ECLI:NL:RBMNE:2015:4090

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
C/16/393400 / HA RK 15-125
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek door [naam] B.V. tegen mr. J.J.M. de Laat

Op 9 juni 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een wrakingszaak op verzoek van [naam] B.V., gevestigd te Bussum. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. J.J.M. de Laat, de rechter die de zaak 3950548 AC EXPL 14-5228 behandelde. Verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat er geen reactie was gekomen op zijn verzoek om een pleidooi te houden en op zijn vraag naar de naam van de behandelend rechter. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat verzoeker geen reactie had ontvangen op zijn verzoeken, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Aangezien verzoeker niet voldoende gronden had aangedragen om zijn vrees voor partijdigheid te onderbouwen, verklaarde de rechtbank het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond. De beschikking werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Wrakingskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/393400 / HA RK 15-125
beschikking van 9 juni 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken op verzoek tot wraking door:
[naam] B.V.,
gevestigd te Bussum,
verder te noemen verzoeker.

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het wrakingsverzoek in de zaak 3950548 AC EXPL 14-5228 van 19 mei 2015;
  • de brief van de wrakingskamer aan verzoeker van 22 mei 2015;
  • de brief van verzoeker van 29 mei 2015.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Bij brief van 19 mei 2015 bericht verzoeker dat hij de rechter wraakt die de zaak behandelde en de rechter die uitspraak gaat doen in de zaak 3590548 AC EXPL 14-5228. Verzoeker voert ter onderbouwing van zijn verzoek aan dat de gemachtigde heeft gevraagd om gelegenheid te bieden voor het houden van pleidooi en dat op dit verzoek geen reactie is gekomen. Voorts heeft verzoeker de naam van de rechter die de zaak behandelt en die uitspraak doet gevraagd, maar ook hier is geen reactie op gekomen. Volgens verzoeker heeft (hebben) de rechter(s) de schijn tegen niet onpartijdig en onbevooroordeeld te zijn.
2.2.
Bij brief van 22 mei 2015 heeft de wrakingskamer verzoeker bericht dat uit navraag bij de afdeling civiel recht is gebleken dat het verzoek om gelegenheid te bieden voor het houden van pleidooi is ontvangen. Hierop is echter nog geen beslissing genomen. Er zal nog een beslissing worden genomen. Voorts is verzoeker bij voormelde brief bericht dat de behandelend rechter mr. J.J.M. de Laat is. Verzoeker is gevraagd of de brief van
22 mei 2015 aanleiding geeft om het verzoek tot wraking te handhaven. Indien het verzoek wordt gehandhaafd is verzoeker met verwijzing naar artikel 4.1 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Midden-Nederland gevraagd om zijn verzoek tot wraking aan te vullen met de gronden.
2.3.
Bij brief van 29 mei 2015 geeft verzoeker te kennen dat hij zijn verzoek tot wraking handhaaft. Voor de gronden verwijst hij naar zijn brief van 19 mei 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.). Daarin is bepaald dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 EVRM, in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten of omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
In artikel 39 lid 2 Rv. is bepaald dat de verzoeker en de rechter van wie de wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is beoogd verzoekers de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hen aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan zij menen dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek.
3.4.
In het onderhavige geval ziet de rechtbank aanleiding om - in afwijking van het in artikel 39 lid 2 Rv. neergelegde uitgangspunt - uitspraak te doen over het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
3.5.
In een wrakingsverzoek dient te worden gemotiveerd waarom er volgens verzoeker sprake is van de uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld onder 3.2. De rechtbank verwijst hierbij naar het bepaalde in artikel 37 lid 2 Rv. en artikel 4.1 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank.
3.6.
Verzoeker voert ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek aan dat er geen reactie is ingekomen op zijn vraag om gelegenheid te bieden voor het houden van pleidooi en de naam van de rechter door te geven. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat verzoeker geen reactie heeft ontvangen op zijn verzoeken geen feit is waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Dit geldt ook voor de tweede reden die verzoeker aanvoert, namelijk dat hem de naam van de behandelend rechter niet is doorgegeven. Bovendien is verzoeker bij brief van 22 mei 2015 bericht dat zijn verzoek voor het houden van pleidooi is ontvangen, dat daarop een beslissing zal worden genomen en dat mr. J.J.M. de Laat de behandelend rechter is. Hierbij is verzoeker in de gelegenheid gesteld om de gronden van zijn verzoek aan te vullen. In reactie hierop verwijst verzoeker naar zijn brief van 19 mei 2015.
3.7.
In artikel 4 lid twee onder a van het Wrakingsprotocol van de Hoge Raad is bepaald dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting meteen kan afwijzen, indien dat verzoek kennelijk ongegrond is. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat een dergelijke situatie zich hier voordoet.
3.8.
De rechtbank zal het verzoek tot wraking (kennelijk) ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking (kennelijk) ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en mr. J.J.M. de Laat alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 3950548 AC EXPL 14-5228 dient te worden voorgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. drs. R. in ’t Veld en mr. A. van Holten, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2015.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.