4.2.Aan de vraag of eiseres op enigerlei wijze is getreden in de onderscheiden rechten van haar rechtsvoorganger(s) bij de Regeling 1943 en dus of eiseres een beroep op de Regeling 1943 kon doen, komt de rechtbank gelet op het voorgaande niet meer toe. Aangezien de Regeling 1943 is vervallen kunnen ook de daarop voortbouwende beroepsgronden van eiseres dat sprake is van vereenzelviging van haar met Liander Infra, dat sprake is van een derdenbeding ten behoeve van eiseres, dat het elektriciteitsnetwerk op grond van de Regeling 1943 moet worden gedoogd of dat in de Regeling 1943 een privaatrechtelijke vergoeding (van € 0,00) is opgenomen, niet slagen. Voor het onderhavige belastingtijdvak van
1 november 2013 tot en met 31 december 2013 staat de Regeling 1943 heffing van precariobelasting niet in de weg. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres voert subsidiair aan dat verweerder een onevenredig hoog en naar willekeur vastgesteld tarief heeft gehanteerd. De gehanteerde tariefstelling impliceert een heffing van
€ 154,00 per huishouden per jaar, terwijl gemeenten als Opsterland en Leiderdorp respectievelijk € 22,00 (2012) en € 30,00 (2011) per huishouden per jaar heffen. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt hoe het tarief is vastgesteld en waarom het tarief in de gemeente Muiden een veelvoud is van de tarieven in andere gemeenten.
6. De rechtbank overweegt dat aan gemeenten, binnen de grenzen van de Gemeentewet, een autonome bevoegdheid is toegekend om de tarieven voor de heffing van precariobelastingen vast te stellen. Gebruik van die bevoegdheid mag echter niet een onredelijke belastingheffing tot gevolg hebben waarop de wetgever niet het oog kan hebben gehad bij het toekennen van deze bevoegdheid aan de gemeenteraad. De rechtbank stelt vast dat het tarief voor de onderhavige precariobelasting in artikel 5 van de door de gemeenteraad van de gemeente Muiden op 17 oktober 2013 vastgestelde Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen 2013 afhankelijk is gesteld van het aantal meters van de leidingen en kabels, te rekenen met een vast bedrag per meter. Deze maatstaf is niet willekeurig en in beginsel ook niet onredelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is het door verweerder gehanteerde tarief van € 0,25 per strekkende meter per maand, mede gelet op de motivering van de bestreden uitspraak en de toelichting van verweerder ter zitting, evenmin willekeurig of onredelijk. Eiseres heeft met de enkele verwijzing naar lagere precariotarieven in enkele andere gemeenten niet aannemelijk gemaakt dat de onderhavige tarieven wel leiden tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres voert verder aan dat de bestreden uitspraak in strijd is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Ten aanzien van het vertrouwensbeginsel heeft eiseres aangevoerd dat sprake was van een bestendige relatie tussen partijen, die inhield dat geen precariobelasting werd geheven. Hierdoor is het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat die belasting ook in de toekomst niet zou worden geheven.
8. De rechtbank stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat niet eerder precariobelasting van eiseres of van een van haar rechtsvoorgangers werd geheven, niet meebrengt dat die belasting ook in het onderhavige jaar niet kan worden geheven.
Wat het vertrouwensbeginsel betreft, heeft eiseres naast haar beroep op (de bepalingen van) de Regeling 1943 geen feiten of omstandigheden aangevoerd die bij haar de indruk gewekt kunnen hebben dat ook in de toekomst door de gemeente geen precariobelasting van haar zou worden geheven. Alleen daarom al slaagt haar beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Eiseres heeft haar stelling inzake het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel in feite onderbouwd met de hiervoor besproken inhoudelijke beroepsgronden. Nu die beroepsgronden niet slagen, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de bestreden uitspraak op bezwaar in strijd is met de genoemde beginselen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de bestreden uitspraak uitvoerig is gemotiveerd en aan eiseres de mogelijkheid is geboden te reageren op de concept-uitspraak op bezwaar.
9. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder in de bestreden uitspraak op bezwaar ten onrechte heeft geweigerd de door haar in bezwaar gemaakte kosten te vergoeden.
10. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover de bestreden uitspraak wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Daarvan is hier geen sprake. Verweerder heeft dan ook terecht geweigerd de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, te vergoeden.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Lanshage, voorzitter, en mr. V.M.M. van Amstel en mr. M.F.J.M. de Werd, leden, in aanwezigheid van mr. J.C. van Vuren, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op: