ECLI:NL:RBMNE:2015:4145

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2015
Publicatiedatum
10 juni 2015
Zaaknummer
C/16/14/75-76 S
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van het akkoord in de surseances van Spyker N.V. en Spyker Automobielen B.V.

Op 10 maart 2015 verleende de rechtbank de definitieve surseance van betaling aan Spyker N.V. en Spyker Automobielen B.V. Op 2 april 2015 werd een ontwerpakkoord gedeponeerd, dat betrekking had op beide vennootschappen. De rechter-commissaris bepaalde dat de schuldvorderingen uiterlijk op 24 april 2015 moesten worden ingediend en dat de raadpleging van de concurrente crediteuren en stemming over het akkoord op 13 mei 2015 zou plaatsvinden. Het akkoord werd aangenomen, maar SIA LKD Lïzings stemde tegen. De homologatie van het akkoord was gepland op 22 mei 2015, maar werd uitgesteld naar 2 juni 2015 na een verzoek van SIA LKD Lïzings om de homologatie te weigeren.

De rechtbank heeft de homologatie uiteindelijk goedgekeurd op 11 juni 2015. De rechtbank oordeelde dat de baten van de boedel niet aanmerkelijk boven de bij het akkoord bedongen som mochten uitkomen en dat de nakoming van het akkoord voldoende was gewaarborgd. De rechtbank concludeerde dat de crediteuren, met uitzondering van de crediteuren die hun vordering in aandelen omzetten, bij uitvoering van het akkoord een hogere uitkering tegemoet konden zien dan in het geval van faillissement. De rechtbank heeft de transparantie van het akkoord als voldoende beoordeeld en de bezwaren van SIA LKD Lïzings verworpen. De rechtbank heeft de homologatie van het akkoord goedgekeurd en voorwaarden gesteld aan de afwikkeling van de crediteuren met een (deels) betwiste vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/14/75-76 S
uitspraakdatum: 11 juni 2015
uitspraak op grond van artikel 272 van de Faillissementswet
(“homologatie akkoord”)

enkelvoudige kamer

In de surseances van betaling van:

de naamloze vennootschap

SPYKER N.V.,
statutair gevestigd te Zeewolde,
vestigingsadres: Edisonweg 2 (3899 AZ) Zeewolde
en
de besloten vennootschap
SPYKER AUTOMOBIELEN B.V.,
statutair gevestigd te Zeewolde,
vestigingsadres: Edisonweg 2 (3899 AZ) Zeewolde.

