.
De verdediging heeft de rechtbank op grond van het voorgaande verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging.
De beslissing om verdachte te vervolgen is niet in strijd met het opportuniteitsbeginsel genomen. Met haar vervolging zijn door strafrechtelijke handhaving beschermd belangen gediend. De officier van justitie heeft in dat kader gewezen op preventie en vergelding.
Door de verhorende politieambtenaren is niet in strijd met het pressieverbod gehandeld.
Het gaat om ernstige feiten die rechtvaardigen dat een pittig verhoor is ingezet.
Tot slot is er gehandeld conform de Aanwijzing. De door de verdediging genoemde normen zijn niet dwingend.
De verdediging heeft niet aannemelijk gemaakt en ook overigens is niet gebleken dat het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging is geschonden. Het verweer wordt daarom verworpen.
Uit de processen-verbaal, met daarin de verklaringen van verdachte van 6 december 2012 en 25 november 2013 en de letterlijke uitwerkingen van deze verhoren, volgt dat verdachte zich telkens op haar zwijgrecht heeft beroepen. Uit geen van voornoemde stukken komt naar voren dat door de verhorende verbalisanten is gehandeld in strijd met het pressieverbod. Ook overigens is van een handelen in strijd met het pressieverbod niet gebleken.
De Aanwijzing bevat instructienormen die ertoe strekken de zorgvuldigheid, controleerbaarheid en neutraliteit van de opsporing en vervolging in zedenzaken te waarborgen. De Aanwijzing geeft aan dat betrokkenen na het informatieve gesprek in principe bedenktijd krijgen over het wel of niet doen van aangifte. De aangifte kan echter ook direct volgen op het informatieve gesprek. Er is geen sprake van een dwingende norm.
De Aanwijzing schrijft voor dat het informatieve gesprek in een proces-verbaal wordt vastgelegd. Omdat er geen proces-verbaal is opgemaakt van het informatieve gesprek met [slachtoffer], is de in de Aanwijzing geformuleerde norm geschonden.
De Aanwijzing schrijft verder voor dat de verhoren dienen te worden opgenomen op geluidsband. De verklaring die [slachtoffer] op 16 januari 2015 heeft afgelegd in deze zaak is niet auditief opgenomen, waardoor de in de Aanwijzing geformuleerde norm is geschonden.
Voornoemde verzuimen leveren elk echter niet een zodanig ernstig vormverzuim op, dat dit moet leiden tot de vergaande sanctie van niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Niet is gebleken of aannemelijk geworden dat sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, in die zin dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan haar recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekort gedaan. De verdediging heeft op andere wijze de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] kunnen controleren tijdens het verhoor dat zij heeft afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris. De rechtbank volstaat met de constatering dat er enkele vormen zijn verzuimd.
4.Waardering van het bewijs
18 jaar oud was. [62]
[B] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] heeft gevraagd: “[medeverdachte 2], het verhaal van [slachtoffer] is toch niet verzonnen?” [medeverdachte 2] zei dat het verhaal van [slachtoffer] waar was en begon te huilen. [medeverdachte 2] heeft hem toen gevraagd het zo te laten. [65] [A] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] naar hem toe kwam. Hij vertelde haar dat hij van [B] had gehoord dat zij bevestigd had dat het misbruik had plaatsgevonden. Toen zei zij dat hij het moest laten zoals het is. [medeverdachte 2] zei dat zij het zelf ook al 25 jaar meedraagt dat het haar ook is overkomen. [slachtoffer] moet er net zo mee leven als zij. Hij moest het meenemen in zijn graf, net als zij dat zou doen. Hij mocht [medeverdachte 1] er niet mee confronteren. Zij zei dat er een vloek zou komen voor hen. [66]
