ECLI:NL:RBMNE:2015:4106

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
UTR 15-455
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening naheffingsaanslag parkeerbelasting en rechtsgeldigheid van de opgelegde sanctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres ontving op 3 november 2014 een naheffingsaanslag van € 61,41, welke zij betwistte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag was opgelegd omdat eiseres op dat moment geen parkeerbelasting had voldaan, terwijl zij beweerde dat zij op tijd een parkeerkaartje had gekocht. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn standpunt dat eiseres pas na de naheffingsaanslag had betaald. De rechtbank concludeerde dat eiseres binnen een redelijke termijn van vijf minuten na het parkeren van haar auto had betaald, wat in overeenstemming is met de geldende regels omtrent het voldoen van parkeerbelasting. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar en herstelde het primaire besluit, waarbij het griffierecht aan eiseres werd vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden gewezen op de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 15/455
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder,
(gemachtigde: mr. Y.M.S.M. Oevering-Raemaekers).

Procesverloop

Bij beschikking van 3 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 61,41.
Bij uitspraak op bezwaar van 18 december 2014 (de bestreden uitspraak op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2015. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank – na een korte schorsing – op 21 mei 2015 uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 45,- aan haar te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 61,41 berekend over de parkeerduur van één uur (€ 3,41) en vermeerderd met € 58,- aan naheffingkosten. Deze naheffingsaanslag is opgelegd wegens het parkeren van een auto op een parkeerplaats aan het Minervaplein in Utrecht (betaald parkeergebied) op maandag 3 november 2014 om 14:26 uur, zonder dat de daarvoor verschuldigde parkeerbelasting was betaald.
3. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het primaire standpunt is dat eiseres pas nadat de aanslag was opgelegd, een parkeerkaartje is gaan kopen. Dit is te laat. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder erop gewezen dat het voertuig van eiseres om 14:22:52 uur door een scanauto is gescand. Op dat moment stond geen parkeerrecht geregistreerd. Vervolgens is er een elektronisch seintje gegeven aan een parkeercontroleur. Deze was om 14:22:58 uur ter plaatse. De parkeercontroleur heeft toen geconstateerd dat op dat moment geen parkeerbelasting was voldaan en op dat moment ook niemand een uitvoeringshandeling aan het verrichten was, aldus verweerder. In het verweerschrift staat dat de parkeercontroleur eiseres ter plaatse heeft gesproken en haar een bon heeft aangezegd. De naheffingsaanslag is vervolgens om 14:26 uur opgelegd. Pas nadat de aanslag was opgelegd, heeft eiseres bij een parkeerautomaat parkeerbelasting voldaan, aldus nog steeds verweerder.
Subsidiair stelt verweerder dat eiseres bij het kopen van een parkeerkaartje geen redelijke termijn in acht heeft genomen. Verweerder vindt vijf minuten te lang.
4. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft aangevoerd dat zij wel op tijd een parkeerkaartje heeft gekocht. Op zitting heeft eiseres toegelicht dat zij de auto ter hoogte van [adres] heeft geparkeerd, omdat haar moeder daar woont. Vanuit daar is ze meteen naar de parkeerautomaat op de Nicolaasweg (automaat 23132) gelopen. Toen ze bij die automaat aankwam, begon eiseres te twijfelen over het kenteken, omdat het de auto van haar man is. Toen is ze naar de auto teruggelopen om het kenteken te checken. Op dat moment zag ze een controleur bij de auto staan die in gesprek was met haar dochter en diens vriendin. Ze is toen niet naar de controleur toegelopen, maar snel weer terug naar de automaat om te betalen, aldus eiseres. Ze was inmiddels erg zenuwachtig geworden en daardoor ging het invoeren van de vereiste gegevens niet al te soepel. Toen ze terug was bij de auto, zat er een bon op de auto.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder feiten en omstandigheden moet stellen en, indien nodig, aannemelijk moet maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij gerechtigd was eiseres de naheffingsaanslag op te leggen.
6. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn primaire standpunt en overweegt daartoe als volgt.
Volgens verweerder heeft eiseres pas betaald nadat zij een naheffingsaanslag had gekregen. Vaststaat dat om 14:26 uur een naheffingsaanslag is opgelegd en dat eiseres om 14:27 uur betaald heeft. Gelet op de afstand tussen de plaats waar eiseres de auto heeft geparkeerd, de plek waar de door eiseres gebruikte parkeerautomaat is gesitueerd en mede gelet op de verschillende handelingen die verricht moeten worden om te betalen en de ingewikkeldheid van de parkeerautomaten in Utrecht, is het zo goed als ondenkbaar dat eiseres in een dergelijk kort tijdsbestek een parkeerkaartje heeft kunnen kopen. Daar komt bij dat die minuut volgens verweerder ook is gebruikt voor contact tussen de parkeercontroleur en eiseres, hetgeen ertoe leidt dat eiseres nog minder tijd heeft gehad om te betalen.
Bovendien is het de rechtbank ambtshalve bekend dat de parkeerautomaat op de Nicolaasweg niet zonder meer zichtbaar is vanaf de plaats waar eiseres heeft geparkeerd, zodat de stelling van verweerder dat de parkeercontroleur niet heeft vastgesteld dat eiseres aan het betalen was, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te volgen is.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat eiseres niet pas heeft betaald nadat zij een naheffingsaanslag had gekregen, zoals verweerder stelt. De overige verweren van eiseres op dit punt hoeven niet te worden besproken.
7. Bovenstaand oordeel brengt de rechtbank tot de beoordeling van verweerders subsidiaire stelling. Parkeerbelasting is verschuldigd bij aanvang van het parkeren. Dat houdt in dat na het stilzetten van een voertuig op een (gefiscaliseerde) parkeerplaats direct een aanvang moet worden genomen met het voldoen van parkeerbelasting. Aan een parkeerder moet hierbij een redelijke tijd worden gegeven om een kaartje te kunnen kopen. De rechtbank is van oordeel dat een periode van ongeveer vijf minuten tussen het parkeren van een auto en het betalen, gelet op alle betalingshandelingen die verricht moeten worden, in het algemeen niet als onredelijk lang gezien kan worden.
Daar komt in dit geval bij dat eiseres een afdoende verklaring heeft gegeven waarom het bij haar ongeveer vijf minuten heeft geduurd voordat ze de parkeerbelasting had voldaan.
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit van 3 november 2014 wordt herroepen.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Heinemann, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.