het verloop

Op 10 maart 2015 is door de rechtbank de definitieve surseance van betaling verleend aan Spyker N.V. en Spyker Automobielen B.V. (hierna gezamenlijk Spyker).
Op 2 april 2015 is door Spyker ter griffie van deze rechtbank een ontwerpakkoord gedeponeerd, dat zowel betrekking heeft op Spyker N.V. als Spyker Automobielen B.V. De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 2 april 2015 bepaald dat de schuldvorderingen uiterlijk op 24 april 2015 moeten zijn ingediend en dat de raadpleging van de concurrente crediteuren en stemming over het aangeboden akkoord zal plaatsvinden op 13 mei 2015.
De lijsten van concurrente schuldeisers zijn op 4 mei 2015 ter griffie van deze rechtbank neergelegd.
Op 13 mei 2015 heeft de raadpleging van de concurrente crediteuren en stemming over het akkoord plaats gehad. SIA LKD Lïzings heeft tegen het akkoord gestemd. Na stemming is het akkoord aangenomen. Van het ter vergadering verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt. De homologatie van het akkoord was bepaald op 22 mei 2015 (pro forma).
De hoofdlijnen van het akkoord voor beide sursieten is dat de concurrente crediteuren over hun vordering tot en met € 12.000,00 het volledige bedrag betaald krijgen en over het gedeelte dat hoger is dan € 12.000,00 10% van de ingediende en erkende vordering. Daarnaast zal een aantal crediteuren hun vordering op Spyker N.V. laten converteren in aandelen Spyker N.V.
Eén van de schuldeisers, SIA LKD Lïzings, heeft vóór 22 mei 2015 de rechtbank medegedeeld dat zij de homologatie wenst te bestrijden. De rechtbank heeft daarop de behandeling ter openbare terechtzitting van de homologatie bepaald op 2 juni 2015.
De rechter-commissaris heeft voorafgaand aan de behandeling een schriftelijk rapport uitgebracht. Uit het rapport volgt dat de rechter-commissaris adviseert het akkoord te homologeren.
Ter zitting van 2 juni 2015 is namens Spyker verschenen de heer [A], bestuurder, en mr. D.M. Meulenberg. Namens SIA LKD Lïzings zijn verschenen mr. M. Zinnemers en mr. M. Wevers. Voorts is de bewindvoerder, mr. H. Pasman, verschenen met zijn kantoorgenoot mr. J.R. van Faassen.
Van de zijde van SIA LKD Lïzings zijn, onder meer, de volgende stukken overgelegd:
- het verslag van de bewindvoerder ex artikel 265 Faillissementswet van 12 mei 2015, waarin een toelichting is gegeven op de waardering van de verschillende baten en de financiële situatie van Spyker in de surseance en een inschatting daarvan in geval van faillissement, waarbij deze situaties met elkaar zijn vergeleken.
- het eerste faillissementsverslag van 12 januari 2015 en het tweede surseanceverslag van 16 april 2015.
Van de zijde van Spyker en de bewindvoerder zijn, ter onderbouwing van het door Spyker aangeboden akkoord, onder meer de volgende stukken toegezonden en overgelegd:
- een kopie van de “Settlement Agreement” tussen de curator (liquidator) in het faillissement van Saab GB en Spyker N.V. van 12 december 2013, waarin, onder meer, valt te lezen:

1. Discharge
1.1
On the Effective date:
1.1.1
the Debt will be automatically, irrevocably and unconditionally discharged by the
Company(rb: Saab GB)”
en

2.2 Completion will take place on the Effective Date, being the date on which the Company
notifies to the Debtor (rb: Spyker N.V.) in writing that the following conditions have been
met:
2.2.1
each payment pursuantclause 3.2has been received bij the Company; and
2.2.2
the Share Consideration underclause 4.1has been received by the Company
en

3.2 The Debtor will pay to the Company € 80,700,37 (eighty thousand, seven hundred Euros
and thirty seven cents) by way of further consideration as follows:
3.2.1. € 26,900,12 (
twenty six thousand, nine hundres Euros and twelve cents) on or before
close of business on 31 december 2013;
3.2.2. € 26,900,12 (
twenty six thousand, nine hundres Euros and twelve cents) on or before
close of business on 15 januari 2014;
3.2.3. € 26,900,12 (
twenty six thousand, nine hundres Euros and twelve cents) on or before
close of business on 31 januari 2014,
in cleared funds without deduction to an account nominated by the Liquidators’
Solicitors.
- e-mailcorrespondentie tussen de (vertegenwoordiger van de) curator van Saab GB en
[B], CEO van Spyker N.V., waarin bevestigd wordt dat de curator zich op het standpunt stelt dat de vordering van Saab GB op Spyker N.V. € 24.922.604,44 bedraagt en waarin deze verder, onder meer, heeft geschreven:
“Our position remains that, notwithstanding the uncompleted settlement agreement dated 12 december 2013 between Saab Great Britain Limited (in liquidation) (“Saab”), Spyker N.V. and [C] (the “Settlement Agreement”), there is a balance due to Saab of
€ 24.922.604,44”
en

In the circumstances, we are prepared to accept € 108.794,47 in full and final settlement in accordance with the Settlement Agreement. However, in absence of Spyker/your (on behalf of Spyker) agreement and until cleared funds, in the sum of € 108.794,47, have been received by us, we will continue to claim the entire debt due to Saab.
(De rechtbank heeft in plaats van de Engelse notering van de bedragen in de mail, de daarmee corresponderende Nederlandse notatiewijze aangehouden.)
- De door [C] (curator van Saab GB) getekende volmacht aan mr. J.M.L.C. Huisman-de Jong LL.M om de crediteurenvergadering in de surseance van Spyker N.V. bij te wonen en daar namens hem vóór het akkoord te stemmen. In de volmacht zijn, onder meer, de volgende punten opgenomen:
- mededeling van de hoogte van de vordering van Saab GB op Spyker N.V.
(rb: omgerekend ca. € 24.922.604,44),
- de condities van de volmacht,
- kennis van het akkoord aan de zijde van Saab GB.
- Een door Spyker overgelegde “scenario-berekening faillissement versus akkoord” met een overzicht van de baten van Spyker N.V. en Spyker Automobielen B.V. in de surseance en de uitkeringen aan de crediteuren volgens het akkoord en de geschatte waarde van de uitkeringen in faillissement.
- De door de bewindvoerder overgelegde overzichten van de (geschatte) situatie in geval van faillissement bij verschillende scenario’s. Bij deze scenario’s heeft de bewindvoerder de aantekening gemaakt dat geen rekening gehouden is, in geval van een faillissement, met het verval van de zekerheidsrechten (voor de geschatte waarde van € 600.000,00 van de door de zekerheid gedekte activa) van Semper Fortuna B.V., omdat deze ter vergadering heeft meegestemd over het akkoord in de surseance (artikel 257 lid 2 Faillissementswet). Hierdoor zou de uitkering aan de preferente schuldeisers met € 600.000,00 dalen, met als gevolg dat het voor de concurrente schuldeisers beschikbare tegoed stijgt. Anderzijds zijn de boedelschulden ongeveer € 200.000,00 hoger te waarderen. Het omslagpunt van € 3 miljoen in de overzichten zal dan op € 2,4 of € 2,5 miljoen uitkomen, aldus de bewindvoerder ter zitting in zijn toelichting op voormelde overzichten.
- Het “proforma consolidated statement of financial position at 1 juni 2015” van Spyker N.V., waarin onder “10. Intangible assets” (rb: immateriële activa) is opgenomen dat deze bestaan uit “development costs” in 2013 gewaardeerd op € 8.066 en “trademarks, patents and licenses” gewaardeerd op € 135 (rb: alles x € 1.000,00).
Hoewel er sprake is van twee entiteiten, Spyker N.V. en Spyker Automobielen B.V., zal de rechtbank de homologatiebeslissing voor zover als mogelijk gezamenlijk behandelen, omdat er feitelijk sprake is van één akkoord dat de beide rechtspersonen in samenhang aangaat. Voor zover mogelijk en voor de beslissing van belang, zal de rechtbank dit onderscheid wel maken.
Volgens SIA LKD Lïzings dient de rechtbank de homologatie van het akkoord te weigeren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de baten van de boedel de aangeboden som te boven gaan. De waardering van de baten van de boedel is daarbij onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Daarnaast heeft SIA LKD Lïzings naar voren gebracht dat als gevolg van het ontbreken van voldoende transparantie bij haar de indruk is ontstaan dat het akkoord tot stand is gekomen door begunstiging van één of meer crediteuren, althans door benadeling van andere crediteuren waaronder SIA LKD Lïzings zelf.
De rechtbank zal in de bespreking van de gronden van de homologatiebeslissing de standpunten en wat hieromtrent tijdens de behandeling ter zitting naar voren is gebracht meer uitvoerig aan de orde laten komen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 272 lid 2 Faillissementswet dient de homologatie van het akkoord te worden geweigerd:
1. indien de baten van de boedel de bij het akkoord bedongen som te boven gaan;
2. indien de nakoming van het akkoord niet voldoende is gewaarborgd;
3. indien het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer schuldeisers of met behulp van andere oneerlijke middelen tot stand is gekomen, onverschillig of de schuldenaar dan wel een ander daartoe heeft medegewerkt;
4. indien het loon en de verschotten van de deskundigen en de bewindvoerder niet in handen van de bewindvoerder zijn gestort of daarvoor zekerheid is gesteld.
De rechtbank kan ook op andere gronden ambtshalve de homologatie weigeren (artikel 272 lid 3 Faillissementswet).

de baten van de boedel in vergelijking met de som van het akkoord.