[slachtoffer]: Jij bent degene die mij dit heeft aangedaan. (…) Dan denk ik, jullie hebben mijn waarde afgepakt vanaf mijn twaalfde leeftijd. (…) Hoe kan jij jouw man toelaten om jouw dochter te misbruiken. Vanaf haar twaalfde leeftijd. (…) Jij hebt ontkend. Heb ik gehoord.[medeverdachte 2]: Nee, ik heb het niet ontkend.[slachtoffer]: Waarom heb jij je mond niet open getrokken. Waarom heb je toen nietgezegd “ik ga mijn kind weghalen van hier”. Je hebt het negen jaar toegelaten mevrouw. Ik weet niet hoor. Negen jaar heb jij het toegelaten.[medeverdachte 2]: Uit mijn geloof! [67]
De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen videobestanden, waarop te zien is dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer] samen seks hebben. [medeverdachte 1] heeft bovendien erkend dat hij meermalen seks heeft gehad met [slachtoffer]. Ook wordt de verklaring (op onderdelen) ondersteund door de verklaringen van [A] en [B] en door het opgenomen telefoongesprek tussen [slachtoffer] en haar moeder, waarin [medeverdachte 2] impliciet erkent dat er jarenlang misbruik heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en haar vader en [medeverdachte 2] aangeeft uit haar geloofsovertuiging haar man daarvan niet te hebben weerhouden.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Hoewel niet bewezen kan worden geacht dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] een uitvoerende rol hebben gehad bij de door [medeverdachte 1] verrichte seksuele handelingen, hebben zij hierbij wel een essentiële rol gespeeld. Uit de bewijsmiddelen volgt dat zij samen met [medeverdachte 1] dwang hebben uitgeoefend op [slachtoffer] om seks te hebben met [medeverdachte 1].
De vrouwen voerden vrouwengesprekken, waarbij [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [verdachte] [slachtoffer] uitvoerig wezen op haar tekortkomingen, hoe slecht zij haar leven op orde had en op de verslechterde band tussen haar en haar vader. Zij werd telkens gewezen op de beschermende werking die de seks met haar vader hiervoor zou kunnen bieden.
[medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] hebben voor de buitenwereld verborgen gehouden dat [medeverdachte 1] seks had met [slachtoffer]. Destijds woonden in de woning van [slachtoffer] en [medeverdachte 1] een aantal halfbroers die niet op de hoogte waren van de seks tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer]. [medeverdachte 3] liet [slachtoffer] en [medeverdachte 1] twee weekenden in de maand in haar woning logeren en bood zo gelegenheid voor de seksuele contacten. Tijdens deze weekenden verliet [medeverdachte 3] haar slaapkamer, zodat [medeverdachte 1] samen met [slachtoffer] kon slapen. [medeverdachte 2] was op de hoogte van het seksuele misbruik, maar stemde er mee in dat [slachtoffer] en [medeverdachte 1] samen gingen logeren in de woning van [medeverdachte 3].
Nadat de halfbroers minder frequent in de gezinswoning verbleven, vond het seksueel misbruik van [slachtoffer] door haar vader onder meer plaats in de slaapkamer van haar ouders. Als [slachtoffer] in die woning werd misbruikt, was [medeverdachte 2] altijd aanwezig.
Tijdens de weekendtrip naar Engeland, waarbij twee hotelkamers waren geboekt, besloten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [D] en [verdachte] samen de eerste hotelkamer te delen, zodat [slachtoffer] en [medeverdachte 1] samen in de tweede hotelkamer konden overnachten.
Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt verder dat er een schema was opgesteld, waarin [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [verdachte] en zijzelf om toerbeurt seks hadden met [medeverdachte 1].
Het onder 1 primair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
Door [slachtoffer] ertoe aan te zetten seks te hebben met [medeverdachte 1], een passieve houding aan te nemen ten aanzien van dit seksueel misbruik, hiervoor geen bijstand of hulp te zoeken bij professionele instanties en anderen en niet in te grijpen waar ingrijpen noodzakelijk was, heeft [verdachte] zich ook schuldig gemaakt aan medeplichtigheid. Uit de hiervoor omschreven feitelijke gang van zaken volgt dat [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [verdachte] bewust en nauw hebben samengewerkt bij de medeplichtigheid aan het plegen van dit feit.
5.Bewezenverklaring
- meermalen het lichaam van die [slachtoffer] ingesmeerd met vaseline en
- meermalen die [slachtoffer] betast bij haar billen en borsten en vagina en
- meermalen die [slachtoffer] aftrekkende bewerkingen aan de penis van [medeverdachte 1] laten maken en
- meermalen [medeverdachte 1] penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en die [slachtoffer] geneukt en
- meermalen [medeverdachte 1] penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en zich laten pijpen;
- in gesprekken telkens psychische druk op die [slachtoffer] uit oefenen, door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij ziek zou worden en dood zou gaan en een zwaar ongeluk zou krijgen en onheil zou krijgen en haar moeder te schande zou brengen en dat zij de oorzaak zou zijn van het uit elkaar gaan van het gezin en dat er een vloek op haar zou komen, als zij geen seks met haar vader [medeverdachte 1] zou hebben en
- tegen die [slachtoffer] zeggen, dat zij van de Winti seks moest hebben met haar vader [medeverdachte 1] en
- tegen die [slachtoffer] zeggen, dat de band met haar vader [medeverdachte 1] beter zou worden en
- dat zij beschermd zou worden, als zij seks met haar vader [medeverdachte 1] zou hebben en
- als die [slachtoffer] aangaf niet langer seksuele handelingen te willen verrichten/ondergaan en als die [slachtoffer] een tijdje geen seks met haar vader [medeverdachte 1] had gehad, tegen die [slachtoffer] zeggen, dat het slecht met haar ging en dat zij aan het afdwalen was, omdat zij geen seks meer had met haar vader [medeverdachte 1] en
- tegen die [slachtoffer] zeggen, dat het normaal was dat een kind van een medicijnman seks met haar vader heeft en dat haar zus [verdachte] ook seks met haar vader [medeverdachte 1] had/heeft en dat haar moeder ook vanaf ongeveer haar dertiende seks met [medeverdachte 1] had en
- die [slachtoffer] vragen zich uit te kleden en zich in te vetten met vaseline en
- op die [slachtoffer] gaan liggen en
- tegen die [slachtoffer] zeggen: “spreid je benen”, “verman je” “je komt er wel overheen” en
- doorgaan met seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer] aangaf niet meer te willen en
- doorgaan met seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer] pijn had en
- doorgaan met seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer] aan het huilen was en
- misbruik maken van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht veroorzaakt door onder andere de lichamelijke verschillen, het verschil in leeftijd, het geestelijk overwicht (mede gezien de positie van [medeverdachte 1] als medicijnman en de familierelatie).
6.De strafbaarheid van de feiten
eendaadse samenloop van
7.De strafbaarheid van verdachte
De verdediging concludeert tot ontslag van alle rechtsvervolging.
8.Motivering van de straffen en maatregelen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit seksuele misbruik, net als de moeder en stiefmoeder van het slachtoffer.
Door het seksuele misbruik is een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en is een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het vertrouwen dat een kind in haar ouders, stiefmoeder en oudere zus zou moeten kunnen stellen, is in ernstige mate beschaamd. Het is de verantwoordelijkheid van de directe familie om een kind een veilige, geborgen plaats te bieden. Juist ook omdat het misbruik bij het slachtoffer thuis plaatsvond, is het slachtoffer, een kind nog, die veiligheid gedurende lange tijd niet geboden. Zij zal hetgeen haar overkomen is haar hele leven met zich meedragen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat de feiten grote gevolgen hebben gehad – en nog steeds hebben – voor het slachtoffer, is ook gebleken uit de ter zitting (mede) door haar voorgedagen slachtofferverklaring.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de feiten die zij heeft begaan en geen moment rekenschap heeft gegeven van de ernstige gevolgen die haar handelen voor het slachtoffer hebben gehad. Het slachtoffer is uit de familie verstoten en heeft geen contact meer met een groot deel van de familie. Door het gebeuren heeft het slachtoffer psychische klachten gekregen.
Het behoeft geen betoog dat de bewezenverklaarde feiten ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen.
Daarnaast is rekening gehouden met het Pro Justia rapport van 31 maart 2014 van
C. Bosma, GZ-psycholoog. Deze deskundige heeft gerapporteerd dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. De rechtbank begrijpt hieruit dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten.
18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hoopt verdachte met het opleggen van voornoemde voorwaardelijke straf ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
eendaadse samenloop van
gevangenisstraf van 18 maanden.