Onder het begrip “baten van de boedel” moet worden verstaan de gezamenlijke waarde of opbrengst van de onbezwaarde activa van Spyker alsook de baten die nog te verwachten zouden zijn gedurende maximaal de periode waarvoor de surseance is verleend. Het wettelijke vereiste dat de baten van de boedel de bij het akkoord bedongen som niet (aanmerkelijk) te boven mogen gaan, vindt zijn grond in het uitgangspunt dat een akkoord de crediteuren in financieel opzicht niet aanmerkelijk minder mag opleveren dan zij door liquidatie van het vermogen van de sursieten kunnen ontvangen. Dit laatste dient dan ook richtsnoer te zijn bij de toetsing van het akkoord aan het vereiste dat de baten van de boedel niet de bij het akkoord bedongen som aanmerkelijk te boven mogen gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt in het bedoelde vereiste besloten dat met elkaar worden vergeleken enerzijds het bedrag dat de concurrente crediteuren ingevolge het akkoord zouden ontvangen en anderzijds de uitkering die zij naar het oordeel van de rechtbank zouden kunnen krijgen in een, bij het niet doorgaan van het akkoord, te verwachten faillissement van Spyker en dat bij de vergelijking meegewogen moet worden dat bij een zodanig faillissement crediteuren opkomen die bij het akkoord geen uitdeling krijgen omdat daarbij hun vordering in aandelen wordt omgezet. Ook moet worden meegewogen de positie van Saab GB bij respectievelijk uitvoering van het akkoord dan wel een faillissement van Spyker.
Het gaat daarbij om een inschatting van een hypothetische situatie, omdat (nog) geen sprake is van een faillissement. Uitgangspunten voor die inschatting zijn de thans bekende posten van activa en passiva. De waarde daarvan voor de faillissementssituatie moet worden geschat.
De aard en strekking van de akkoord-regeling brengt verder mee dat door sursieten voldoende inzicht dient te worden verstrekt in hun vermogenspositie c.q. de financiële situatie van de door hen gevoerde onderneming, teneinde de in de vorige rechtsoverweging omschreven vergelijking mogelijk te maken.
Voor de waardering van de omvang van de baten van de boedel is van belang dat de onderneming van Spyker al enige tijd stil ligt en er geen, dan wel een zeer geringe, omzet wordt gegenereerd die niet opweegt tegen de doorlopende kosten. De bewindvoerder heeft toegelicht dat hij er weliswaar aanvankelijk van uitging dat er voldoende fondsen gerealiseerd konden worden om de activiteiten van Spyker te kunnen voort zetten, maar dat hij geen investeerder heeft kunnen vinden noch door een investeerder benaderd is, die bereid was om het bedrag te investeren dat nodig is om de onderneming van Spyker weer op te starten en te exploiteren. De bewindvoerder meent daarom dat Spyker zeer waarschijnlijk een slapend bestaan zal gaan leiden. Dit is ter zitting bevestigd door de heer Dikken, die verklaarde dat zijn inschatting is dat voor het opnieuw gaan exploiteren van de onderneming van Spyker 30 tot 50 miljoen euro nodig is en tevens dat Spyker van de geldschieter voor het akkoord een jaar de tijd heeft gekregen om een investeerder te vinden en Spyker gedurende die tijd een slapend bestaan zal leiden. Wordt er geen investeerder gevonden dan kan de aandeelhouder ervoor kiezen om te liquideren.
Voor de waardering van de activa heeft de bewindvoerder zich verder gebaseerd op taxaties van de aanwezige roerende zaken, waardebepaling van de onroerende zaken en een globale inschatting van het immaterieel actief geëxtrapoleerd naar de huidige waarde door het merkenbureau dat het immaterieel actief in 2013 “going concern” heeft gewaardeerd. De bewindvoerder heeft medegedeeld dat er geen concrete biedingen zijn gedaan. De bewindvoerder heeft daarbij verklaard dat, naar zijn professionele inschatting, gelet op de omstandigheid dat de onderneming al lange tijd stil ligt en er aanmerkelijke investeringen dienen te worden gedaan om de productie weer op te starten, in geval van faillissement de activa hoogstwaarschijnlijk niet meer zullen opbrengen dan de executiewaarde.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de activa van de boedel niet tegen een “going concern” waarde moeten worden gewaardeerd zoals Sia LKD Lïzings heeft opgeworpen, maar dat de liquidatiewaarde van de activa moet worden gehanteerd bij de vermogensvergelijking zoals die hier moet plaats hebben.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het feit dat de onderneming van Spyker stil ligt en zich tot op heden nog geen investeerder heeft gemeld die het bedrijf weer wil opstarten, van belang is voor de waardering van het merk Spyker. De bewindvoerder heeft dit merk voor een waarde van € 3 miljoen in de beschrijving van de activa opgenomen. De veel hogere waardering van dat merk in 2013 was ingegeven door de verwachting dat Spyker in dat jaar en de daaropvolgende jaren veel auto’s zou produceren. Dat is niet het geval geweest. Spyker heeft in de afgelopen jaren nauwelijks auto’s geproduceerd en verkocht, terwijl de activiteiten van Spyker nu al enige tijd zelfs helemaal stilliggen. Voor de hand ligt dat deze omstandigheden een (sterk) waarde drukkend effect op het merk zullen hebben gehad. De verwachting is gerechtvaardigd dat een faillissement die waarde nog verder onder druk zal zetten. De waardering uit 2013 kan daarom niet als reëel worden beschouwd, zodat daarin geen aanknopingspunt voor de waardering in de huidige situatie dan wel faillissement van Spyker kan worden gevonden.
De rechtbank acht de toelichting van de bewindvoerder op de post “Intangible assets” overtuigend. De bewindvoerder heeft gemotiveerd uiteengezet dat deze post niets van doen heeft met het merk Spyker en de waarde daarvan. In de betreffende post zijn de ontwikkelingskosten van ongeveer € 8 miljoen opgenomen die Spyker heeft gemaakt voor de ontwikkeling van een nieuwe SUV. De post Intangible assets vormt daarom geen aanwijzing dat sprake is van een veel te lage waardering van het merk door de bewindvoerder.
De bewindvoerder heeft ook toegelicht dat hij de oorspronkelijke taxateur van het merk heeft benaderd met de vraag welk bedrag dat merk in een faillissementssituatie zou opleveren. Daarop is hem meegedeeld dat dit hooguit € 3 miljoen zou zijn en dat een schriftelijk taxatierapport ook dat bedrag zal vermelden. Hoewel er geen schriftelijk taxatie rapport is, ziet de rechtbank -mede gezien het voorgaande- geen reden om te twijfelen aan deze taxatiewaarde. Daar komt nog bij dat de taxateur crediteur in de surseance is en voor het akkoord heeft gestemd, zodat niet aan te nemen valt dat zij de waarde onnodig laag zal hebben ingeschat. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om alsnog een schriftelijk taxatierapport (kosten € 15.000,00) te vragen.
Er is naar het oordeel van de rechtbank evenmin reden om de waarde van de Intangible assets hoger te waarderen. De betreffende ontwikkelingskosten zijn in het verleden gemaakt. In een markt waar de ontwikkelingen snel gaan ligt het niet voor de hand dat de daarmee ontwikkelde SUV-technologie en C-lijn meer waard zullen zijn dan het door de bewindvoerder opgenomen bedrag.
SIA LKD Lïzings heeft ook nog opgemerkt dat nergens uit blijkt dat de verdere immateriële activa en de debiteurenportefeuille geen waarde vertegenwoordigen. De rechtbank acht ook hier de toelichting van de bewindvoerder overtuigend, dat sprake is van dubieuze en niet inbare vorderingen. Dat er nog een substantiële waarde kan worden toegekend aan klantenbestanden, know how (anders dan de hiervoor besproken ontwikkelingskosten) e.d. is niet aannemelijk bij een onderneming die al langere tijd niet of nauwelijks produceert.
Evenmin ziet de rechtbank reden om te twijfelen aan de waardering van de deelnemingen van Spyker in de aan haar gelieerde ondernemingen, als zeer beperkt, juist omdat dit aan haar gelieerde vennootschappen zijn en Spyker al langere tijd geen activiteiten ontplooit. Er zijn ook geen aanwijzingen dat deze deelnemingen wel waardevol zouden zijn.
Namens SIA LKD Lïzings zijn met name ook vraagtekens gesteld bij de door de curatoren van Saab GB ingediende vordering van € 24,9 miljoen, terwijl er met deze curatoren al een afspraak lag dat zij genoegen zouden nemen met een betaling van € 61.000,00 en een aandelenconversie ter waarde van € 48.000,00 onder kwijting van het meerdere.
Naar de rechtbank is gebleken was Spyker N.V. als gevolg van het mislukte Saab-avontuur aan een in het Verenigd Koninkrijk gefailleerde onderneming (Saab GB) een bedrag verschuldigd van € 24,9 miljoen. In of omstreeks december 2013 heeft Spyker N.V. over deze vordering afspraken gemaakt met de curatoren van Saab GB, inhoudend betaling van een geldsom van € 80.700,37 in termijnen en een aandelenconversie tegen volledige kwijting, waarbij de kwijting pas zou worden verleend als aan de overeenkomst was voldaan. Vast staat dat Spyker N.V. vóór het intreden van de surseance geen volledige uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst. Zo diende (een deel van) de afkoopsom nog te worden voldaan en had de aandelenconversie nog niet plaatsgevonden, terwijl de daarvoor gestelde termijnen reeds waren verlopen. Uit een mail van de curator van Saab GB van 29 december 2014 volgt dat de curatoren van Saab GB vanwege het niet nakomen van de eerdere overeenkomst hun volledige vordering op Spyker handhaven. De curatoren van Saab GB hebben de volledige schuld van Spyker aan Saab GB van € 24,9 miljoen ingediend bij de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft deze vordering erkend en voor het ingediende bedrag geplaatst op de lijst van schuldeisers.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit terecht. Uit de inhoud van de overeenkomst, waarvan een deel hiervoor is weergegeven, volgt immers dat Spyker N.V. pas gekweten zou zijn nadat zij het Settlement Agreement zou zijn nagekomen en daaraan had zij niet voldaan. De vordering van de curator van Saab GB waarvoor zij in de surseance kan opkomen bedraagt daarom ca. € 24,9 miljoen. Indien het akkoord niet wordt gehomologeerd, dan zal het Settlement Agreement niet, zoals nader is overeengekomen (zie daarvoor de weergegeven e-mailcorrespondentie), alsnog kunnen worden nagekomen en is nog steeds sprake van de oorspronkelijke vordering van € 24,9 miljoen waarop het Settlement Agreement zag. Geoordeeld moet worden dat de curator voor dat gehele bedrag in het faillissement van Spyker N.V. kan opkomen. De overeenkomst van het Settlement Agreement laat geen andere uitleg toe. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat het in de surseance (buiten het akkoord) niet is toegestaan om de verplichtingen uit het Settlement agreement alsnog na te komen door te betalen. Dat doorbreekt immers de gelijkheid van de crediteuren. Datzelfde geldt in faillissement. Omdat geen sprake is van de verwerving van een bate voor de boedel, maar het verminderen van een schuld, is het de curator niet toegestaan om de laatste betaling aan de curator van Saab GB te doen. Dit betekent dat voor de vergelijking van de uitkering aan de crediteuren bij uitvoering van het akkoord, de vordering van Saab GB geen rol speelt en in het faillissement die vordering voor € 24,9 miljoen meetelt.
Een vergelijkbare redenering geldt voor de schuldeisers die in het kader van het akkoord hebben ingestemd met omzetting van hun vordering in aandelen: in geval van faillissement komen zij voor hun hele vordering op, maar hun vordering beïnvloedt de uitdeling bij het akkoord niet.
De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot het oordeel dat de crediteuren, met uitzondering van de crediteuren die met conversie van hun vordering hebben ingestemd (waarover hierna meer) en Saab GB, bij uitvoering van het akkoord een hogere uitkering tegemoet kunnen zien dan in het geval dat akkoord niet wordt uitgevoerd en Spyker in faillissement komt te verkeren. Naast de extra vorderingen waarvan in het faillissement sprake is, zal sprake zijn van extra faillissementskosten, die aanzienlijk kunnen oplopen. In het akkoord ontvangen de crediteuren € 12.000,00 plus 10% van hun daarboven uitgaande vordering. Met uitzondering van de kleine schuldeisers die geheel worden voldaan, is aannemelijk dat de concurrente crediteuren ingeval van faillissement pas een hogere uitkering ontvangen dan de uitkering op grond van het akkoord, indien de opbrengst van de boedel meer bedraagt dan ongeveer € 7,5 miljoen. Dat deze opbrengst zal worden gegenereerd acht de rechtbank onwaarschijnlijk.
Op grond van het voorgaande, in samenhang met de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat het akkoord de transparantie heeft die van een dergelijk akkoord mag worden verwacht.

nakoming van het akkoord/kosten van de surseance

Onder de bewindvoerder zijn voldoende gelden om, naast de kosten van de surseance, uitvoering te geven aan het akkoord. Daarnaast heeft de bewindvoerder van de financier van het akkoord de verklaring dat deze garant staat voor de kosten van de surseance (inclusief de bevoorrechte schuldeisers).
De bewindvoerder zal uit de voor het akkoord beschikbare penningen een bedrag overmaken op de derdenrekening van (het kantoor van) mr. Meulenberg voor het afwikkelen van de crediteuren met een (deels) door Spyker betwiste vordering. Volgens een door de bewindvoerder overgelegd overzicht hebben de crediteuren met een betwiste vordering op basis van het akkoord gezamenlijk recht op maximaal € 215.665,89. Een individuele crediteur heeft daarin geen hogere aanspraak dan hij op basis van het akkoord maximaal heeft te vorderen. In deze voorziening is geen rekening gehouden met eventuele (in rechte opgelegde) rente en kosten. Deze blijven buiten het akkoord.
Ter bespoediging van de afwikkeling van het akkoord zal de rechtbank op verzoek van
mr. Meulenberg in het dictum voorwaarden opnemen op welke wijze een crediteur aanspraak dient te maken op betaling van akkoordpenningen voor het betwiste deel van zijn vordering.
De conclusie is daarom dat de nakoming van het akkoord voldoende is gewaarborgd.

begunstiging en benadeling

Van de omstandigheden als bedoeld in deze bepaling is de rechtbank niet gebleken.
Dat vanwege de reeds vooraf bekende instemming met het akkoord van Saab GB de uitkomst van de stemming feitelijk al vast stond maakt niet dat het akkoord als misleidend of benadelend kan worden aangemerkt. Voor het toekennen van stemrecht voor een bedrag van
€ 61.000,00 of ongeveer € 109.000.00, zijnde de betaling in contanten en de waarde van de aandelenconversie die Saab GB uit het akkoord zal ontvangen, in plaats van € 24,9 miljoen, zoals ter zitting naar voren is gebracht door SIA LKD Lïzings, is geen grondslag. Dit is immers de prestatie die Saab GB op grond van de volmacht uit de akkoordpenningen zal ontvangen, waarna kwijting voor het restant zal worden verleend. Ook voor het “omrekenen” van uitkering naar stemrecht van € 500.000,00 of € 1.000.000,00 ziet de rechtbank geen grondslag. Dat de curatoren van Saab GB geen inzage hebben gegeven in hun motieven om in te stemmen met een lagere uitkering dan zij op basis van het akkoord zouden hebben ontvangen, doet aan het vorenstaande niet af. Die keuze is aan de curator van Saab GB, terwijl er geen omstandigheden zijn gebleken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van misleiding of bedrog.
Zulks geldt eveneens voor de schuldeisers die ermee hebben ingestemd om hun vordering om te zetten in aandelenkapitaal met een uitzonderlijk hoog risico. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die reden geven aan te nemen dat de crediteuren door de conversie van hun vordering in aandelen bevoordeeld worden en een gunstiger positie hebben verworven dan de andere crediteuren.
Weliswaar bestaat er een kans dat de converterende schuldeisers hun belegging in Spyker op enig moment zullen zien renderen, maar die kans moet, gezien de stilstand van de onderneming van Spyker N.V. en haar financiële situatie thans en na uitvoering van het akkoord, binnen een thans te overziene tijdspanne als zeer gering worden ingeschat. Hoewel zij daarvoor de tijd heeft gehad, heeft SIA LKD Lïzings niet verzocht of zijzelf haar vordering ook in aandelen kon omzetten.

Andere gronden

De rechtbank zijn geen andere gronden gebleken om de homologatie van het akkoord te weigeren.
Dat SIA LKD Lïzings een “naar gevoel” heeft gekregen omdat zij meer informatie had willen hebben dan zij gekregen heeft en omdat zij niet goed begrijpt waarom de curator van Saab GB genoegen neemt met de nakoming van het Settlement Agreement en sommige crediteuren hun vordering omzetten in aandelen, is invoelbaar. Een grond om de homologatie te weigeren levert dat echter niet op. Hiervoor is al uitvoerig op de daarbij af te wegen feiten en omstandigheden ingegaan. Saab GB en de converterende schuldeisers zijn niet gehouden om inzicht te geven in hun beweegredenen. Er moet vanuit worden gegaan dat het gaat om professionele partijen, die net als de financier van het akkoord, bereid zijn om risico te nemen om de vooralsnog ogenschijnlijk kleine kans te benutten dat er, na de uitvoering van het akkoord als er geen sprake meer is van de huidige financiële problemen, een investeerder wordt gevonden die de onderneming van Spyker weer wil opstarten.
Het moge duidelijk zijn dat de rechtbank het standpunt van SIA LKD Lïzings niet volgt dat de crediteuren mogelijk op het verkeerde been zijn gezet bij de stemming over het akkoord. De mededeling voor de stemming dat Saab GB met 24,9 miljoen de grootste schuldeiser is, is naar het oordeel van de rechtbank juist. Dat deze crediteur voor dat bedrag in een faillissement kan opkomen is eveneens juist. Dat het akkoord daarom gunstiger voor de overige crediteuren is dan de uitkering die in faillissement verwacht mocht worden is ook juist. Zie daarvoor het desbetreffende deel van deze beschikking.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank geen aanleiding ziet om de homologatie van het akkoord te weigeren.
De rechtbank zal bij aparte beslissing het salaris van de bewindvoerder en de door deze
gemaakte kosten vaststellen.

Beslissing

De rechtbank:
homologeert het akkoord;
bepaalt dat ten behoeve van de crediteuren met een (deels) betwiste vordering op de derdengeldrekening van het kantoor van mr. Meulenberg een voorziening zal worden gehouden van tenminste € 225.000,00, welke bedrag uit de akkoordpenningen door de bewindvoerder zal worden gestort;
bepaalt dat crediteuren met een (deels) betwiste vordering op straffe van verval van (het betwiste deel van) hun vordering binnen twee maanden na heden Spyker in rechte dienen aan te spreken op betaling uit de voorziening tot maximaal hetgeen hun toekomt op basis van het akkoord en dat uitbetaling tot dat maximum enkel plaats zal vinden op grond van een schikking of een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.T.M. Schoevaars en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2015.